Inwerkingtreding : 03-05-2010
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. Artikel 1675/4, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt aangevuld met de volgende zin :
" De als bijlage toegevoegde stukken bij het verzoekschrift worden in tweevoud neergelegd of toegestuurd. "
Art. 3. In artikel 1675/6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt :
" § 4. De griffie brengt de beschikking bij gewone brief ter kennis aan de griffies van de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt. "
Art. 4. In artikel 1675/8, derde lid, van hetzelfde Wetboek, toegevoegd bij de wet van 13 december 2005, wordt het woord " gerechtsbrief " vervangen door de woorden " gewone brief ".
Art. 5. In artikel 1675/9, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord " drie " vervangen door het woord " vijf ";
2° in het eerste lid worden de woorden " bij gerechtsbrief " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 1675/16 ".
Art. 6. In artikel 1675/11, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, worden de woorden " bij gerechtsbrief " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 1675/16, § 1 ".
Art. 7. In artikel 1675/14, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en gewijzigd bij de wet van 13 december 2005, wordt het vierde lid aangevuld met de woorden " , op de wijze bepaald in artikel 1675/16, § 1 ".
Art. 8. In artikel 1675/15, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en gewijzigd bij de wet van 13 december 2005, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden " , op de wijze bepaald in artikel 1675/16, § 1 ".
Art. 9. Artikel 1675/16 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt vervangen als volgt :
" Art. 1675/16. § 1. Alle oproepingen in het raam van de procedure van de collectieve schuldenregeling worden door de griffier bij gewone brief ter kennis gebracht.
§ 2. De volgende uitspraken worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht :
1° de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6;
2° alle uitspraken die de collectieve schuldenregeling beëindigen of herroepen;
3° de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/15;
4° de uitspraken inzake het derdenverzet tegen de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6.
§ 3. Alle overige uitspraken worden door de griffier bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht.
§ 4. De uitspraken zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.
Behalve wat de in artikel 1675/6 bedoelde beschikking van toelaatbaarheid betreft en zonder dat, in deze veronderstelling, artikel 1122, tweede lid, 3°, kan worden ingeroepen, zijn die uitspraken niet vatbaar voor derdenverzet.
De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet.
De kennisgeving van de uitspraken geldt als betekening. "
Art. 10. In artikel 1675/16bis, § 4, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 december 2005, worden de woorden " bij gerechtsbrief " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 1675/16, § 1 ".
Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. Artikel 1675/4, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt aangevuld met de volgende zin :
" De als bijlage toegevoegde stukken bij het verzoekschrift worden in tweevoud neergelegd of toegestuurd. "
Art. 3. In artikel 1675/6 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt paragraaf 4 vervangen als volgt :
" § 4. De griffie brengt de beschikking bij gewone brief ter kennis aan de griffies van de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt. "
Art. 4. In artikel 1675/8, derde lid, van hetzelfde Wetboek, toegevoegd bij de wet van 13 december 2005, wordt het woord " gerechtsbrief " vervangen door de woorden " gewone brief ".
Art. 5. In artikel 1675/9, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° in het eerste lid wordt het woord " drie " vervangen door het woord " vijf ";
2° in het eerste lid worden de woorden " bij gerechtsbrief " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 1675/16 ".
Art. 6. In artikel 1675/11, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, worden de woorden " bij gerechtsbrief " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 1675/16, § 1 ".
Art. 7. In artikel 1675/14, § 2, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en gewijzigd bij de wet van 13 december 2005, wordt het vierde lid aangevuld met de woorden " , op de wijze bepaald in artikel 1675/16, § 1 ".
Art. 8. In artikel 1675/15, § 1, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998 en gewijzigd bij de wet van 13 december 2005, wordt het tweede lid aangevuld met de woorden " , op de wijze bepaald in artikel 1675/16, § 1 ".
Art. 9. Artikel 1675/16 van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 5 juli 1998, wordt vervangen als volgt :
" Art. 1675/16. § 1. Alle oproepingen in het raam van de procedure van de collectieve schuldenregeling worden door de griffier bij gewone brief ter kennis gebracht.
§ 2. De volgende uitspraken worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht :
1° de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6;
2° alle uitspraken die de collectieve schuldenregeling beëindigen of herroepen;
3° de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/15;
4° de uitspraken inzake het derdenverzet tegen de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6.
§ 3. Alle overige uitspraken worden door de griffier bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht.
§ 4. De uitspraken zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.
Behalve wat de in artikel 1675/6 bedoelde beschikking van toelaatbaarheid betreft en zonder dat, in deze veronderstelling, artikel 1122, tweede lid, 3°, kan worden ingeroepen, zijn die uitspraken niet vatbaar voor derdenverzet.
De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet.
De kennisgeving van de uitspraken geldt als betekening. "
Art. 10. In artikel 1675/16bis, § 4, derde lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 december 2005, worden de woorden " bij gerechtsbrief " vervangen door de woorden " overeenkomstig artikel 1675/16, § 1 ".
Actuele regeling:
TITEL IV. Collectieve schuldenregeling. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, 024; Inwerkingtreding : 01-01-1999>
HOOFDSTUK I. - Procedure van collectieve schuldenregeling. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Afdeling 1. - Algemene bepalingen. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 1675/2.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> Elke natuurlijke persoon (...), die geen koopman is in de zin van artikel 1 van het Wetboek van Koophandel kan, indien hij niet in staat is om, op duurzame wijze, zijn opeisbare of nog te vervallen schulden te betalen en voor zover hij niet kennelijk zijn onvermogen heeft bewerkstelligd, bij de rechter een verzoek tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen. <L 2004-07-16/31, art. 136, 046; Inwerkingtreding : 01-10-2004>
Indien de in het eerste lid bedoelde persoon vroeger koopman is geweest, kan hij dat verzoek slechts indienen ten minste zes maanden na het stopzetten van zijn handel of, zo hij failliet werd verklaard, na de sluiting van het faillissement.
De persoon waarvan de minnelijke of gerechtelijke [1 aanzuiveringsprocedure]1 werd herroepen bij toepassing van artikel 1675/15, § 1, [1 ...]1 kan gedurende een periode van vijf jaar te rekenen vanaf de datum van het vonnis van herroeping geen verzoekschrift tot het verkrijgen van een collectieve schuldenregeling indienen.
(NOTA : over de begrippen "handelaar" of "koopman" zie ook het artikel 254 van de wet van 15-04-2018 houdende hervorming van het ondernemingsrecht, 2018-04-15/14)
----------
(1)<W 2013-01-14/16, art. 78, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/3. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> Bij wege van een collectieve schuldenregeling stelt de schuldenaar, onder toezicht van de rechter, aan zijn schuldeisers voor een minnelijke aanzuiveringsregeling te treffen.
Indien over deze minnelijke aanzuiveringsregeling geen akkoord wordt bereikt, kan de rechter een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen.
De aanzuiveringsregeling strekt ertoe de financiële toestand van de schuldenaar te herstellen, met name hem in staat te stellen in de mate van het mogelijke zijn schulden te betalen en tegelijkertijd te waarborgen dat hij zelf en zijn gezin een menswaardig leven kunnen leiden.
Afdeling 2. - Inleiding van de procedure. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 1675/4.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij verzoekschrift en behandeld overeenkomstig de artikelen 1027 tot 1034. [1 De als bijlage toegevoegde stukken bij het verzoekschrift worden in tweevoud neergelegd of toegestuurd.]1
§ 2. Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen :
1° de dag, de maand, en het jaar;
2° de naam, de voornamen, de geboortedatum [3 ...]3 en de woonplaats van de verzoeker en in voorkomend geval [2 zijn rijksregisternummer en]2 de naam, de voornamen, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;
3° het onderwerp en in het kort de gronden van de vordering;
4° de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen;
5° de identiteit van de eventueel voorgestelde schuldbemiddelaar;
6° naam, voornamen [4 ...]4, woonplaats en geboortedatum van de echtgenoot van de verzoeker of de met de verzoeker samenwonende(n), desgevallend hun huwelijksvermogensstelsel evenals de samenstelling van het gezin;
7° een gedetailleerde staat en raming van de baten en de lasten van het vermogen van de verzoeker, van het gemeenschappelijk vermogen indien hij gehuwd is onder een stelsel van gemeenschap van goederen en van het vermogen van de echtgenoot of de met de verzoeker samenwonende(n);
8° een gedetailleerde staat en raming van de, binnen de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van het verzoekschrift, vervreemde goederen die deel uitmaakten van de vermogens bedoeld in 7°;
9° de naam, de voornamen en de woonplaats of, wanneer het een rechtspersoon betreft, de benaming en de zetel van de schuldeisers van de verzoeker en in voorkomend geval van de schuldenaars van de verzoeker en van de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld :
10° in voorkomend geval de geheel of gedeeltelijk betwiste schulden en de gronden van betwisting;
11° de procedures tot het verkrijgen van uitstel van betaling, bedoeld in artikel 1334, en die tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten, bedoeld in artikel 1337bis en in artikel 59, § 1, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, waarin de verzoeker betrokken is :
12° de redenen van de onmogelijkheid om zijn schulden terug te betalen;
13° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
§ 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, vraagt de rechter binnen acht dagen de verzoeker om zijn verzoekschrift aan te vullen.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 2, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2018-10-14/18, art. 27, 110; Inwerkingtreding : 01-02-2019>
(3)<W 2018-12-21/09, art. 130, 113; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(4)<W 2018-12-21/09, art. 131, 113; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 1675/4 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. [5 De vordering tot collectieve schuldenregeling wordt ingeleid bij verzoekschrift bij de rechter.
Het verzoekschrift wordt neergelegd ter griffie en behandeld overeenkomstig de bepalingen in deze titel.
De als bijlage toegevoegde stukken bij het verzoekschrift worden genummerd ter griffie neergelegd.]5
§ 2. Het verzoekschrift bevat de volgende vermeldingen :
1° de dag, de maand, en het jaar;
2° de naam, de voornamen, de geboortedatum [6 , het rijksregisternummer]6 en de woonplaats van de verzoeker en in voorkomend geval [2 zijn rijksregisternummer en]2 de naam, de voornamen, de woonplaats [6 , het rijksregisternummer]6 en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;
[5 2bis° in voorkomend geval het akkoord van de verzoeker voor het gebruik van het register bedoeld in artikel 1675/20 en de elektronische keuze van woonplaats;]5
3° het onderwerp en in het kort de gronden van de vordering;
4° de aanwijzing van de rechter die ervan kennis moet nemen;
5° de identiteit van de eventueel voorgestelde schuldbemiddelaar;
6° naam, voornamen [4 ...]4, woonplaats en geboortedatum [6 , alsook rijksregisternummer]6 van de echtgenoot van de verzoeker of de met de verzoeker samenwonende(n), desgevallend hun huwelijksvermogensstelsel evenals de samenstelling van het gezin;
7° een gedetailleerde staat en raming van de baten en de lasten van het vermogen van de verzoeker, van het gemeenschappelijk vermogen indien hij gehuwd is onder een stelsel van gemeenschap van goederen en van het vermogen van de echtgenoot of de met de verzoeker samenwonende(n);
8° een gedetailleerde staat en raming van de, binnen de zes maanden voorafgaand aan de inleiding van het verzoekschrift, vervreemde goederen die deel uitmaakten van de vermogens bedoeld in 7°;
9° de naam, de voornamen en de woonplaats of, wanneer het een rechtspersoon betreft, de benaming [6 , het inschrijvingsnummer bij de Kruispuntbank van Ondernemingen]6 en de zetel van de schuldeisers van de verzoeker en in voorkomend geval van de schuldenaars van de verzoeker en van de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld :
10° in voorkomend geval de geheel of gedeeltelijk betwiste schulden en de gronden van betwisting;
11° de procedures tot het verkrijgen van uitstel van betaling, bedoeld in artikel 1334, en die tot het verkrijgen van betalingsfaciliteiten, bedoeld in artikel 1337bis en in artikel 59, § 1, tweede lid, van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet, waarin de verzoeker betrokken is :
12° de redenen van de onmogelijkheid om zijn schulden terug te betalen;
13° de handtekening van de verzoeker of van zijn advocaat.
[5 14° in voorkomend geval, de beslissing van het bureau voor juridische bijstand bedoeld in artikel 667;]5
[5 15° de inventaris van de genummerde als bijlage toegevoegde stukken.]5
§ 3. Als de vermeldingen onvolledig zijn, [5 deelt de rechter aan de verzoeker mee dat hij binnen de acht dagen zijn verzoekschrift dient aan te vullen volgens de nadere regels bedoeld in paragraaf 1]5.
[5 § 4. De Koning kan de vorm bepalen waarin het verzoekschrift bedoeld in dit artikel wordt opgesteld.]5
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 2, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2018-10-14/18, art. 27, 110; Inwerkingtreding : 01-02-2019>
(3)<W 2018-12-21/09, art. 130, 113; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(4)<W 2018-12-21/09, art. 131, 113; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(5)<W 2019-05-05/19, art. 33, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
(6)<W 2019-05-05/19, art. 34, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/5. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> De procedures bedoeld in artikel 1675/4, § 2, 11°, zijn geschorst, zolang geen uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid van de vordering tot het bekomen van een collectieve schuldenregeling.
De beschikking van toelaatbaarheid houdt van rechtswege de schrapping in van de ingediende vorderingen op grond van de procedures bedoeld in het eerste lid.
Art. 1675/5 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> De procedures bedoeld in artikel 1675/4, § 2, 11°, zijn geschorst, zolang geen uitspraak is gedaan over de toelaatbaarheid van de vordering tot het bekomen van een collectieve schuldenregeling.
[1 ...]1
----------
(1)<W 2019-05-05/19, art. 35, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/6.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Onverminderd artikel 1028, tweede lid, doet de rechter uitspraak over de toelaatbaarheid van de vordering binnen acht dagen na indiening van het verzoekschrift. Als de rechter aan de verzoeker vraagt zijn verzoekschrift aan te vullen overeenkomstig artikel 1675/4, § 3, volgt de beschikking over de toelaatbaarheid uiterlijk acht dagen na neerlegging van het vervolledigde verzoekschrift ter griffie.
§ 2 Als de rechter het verzoek toelaatbaar acht, stelt hij in zijn beschikking, met diens akkoord, een schuldbemiddelaar aan en, in voorkomend geval, een gerechtsdeurwaarder en/of een notaris.
§ 3. In zijn beschikking doet de rechter ambtshalve uitspraak over de eventuele toekenning van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand.
§ 4. [1 De griffie brengt de beschikking bij gewone brief ter kennis aan de griffies van de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt.]1
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
Art. 1675/6 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. [2 De rechter onderzoekt de vordering. Hij kan te dien einde de verzoeker in raadkamer oproepen.
Binnen de acht dagen na de neerlegging van het verzoekschrift, na de zitting in raadkamer, of na neerlegging van het vervolledigde verzoekschrift overeenkomstig artikel 1675/4, § 3, doet de rechter uitspraak over de toelaatbaarheid van de vordering.]2
§ 2 Als de rechter het verzoek toelaatbaar acht, stelt hij in zijn beschikking, met diens akkoord, een schuldbemiddelaar aan en, in voorkomend geval, een gerechtsdeurwaarder en/of een notaris.
§ 3. In zijn beschikking doet de rechter ambtshalve uitspraak over de eventuele toekenning van volledige of gedeeltelijke rechtsbijstand.
§ 4. [1 [2 De griffie voert de beschikking van toelaatbaarheid in het register bedoeld in artikel 1675/20 in, en deelt deze beschikking mee aan de griffies de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt.]2]1
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 3, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2019-05-05/19, art. 36, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/7.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Onverminderd de toepassing van § 3, doet de beschikking van toelaatbaarheid een toestand van samenloop ontstaan tussen de schuldeisers en heeft de opschorting van de loop van de interesten en de onbeschikbaarheid van het vermogen van de verzoeker tot gevolg.
Tot de boedel behoren alle goederen van de verzoeker op het ogenblik van de beschikking, alsmede de goederen die hij tijdens de uitvoering van de collectieve aanzuiveringsregeling verkrijgt.
(De gevolgen van de overdrachten van schuldvordering worden geschorst tot het einde, de verwerping of de herroeping van de aanzuiveringsregeling. Op dezelfde wijze, behalve in geval van tegeldemaking van het vermogen, worden de gevolgen van de zakelijke zekerheden en van de voorrechten geschorst tot het einde, de verwerping of de herroeping van de aanzuiveringsregeling.) <W 2005-12-13/35, art. 7, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 2. [2 Alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot de betaling van een geldsom worden geschorst. Hetzelfde geldt voor de beslagen die vóór de beschikking van toelaatbaarheid gelegd werden. Deze laatste behouden evenwel hun bewarend karakter.
Echter, indien de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende goederen reeds vóór de beschikking van toelaatbaarheid was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt deze verkoop voor rekening van de boedel. Indien het belang van de boedel zulks vereist, kan de arbeidsrechtbank, op verzoek van de schuldenaar of de schuldbemiddelaar die handelt in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling, uitstel of afstel van de verkoop toestaan.
Indien voorafgaand aan deze beschikking van toelaatbaarheid, de beschikking gewezen overeenkomstig de artikelen 1580, 1580bis en 1580ter, niet langer vatbaar is voor het verzet bedoeld in de artikelen 1033 en 1034, kunnen de verkoopverrichtingen na uitvoerend onroerend beslag eveneens voor rekening van de boedel worden voortgezet. Indien het belang van de boedel zulks vereist, kan de arbeidsrechtbank, op verzoek van de schuldenaar of de schuldbemiddelaar die handelt in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling en na oproeping van de ingeschreven hypothecaire, bevoorrechte schuldeisers en de beslagleggende schuldeiser, ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief, uitstel of afstel van de verkoop toestaan. De schuldenaar of de schuldbemiddelaar dient de notaris belast met de verkoop van het goed schriftelijk te informeren van zijn verzoek tot uitstel of afstel. Dit verzoek tot uitstel of afstel van de verkoop is niet langer ontvankelijk na aanmaning aan de schuldenaar die plaatsvindt overeenkomstig artikel 1582.
In geval van beslag gevoerd tegen meerdere schuldenaars waarvan slechts één tot de collectieve schuldenregeling werd toegelaten, wordt de gedwongen verkoop van de roerende of onroerende goederen voortgezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag. Na betaling van de hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, stort de notaris desgevallend het saldo van het gedeelte van de verkoopprijs dat aan de schuldenaar toekomt, aan de schuldbemiddelaar. Deze storting is bevrijdend net zoals de storting gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641.
Ten aanzien van personen die zich persoonlijk zekerheid hebben gesteld voor een schuld van de schuldenaar, worden de middelen van tenuitvoerlegging geschorst tot de homologatie van de minnelijke aanzuiveringsregeling, tot de neerlegging van het in artikel 1675/11, § 1, bedoelde proces-verbaal of tot de verwerping van de aanzuiveringsregeling. Ten aanzien van personen die de in artikel 1675/16bis, § 2, bedoelde verklaring hebben neergelegd, worden de uitvoeringsmaatregelen geschorst tot de rechter uitspraak heeft gedaan over de bevrijding.]2
§ 3. De beschikking van toelaatbaarheid houdt voor de verzoeker het verbod in om, behoudens toestemming van de rechter :
- enige daad te stellen die een normaal vermogensbeheer te buiten gaat;
- enige daad te stellen die een schuldeiser zou bevoordelen, behoudens de betaling van een onderhoudsschuld voor zover deze geen achterstallen betreft;
- zijn onvermogen te vergroten.
§ 4. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid lopen verder, onder voorbehoud van de bepalingen van de aanzuiveringsregeling, tot de verwerping, het einde of de herroeping van de aanzuiveringsregeling.
§ 5. Onverminderd de toepassing van artikel 1675/15 is iedere daad gesteld door de schuldenaar in weerwil van de gevolgen verbonden aan de beschikking van toelaatbaarheid niet tegenwerpbaar aan de schuldeisers.
§ 6. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid vangen aan de eerste dag die volgt op het opmaken van het bericht van collectieve schuldenregeling bedoeld in artikel 1390quinquies.
(NOTA : op een datum vastgesteld door de Koning zal § 6 zo zijn :
§ 6. (De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid vangen aan de eerste dag die volgt op de ontvangst in het bestand van berichten van het bericht van collectieve schuldenregeling als bedoeld in artikel 1390quater.) <W 2000-05-29/36, art. 24, 035; Inwerkingtreding : 29-01-2011>)
----------
(1)<W 2017-08-11/14, art. 50, 102; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 3, 103; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. 1675/7 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Onverminderd de toepassing van § 3, doet de beschikking van toelaatbaarheid een toestand van samenloop ontstaan tussen de schuldeisers en heeft de opschorting van de loop van de interesten en de onbeschikbaarheid van het vermogen van de verzoeker tot gevolg.
Tot de boedel behoren alle goederen van de verzoeker op het ogenblik van de beschikking, alsmede de goederen die hij tijdens de uitvoering van de collectieve aanzuiveringsregeling verkrijgt.
(De gevolgen van de overdrachten van schuldvordering worden geschorst tot het einde, de verwerping of de herroeping van de aanzuiveringsregeling. Op dezelfde wijze, behalve in geval van tegeldemaking van het vermogen, worden de gevolgen van de zakelijke zekerheden en van de voorrechten geschorst tot het einde, de verwerping of de herroeping van de aanzuiveringsregeling.) <W 2005-12-13/35, art. 7, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 2. [2 Alle middelen van tenuitvoerlegging die strekken tot de betaling van een geldsom worden geschorst. Hetzelfde geldt voor de beslagen die vóór de beschikking van toelaatbaarheid gelegd werden. Deze laatste behouden evenwel hun bewarend karakter.
Echter, indien de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende goederen reeds vóór de beschikking van toelaatbaarheid was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt deze verkoop voor rekening van de boedel. Indien het belang van de boedel zulks vereist, kan de arbeidsrechtbank, op verzoek van de schuldenaar of de schuldbemiddelaar die handelt in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling, uitstel of afstel van de verkoop toestaan.
Indien voorafgaand aan deze beschikking van toelaatbaarheid, de beschikking gewezen overeenkomstig de artikelen 1580, 1580bis en 1580ter, niet langer vatbaar is voor het verzet bedoeld in de artikelen 1033 en 1034, kunnen de verkoopverrichtingen na uitvoerend onroerend beslag eveneens voor rekening van de boedel worden voortgezet. Indien het belang van de boedel zulks vereist, kan de arbeidsrechtbank, op verzoek van de schuldenaar of de schuldbemiddelaar die handelt in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling en na oproeping van de ingeschreven hypothecaire, bevoorrechte schuldeisers en de beslagleggende schuldeiser, ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief, uitstel of afstel van de verkoop toestaan. De schuldenaar of de schuldbemiddelaar dient de notaris belast met de verkoop van het goed schriftelijk te informeren van zijn verzoek tot uitstel of afstel. Dit verzoek tot uitstel of afstel van de verkoop is niet langer ontvankelijk na aanmaning aan de schuldenaar die plaatsvindt overeenkomstig artikel 1582.
In geval van beslag gevoerd tegen meerdere schuldenaars waarvan slechts één tot de collectieve schuldenregeling werd toegelaten, wordt de gedwongen verkoop van de roerende of onroerende goederen voortgezet overeenkomstig de regels van het roerend of onroerend beslag. Na betaling van de hypothecaire en bijzonder bevoorrechte schuldeisers, stort de notaris desgevallend het saldo van het gedeelte van de verkoopprijs dat aan de schuldenaar toekomt, aan de schuldbemiddelaar. Deze storting is bevrijdend net zoals de storting gedaan door de koper overeenkomstig artikel 1641.
Ten aanzien van personen die zich persoonlijk zekerheid hebben gesteld voor een schuld van de schuldenaar, worden de middelen van tenuitvoerlegging geschorst tot de homologatie van de minnelijke aanzuiveringsregeling, tot de neerlegging van het in artikel 1675/11, § 1, bedoelde proces-verbaal of tot de verwerping van de aanzuiveringsregeling. Ten aanzien van personen die de in artikel 1675/16bis, § 2, bedoelde verklaring hebben neergelegd, worden de uitvoeringsmaatregelen geschorst tot de rechter uitspraak heeft gedaan over de bevrijding.]2
[3 § 2bis. De beschikking van toelaatbaarheid brengt van rechtswege de schrapping van de vorderingen ingediend op basis van de procedure bedoeld in artikel 1675/5.]3
§ 3. De beschikking van toelaatbaarheid houdt voor de verzoeker het verbod in om, behoudens toestemming van de rechter :
- enige daad te stellen die een normaal vermogensbeheer te buiten gaat;
- enige daad te stellen die een schuldeiser zou bevoordelen, behoudens de betaling van een onderhoudsschuld voor zover deze geen achterstallen betreft;
- zijn onvermogen te vergroten.
§ 4. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid lopen verder, onder voorbehoud van de bepalingen van de aanzuiveringsregeling, tot de verwerping, het einde of de herroeping van de aanzuiveringsregeling.
§ 5. Onverminderd de toepassing van artikel 1675/15 is iedere daad gesteld door de schuldenaar in weerwil van de gevolgen verbonden aan de beschikking van toelaatbaarheid niet tegenwerpbaar aan de schuldeisers.
§ 6. De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid vangen aan de eerste dag die volgt op het opmaken van het bericht van collectieve schuldenregeling bedoeld in [3 1390quater]3.
(NOTA : op een datum vastgesteld door de Koning zal § 6 zo zijn :
§ 6. (De gevolgen van de beschikking van toelaatbaarheid vangen aan de eerste dag die volgt op de ontvangst in het bestand van berichten van het bericht van collectieve schuldenregeling als bedoeld in artikel 1390quater.) <W 2000-05-29/36, art. 24, 035; Inwerkingtreding : 29-01-2011>)
----------
(1)<W 2017-08-11/14, art. 50, 102; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 3, 103; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 37, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/8.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> [2 De schuldenaar en de derden bezorgen de schuldbemiddelaar die is belast met een procedure van minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, op diens verzoek, alle noodzakelijke inlichtingen over door de schuldenaar uitgevoerde verrichtingen en over de samenstelling en de vindplaats van diens vermogen. De schuldenaar of de derde kan zich, door middel van een eenvoudige schriftelijke verklaring die wordt neergelegd ter of verzonden aan de griffie, verzetten tegen het verzoek bij de rechter bij wie de rechtspleging voor de collectieve schuldenregeling aanhangig is.]2
(Ingeval de schuldbemiddelaar het nodig acht aanvullende inlichtingen over de vermogenstoestand van de verzoeker in te winnen, kan hij de rechter vragen dat de derden die aan het beroepsgeheim of aan de discretieplicht zijn onderworpen, daarvan worden ontheven en dat hen wordt bevolen de gevraagde inlichtingen te verstrekken, onverminderd hun recht om aan de rechter hun opmerkingen schriftelijk of in de raadkamer voor te dragen.
Zo nodig, brengt de rechter, zodra hij het verzoek van de bemiddelaar ontvangt, de orde of het tuchtcollege waarvan de derde afhangt daarvan in kennis bij [1 gewone brief]1. Die instantie beschikt over dertig dagen om de rechter van advies te dienen over het verzoek van de bemiddelaar. Verstrekt ze geen advies, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn. Indien de rechter van het advies afwijkt, preciseert hij de redenen daarvoor in zijn beschikking.) <W 2005-12-13/35, art. 8, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
(NOTA : bij arrest nr 129/2006 van 28-07-2006 (B.St. 07-08-2006, p. 38702-38704), heeft het Arbitragehof, in zoverre het van toepassing is op advocaten, artikel 1675/8, tweede en derde lid, zoals vervangen bij artikel 8 van de wet van 13 december 2005 " houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldregeling, vernietigd)
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 4, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 79, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/8 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> [2 De schuldenaar en de derden [3 delen de schuldbemiddelaar die is belast met een procedure van minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, op diens verzoek, alle noodzakelijke inlichtingen over door de schuldenaar uitgevoerde verrichtingen en over de samenstelling en de vindplaats van diens vermogen mee]3. De schuldenaar of de derde kan zich, door middel van een eenvoudige schriftelijke verklaring die wordt neergelegd ter of [3 meegedeeld]3 aan de griffie, verzetten tegen het verzoek bij de rechter bij wie de rechtspleging voor de collectieve schuldenregeling aanhangig is.]2
(Ingeval de schuldbemiddelaar het nodig acht aanvullende inlichtingen over de vermogenstoestand van de verzoeker in te winnen, kan hij de rechter vragen dat de derden die aan het beroepsgeheim of aan de discretieplicht zijn onderworpen, daarvan worden ontheven en dat hen wordt bevolen de gevraagde inlichtingen te verstrekken, onverminderd hun recht om aan de rechter hun opmerkingen schriftelijk of in de raadkamer [3 mee te delen]3.
Zo nodig, [3 geeft de rechter, zodra hij het verzoek van de bemiddelaar ontvangt, daarvan kennis aan de orde of het tuchtcollege waarvan de derde afhangt]3 bij [1 gewone brief]1. Die instantie beschikt over dertig dagen om de rechter [3 een advies mee te delen]3 over het verzoek van de bemiddelaar. Verstrekt ze geen advies, dan wordt het advies geacht gunstig te zijn. Indien de rechter van het advies afwijkt, preciseert hij de redenen daarvoor in zijn beschikking.) <W 2005-12-13/35, art. 8, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
(NOTA : bij arrest nr 129/2006 van 28-07-2006 (B.St. 07-08-2006, p. 38702-38704), heeft het Arbitragehof, in zoverre het van toepassing is op advocaten, artikel 1675/8, tweede en derde lid, zoals vervangen bij artikel 8 van de wet van 13 december 2005 " houdende bepalingen betreffende de termijnen, het verzoekschrift op tegenspraak en de procedure van collectieve schuldregeling, vernietigd)
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 4, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 79, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 38, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/8bis TOEKOMSTIG RECHT.
[1 In geval van niet-toelaatbaarheid, geeft de griffier binnen de drie dagen kennis van de beschikking aan de verzoeker en aan zijn echtgenoot of wettelijk samenwonende, onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/16ter en, in voorkomend geval, aan zijn raadsman.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/19, art. 39, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/9.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Uiterlijk [1 vijf]1 dagen na de uitspraak van de beschikking van toelaatbaarheid moet de griffier deze [1 overeenkomstig artikel 1675/16]1 ter kennis brengen van :
1° (de verzoeker en zijn echtgenoot of de wettelijk samenwonende, onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7 en, in voorkomend geval, zijn raadsman;) <W 2005-12-13/35, art. 9, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
2° de schuldeisers en de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld onder toevoeging [3 ...]3 (...), van een formulier van aangifte van schuldvordering, van de tekst van § 2, van dit artikel en van de tekst van artikel 1675/7; <W 2000-05-29/36, art. 25, 035; Inwerkingtreding : 01-07-2001>
3° de schuldbemiddelaar onder toevoeging van een afschrift van het verzoekschrift en van de als bijlage toegevoegde stukken;
4° de betrokken schuldenaars onder toevoeging van een afschrift van de tekst van artikel 1675/7. Zij worden ervan op de hoogte gebracht dat iedere betaling, vanaf ontvangst van de beschikking, [2 op een door de schuldbemiddelaar daartoe geopende rekening moet worden gestort, waarop all betalingen aan verzoeker worden gestort. De schuldbemiddelaar stelt de verzoeker in staat doorlopend te worden geïnformeerd over de rekening, de verrichtingen erop en het saldo ervan]2.
(lid 2 opgeheven) <W 2005-12-13/35, art. 9, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 2. De aangifte van schuldvordering moet uiterlijk een maand na toezending van de beschikking van toelaatbaarheid bij de schuldbemiddelaar worden verricht, hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht, hetzij bij aangifte op zijn kantoor met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde.
Die aangifte omschrijft de aard van de schuldvordering alsmede de verantwoording ervan, het bedrag ervan in hoofdsom, interesten en kosten, de eventuele redenen van voorrang, alsook de procedures waartoe ze aanleiding kan geven.
(§ 3. Indien een schuldeiser niet binnen de in § 2, eerste lid bedoelde termijn, aangifte van schuldvordering doet, brengt de schuldbemiddelaar hem bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs ervan op de hoogte dat hij over een laatste termijn van vijftien dagen beschikt, te rekenen van ontvangst van deze brief, om alsnog die aangifte te doen. Indien de aangifte niet binnen die termijn gedaan wordt, wordt de betrokken schuldeiser geacht afstand te doen van zijn schuldvordering. In dat geval verliest de schuldeiser zijn recht om zich te verhalen op de schuldenaar en de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld. Hij herwint dit recht in geval van afwijzing of herroeping van de aanzuiveringsregeling.
De tekst van dit artikel wordt afgedrukt op de brief bedoeld in het eerste lid.) <W 2005-12-13/35, art. 9, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 4. [2 De schuldbemiddelaar stelt, uit de bedragen die hij met toepassing van § 1, 4°, ontvangt, een leefgeld ter beschikking van de verzoeker dat tenministe gelijk is aan het bedrag dat met toepassing van de artikelen 1409 et 1412 wordt beschermd. Met de uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de verzoeker mag dit leefgeld tijdelijk worden verminderd, maar moet het altijd hoger zijn, zowel in de minnelijke als in de gerechtelijke aanzuiveringsregeling, dan de in artikel 14 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie bedoelde bedragen, vermeerderd met de som van de in artikel 1410, § 2, 1°, bedoelde bedragen.]2
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 5, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2012-03-26/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(3)<W 2013-01-14/16, art. 80, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/9 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. [4 De griffier geeft kennis van de beschikking van toelaatbaarheid aan de schuldbemiddelaar.]4
[4 § 1bis. Binnen de acht dagen na de kennisgeving bedoeld in paragraaf 1 deelt de schuldbemiddelaar de beslissing mee aan :
1° de verzoeker en zijn echtgenoot of de wettelijk samenwonende, onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7 en, in voorkomend geval, aan zijn raadsman;
2° de schuldeisers en de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld onder toevoeging van de tekst van § 2, van dit artikel van de tekst van artikel 1675/7 en, in voorkomend geval, van een formulier van aangifte van schuldvordering;
3° de griffies van de rechtbanken waarbij de in artikel 1675/5 bedoelde procedures aanhangig zijn gemaakt;
4° de betrokken schuldenaars onder toevoeging van de tekst van artikel 1675/7. Zij worden ervan op de hoogte gebracht dat iedere betaling, vanaf ontvangst van de beschikking, op een door de schuldbemiddelaar daartoe geopende rekening moet worden gestort, waarop alle betalingen aan verzoeker worden gestort. De schuldbemiddelaar stelt de verzoeker in staat doorlopend te worden geïnformeerd over de rekening, de verrichtingen erop en het saldo ervan.
De mededeling bevat zowel de nadere regels van inschrijving in het register bedoeld in artikel 1675/20 als de tekst van artikel 1675/15bis, § 1.]4
§ 2. [4 De aangifte van schuldvordering moet uiterlijk een maand na kennisgeving van de beschikking van toelaatbaarheid aan de schuldbemiddelaar worden meegedeeld, hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbericht, hetzij bij aangifte op zijn kantoor met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde.]4
Die aangifte omschrijft de aard van de schuldvordering alsmede de verantwoording ervan, het bedrag ervan in hoofdsom, interesten en kosten, de eventuele redenen van voorrang, alsook de procedures waartoe ze aanleiding kan geven.
(§ 3. [4 Wanneer een schuldeiser geen aangifte van schuldvordering doet binnen de termijn bedoeld in paragraaf 2, eerste lid, deelt de schuldbemiddelaar hem mee dat hij over een laatste termijn van vijftien dagen beschikt, te rekenen vanaf ontvangst van deze mededeling, om alsnog aangifte te doen. Wanneer de aangifte niet wordt meegedeeld binnen deze termijn, wordt de betreffende schuldeiser geacht afstand te doen van zijn schuldvordering. In dat geval verliest de schuldeiser zijn recht om zich te verhalen op de schuldenaar en de personen die voor hem een persoonlijke zekerheid hebben gesteld. Hij herwint dit recht in geval van afwijzing of herroeping van de aanzuiveringsregeling.
De tekst van dit artikel en van de mededeling bedoeld in paragraaf 1bis wordt gevoegd bij de mededeling bedoeld in het eerste lid.]4) <W 2005-12-13/35, art. 9, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 4. [2 De schuldbemiddelaar stelt, uit de bedragen die hij met toepassing van § 1, 4°, ontvangt, een leefgeld ter beschikking van de verzoeker dat tenministe gelijk is aan het bedrag dat met toepassing van de artikelen 1409 et 1412 wordt beschermd. Met de uitdrukkelijke schriftelijke instemming van de verzoeker mag dit leefgeld tijdelijk worden verminderd, maar moet het altijd hoger zijn, zowel in de minnelijke als in de gerechtelijke aanzuiveringsregeling, dan de in artikel 14 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie bedoelde bedragen, vermeerderd met de som van de in artikel 1410, § 2, 1°, bedoelde bedragen.]2
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 5, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2012-03-26/01, art. 2, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(3)<W 2013-01-14/16, art. 80, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(4)<W 2019-05-05/19, art. 40, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 3. - Minnelijke aanzuiveringsregeling. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 1675/10.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. (De schuldbemiddelaar neemt overeenkomstig artikel 1391 kennis van de op naam van de schuldenaar opgestelde berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling.
Hij raadpleegt onverwijld, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde nadere regels, de gegevens die op naam van de schuldenaar geregistreerd zijn in de Centrale voor kredieten aan particulieren van de Nationale Bank van België.) <W 2000-03-24/50, art. 26, 035; Inwerkingtreding : 29-01-2011>
§ 2. De schuldbemiddelaar stelt een ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling op dat de noodzakelijke maatregelen bevat voor de verwezenlijking van de in artikel 1675/3, derde lid, bedoelde doelstelling.
[1 § 2/1. In de minnelijke aanzuiveringsregeling wordt de gedetailleerde en geachtualiseerde staat van de inkomsten en de beschikbare middelen van het gezin opgenomen. De bijlage bij het plan, dat enkel wordt bezorgd aan de rechter, bevat een gedetailleerde staat van de lasten en de tegoeden van de schuldenaar en, in voorkomend geval, van de lasten en tegoeden van zijn gezin.]1
[1 § 2/2. De minnelijke aanzuiveringsregeling bepaalt de manier waarop de schuldenaar de in artikel 1675/9, § 1, 4°, bedoelde informatie ontvangt.]1
§ 3. Alleen de niet betwiste schuldvorderingen of die welke bij een titel, zelfs een onderhandse, zijn vastgesteld, kunnen in het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling worden opgenomen ten belope van de aldus verantwoorde bedragen.
(§ 3bis. Iedere schuldeiser, hetzij overheid of particulier, kan een volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van schuld aan de verzoeker toestaan, en dit ongeacht de aard van de schuld.
In het bijzonder :
1° de ambtenaren die belast zijn met de inning van fiscale schuldvorderingen en aangesteld zijn door de bevoegde overheden worden gemachtigd om in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling een volledige of gedeeltelijke kwijtschelding in hoofdsom en toebehoren van fiscale schulden te aanvaarden.
2° de organen die belast zijn met het innen van de bijdragen voor de sociale zekerheid en de instellingen die de sociale uitkeringen toekennen worden gemachtigd om in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling een gedeeltelijke of volledige kwijtschelding van de bedragen die hen verschuldigd zijn te aanvaarden wanneer deze kwijtschelding is voorgesteld door de schuldbemiddelaar, voorzover voldaan is aan de voorwaarden die bedoeld worden in artikel 31bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
3° de sociale verzekeringskassen worden gemachtigd om, in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling, een volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van schulden te aanvaarden die betrekking hebben op achterstallige sociale bijdragen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels van de procedure die de sociale verzekeringskassen moeten volgen.) <L 2005-12-13/35, art. 10, 2°, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 4. De schuldbemiddelaar zendt het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling bij een ter post aangetekende brief [2 ...]2 naar de schuldenaar, in voorkomend geval diens echtgenoot, en de schuldeisers. (In het kader van die regeling ziet de schuldbemiddelaar toe op de prioritaire betaling van de schulden die het recht van de verzoeker en zijn gezin om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen.) <W 2005-12-13/35, art. 10, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
De regeling moet door alle belanghebbende partijen goedgekeurd worden. Ieder bezwaar moet ofwel bij ter post aangetekende brief [2 ...]2 ofwel door middel van een verklaring bij de schuldbemiddelaar uiterlijk twee maanden na toezending van het ontwerp worden ingebracht. Bij ontstentenis van bezwaar onder die voorwaarden en binnen die termijn, worden de partijen geacht met de regeling in te stemmen.
Artikel 51 is niet van toepassing.
Het bericht gezonden naar de belanghebbende partijen neemt de tekst over van het tweede lid van deze paragraaf.
§ 5. Bij instemming bezorgt de schuldbemiddelaar de minnelijke aanzuiveringsregeling, het verslag van zijn werkzaamheden en de dossierstukken aan de rechter.
De rechter doet uitspraak op stukken en neemt akte van het gesloten akkoord. Artikel 1043, tweede lid, is van toepassing.
[1 De minnelijke aanzuiveringsregeling begint te lopen op de datum van de beschikking van toelaatbaarheid. De rechter kan hiervan afwijken bij een met redenen omklede beslissing.]1
[1 § 6. Het ontwerp geeft de looptijd van de minnelijke aanzuiveringsregeling aan die niet langer mag zijn dan zeven jaar, tenzij de schuldenaar uitdrukkelijk en met opgave van redenen vraagt om de verlenging met het doel bepaalde elementen van zijn vermogen te beschermen en de eerbiediging van de menselijke waardigheid te verzekeren. De rechter beslist over deze aanvraag. In voorkomend geval neemt hij akte van het gesloten akkoord.]1
----------
(1)<W 2012-03-26/01, art. 3, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 81, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/10 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. (De schuldbemiddelaar neemt overeenkomstig artikel 1391 kennis van de op naam van de schuldenaar opgestelde berichten van beslag, delegatie, overdracht en collectieve schuldenregeling.
Hij raadpleegt onverwijld, overeenkomstig de door de Koning vastgestelde nadere regels, de gegevens die op naam van de schuldenaar geregistreerd zijn in de Centrale voor kredieten aan particulieren van de Nationale Bank van België.) <W 2000-03-24/50, art. 26, 035; Inwerkingtreding : 29-01-2011>
§ 2. De schuldbemiddelaar stelt een ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling op dat de noodzakelijke maatregelen bevat voor de verwezenlijking van de in artikel 1675/3, derde lid, bedoelde doelstelling.
[1 § 2/1. In de minnelijke aanzuiveringsregeling wordt de gedetailleerde en geachtualiseerde staat van de inkomsten en de beschikbare middelen van het gezin opgenomen. De bijlage bij het plan, dat enkel wordt bezorgd aan de rechter, bevat een gedetailleerde staat van de lasten en de tegoeden van de schuldenaar en, in voorkomend geval, van de lasten en tegoeden van zijn gezin.]1
[1 § 2/2. De minnelijke aanzuiveringsregeling bepaalt de manier waarop de schuldenaar de in artikel 1675/9, § 1, 4°, bedoelde informatie ontvangt.]1
§ 3. Alleen de niet betwiste schuldvorderingen of die welke bij een titel, zelfs een onderhandse, zijn vastgesteld, kunnen in het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling worden opgenomen ten belope van de aldus verantwoorde bedragen.
(§ 3bis. Iedere schuldeiser, hetzij overheid of particulier, kan een volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van schuld aan de verzoeker toestaan, en dit ongeacht de aard van de schuld.
In het bijzonder :
1° de ambtenaren die belast zijn met de inning van fiscale schuldvorderingen en aangesteld zijn door de bevoegde overheden worden gemachtigd om in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling een volledige of gedeeltelijke kwijtschelding in hoofdsom en toebehoren van fiscale schulden te aanvaarden.
2° de organen die belast zijn met het innen van de bijdragen voor de sociale zekerheid en de instellingen die de sociale uitkeringen toekennen worden gemachtigd om in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling een gedeeltelijke of volledige kwijtschelding van de bedragen die hen verschuldigd zijn te aanvaarden wanneer deze kwijtschelding is voorgesteld door de schuldbemiddelaar, voorzover voldaan is aan de voorwaarden die bedoeld worden in artikel 31bis van de wet van 29 juni 1981 houdende de algemene beginselen van de sociale zekerheid voor werknemers;
3° de sociale verzekeringskassen worden gemachtigd om, in het kader van een minnelijke aanzuiveringsregeling, een volledige of gedeeltelijke kwijtschelding van schulden te aanvaarden die betrekking hebben op achterstallige sociale bijdragen. De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regels van de procedure die de sociale verzekeringskassen moeten volgen.) <L 2005-12-13/35, art. 10, 2°, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2007>
§ 4. De schuldbemiddelaar [3 deelt het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling mee aan]3 de schuldenaar, in voorkomend geval diens echtgenoot, en de schuldeisers. (In het kader van die regeling ziet de schuldbemiddelaar toe op de prioritaire betaling van de schulden die het recht van de verzoeker en zijn gezin om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen.) <W 2005-12-13/35, art. 10, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
De regeling moet door alle belanghebbende partijen goedgekeurd worden. Ieder bezwaar moet [3 uiterlijk twee maanden na toezending van het ontwerp worden meegedeeld aan de schuldbemiddelaar]3. Bij ontstentenis van bezwaar onder die voorwaarden en binnen die termijn, worden de partijen geacht met de regeling in te stemmen.
Artikel 51 is niet van toepassing.
Het bericht gezonden naar de belanghebbende partijen neemt de tekst over van het tweede lid van deze paragraaf.
§ 5. Bij instemming [3 deelt de schuldbemiddelaar de minnelijke aanzuiveringsregeling, het verslag van zijn werkzaamheden en de dossierstukken aan de rechter mee]3.
De rechter doet uitspraak op stukken en neemt akte van het gesloten akkoord. Artikel 1043, tweede lid, is van toepassing.
[1 De minnelijke aanzuiveringsregeling begint te lopen op de datum van de beschikking van toelaatbaarheid. De rechter kan hiervan afwijken bij een met redenen omklede beslissing.]1
[1 § 6. Het ontwerp geeft de looptijd van de minnelijke aanzuiveringsregeling aan die niet langer mag zijn dan zeven jaar, tenzij de schuldenaar uitdrukkelijk en met opgave van redenen vraagt om de verlenging met het doel bepaalde elementen van zijn vermogen te beschermen en de eerbiediging van de menselijke waardigheid te verzekeren. De rechter beslist over deze aanvraag. In voorkomend geval neemt hij akte van het gesloten akkoord.]1
----------
(1)<W 2012-03-26/01, art. 3, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 81, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 41, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Afdeling 4. - Gerechtelijke aanzuiveringsregeling. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 1675/11.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Wanneer de schuldbemiddelaar vaststelt dat geen overeenkomst over een minnelijke aanzuiveringsregeling kan worden bereikt en in ieder geval wanneer (binnen zes maanden) te rekenen van zijn aanwijzing geen overeenkomst kon worden bereikt, maakt hij een proces-verbaal in die zin op dat hij, met het oog op een eventuele gerechtelijke aanzuiveringsregeling, aan de rechter bezorgt. <W 2005-12-13/35, art. 11, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
De schuldbemiddelaar legt het dossier van de procedure van minnelijke aanzuiveringsregeling, met toevoeging van zijn opmerkingen, ter griffie neer.
[2 In afwijking van artikel 51 kan de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden slechts eenmaal worden verlengd met een maximumtermijn van zes maanden.]2
§ 2. De rechter bepaalt op een nabije datum een rechtsdag. De griffier roept de partijen en de schuldbemiddelaar op [1 overeenkomstig artikel 1675/16, § 1]1 . De schuldbemiddelaar brengt verslag uit. De rechter doet uitspraak uiterlijk vijftien dagen volgend op het sluiten van de debatten.
§ 3. Wanneer het bestaan of het bedrag van een schuldvordering betwist wordt, stelt de rechter, totdat daarover uitspraak zal zijn gedaan, voorlopig vast welk gedeelte van het betwist bedrag in consignatie moet worden gegeven, rekening ook gehouden, in voorkomend geval, met het dividend dat op grond van de aanzuiveringsregeling wordt toegewezen. In voorkomend geval, zijn de artikelen 661 en 662 van toepassing.
§ 4. In afwijking van de artikelen 2028 tot 2032 en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, hebben de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld slechts verhaal op de schuldenaar in de mate dat zij deelnemen aan de aanzuiveringsregeling en mits eerbiediging ervan.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 6, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2012-03-26/01, art. 4, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
Art. 1675/11 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Wanneer de schuldbemiddelaar vaststelt dat geen overeenkomst over een minnelijke aanzuiveringsregeling kan worden bereikt en in ieder geval wanneer (binnen zes maanden) te rekenen van zijn aanwijzing geen overeenkomst kon worden bereikt, maakt hij een proces-verbaal in die zin op dat hij, met het oog op een eventuele gerechtelijke aanzuiveringsregeling, aan de rechter [3 meedeelt]3. <W 2005-12-13/35, art. 11, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
De schuldbemiddelaar legt het dossier van de procedure van minnelijke aanzuiveringsregeling, met toevoeging van zijn opmerkingen, ter griffie neer.
[2 In afwijking van artikel 51 kan de in het eerste lid bedoelde termijn van zes maanden slechts eenmaal worden verlengd met een maximumtermijn van zes maanden.]2
§ 2. De rechter bepaalt op een nabije datum een rechtsdag. De griffier roept de partijen en de schuldbemiddelaar op [1 [3 ...]3]1 . De schuldbemiddelaar brengt verslag uit. De rechter doet uitspraak uiterlijk vijftien dagen volgend op het sluiten van de debatten.
§ 3. Wanneer het bestaan of het bedrag van een schuldvordering betwist wordt, stelt de rechter, totdat daarover uitspraak zal zijn gedaan, voorlopig vast welk gedeelte van het betwist bedrag in consignatie moet worden gegeven, rekening ook gehouden, in voorkomend geval, met het dividend dat op grond van de aanzuiveringsregeling wordt toegewezen. In voorkomend geval, zijn de artikelen 661 en 662 van toepassing.
§ 4. In afwijking van de artikelen 2028 tot 2032 en 2039 van het Burgerlijk Wetboek, hebben de personen die een persoonlijke zekerheid hebben gesteld slechts verhaal op de schuldenaar in de mate dat zij deelnemen aan de aanzuiveringsregeling en mits eerbiediging ervan.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 6, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2012-03-26/01, art. 4, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 42, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/12.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De rechter, kan, mits eerbiediging van de gelijkheid onder schuldeisers, een gerechtelijke aanzuiveringsregeling opleggen die de volgende maatregelen kan bevatten :
1° uitstel of herschikking van betaling van de schulden in hoofdsom, interesten en kosten;
2° vermindering van de conventionele rentevoet tot de wettelijke rentevoet;
3° (opgeheven) <W 2005-12-13/35, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
4° gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de moratoire interesten, vergoedingen en kosten.
§ 2. Het vonnis geeft de looptijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling aan, die de vijf jaar niet mag overschrijden. (Tenzij de schuldenaar uitdrukkelijk en met opgave van redenen om de toepassing ervan verzoekt, met het doel bepaalde elementen van zijn vermogen te beschermen, en de eerbiediging van de menselijke waardigheid van de schuldenaar te verzekeren, is artikel 51 niet van toepassing. De rechter beslist over deze aanvraag, bij een bijzonder gemotiveerde beslissing, in voorkomend geval in het vonnis waarbij hij de gerechtelijke aanzuiveringsregeling toestaat.) <W 2005-12-13/35, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
De terugbetalingstermijn van de kredietovereenkomsten kan worden verlengd. De verlengde terugbetalingstermijn van deze kredietovereenkomsten mag de duurtijd van de aanzuiveringsregeling, zoals vastgesteld door de rechter, vermeerderd met de helft van de resterende looptijd van deze kredietovereenkomsten niet overschrijden.
§ 3. De rechter maakt die maatregelen afhankelijk van de vervulling door de schuldenaar van passende handelingen om de betaling van de schuld te vergemakkelijken of te waarborgen. Hij maakt ze ook afhankelijk van het zich onthouden door de schuldenaar van daden die zijn onvermogen zouden doen toenemen.
§ 4. (Met inachtneming van artikel 1675/3, derde lid, kan de rechter, wanneer hij de regeling opstelt, bij bijzonder gemotiveerde beslissing afwijken van de artikelen 1409 tot 1412, [1 waarbij de inkomsten waarover de verzoeker beschikt echter te allen tijde hoger moeten liggen dan de in artikel 14 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op de maatschappelijke integratie bedoelde bedragen, vermeerderd met de som van de in artikel 1410, § 2, 1°, bedoelde bedragen]1.) <W 2005-12-13/35, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
(§ 5. De rechter moet toezien op de prioritaire betaling van de schulden die het recht van de verzoeker en zijn gezin om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen.) <W 2005-12-13/35, art. 12, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
----------
(1)<W 2012-03-26/01, art. 5, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
Art. 1675/13.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Indien de maatregelen voorzien in artikel 1675/12, § 1, niet volstaan om de in artikel 1675/3, derde lid, genoemde doelstelling te bereiken, kan de rechter, op vraag van de schuldenaar, besluiten tot elke andere gedeeltelijke kwijtschelding van schulden, zelfs van kapitaal onder de volgende voorwaarden :
- alle goederen die voor beslag in aanmerking komen, worden te gelde gemaakt op initiatief van de schuldbemiddelaar (...). De verdeling heeft plaats met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers onverminderd de wettige redenen van voorrang; <W 2005-12-13/35, art. 13, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
- na de tegeldemaking van de voor beslag vatbare goederen maakt het saldo, nog verschuldigd door de schuldenaar, het voorwerp uit van een aanzuiveringsregeling met inachtname van de gelijkheid van de schuldeisers, behalve wat de lopende onderhoudsverplichtingen betreft, bedoeld in artikel 1412, eerste lid.
Onverminderd artikel 1675/15, § 2, kan de kwijtschelding van schulden maar verkregen worden als de schuldenaar de door de rechter opgelegde aanzuiveringsregeling heeft nageleefd, en behoudens terugkeer van de schuldenaar tot beter fortuin vóór het einde van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling.
§ 2. Het vonnis duidt de looptijd van de gerechtelijke aanzuiveringsregeling aan, die ligt tussen drie en vijf jaar. Artikel 51 is niet van toepassing.
§ 3. De rechter kan geen kwijtschelding verlenen voor volgende schulden :
- de onderhoudsgelden [1 ...]1;
- de schulden die een schadevergoeding inhouden, toegestaan voor het herstel van een lichamelijke schade veroorzaakt door een misdrijf;
- de schulden van een gefailleerde die overblijven na het sluiten van het faillissement.
§ 4. In afwijking van de voorgaande paragraaf kan de rechter kwijtschelding verlenen voor de schulden van een gefailleerde die overblijven na een faillissement waarvan de sluiting is uitgesproken met toepassing van de wet van 18 april 1851 op het faillissement, de bankbreuk en de opschorting van betaling (...). Deze kwijtschelding kan niet worden verleend aan de gefailleerde die veroordeeld werd wegens eenvoudige of bedrieglijke bankbreuk. <W 2002-04-19/39, art. 5, 040; Inwerkingtreding : 17-06-2002>
§ 5. (Met inachtneming van artikel 1675/3, derde lid, kan de rechter wanneer hij de regeling opstelt, bij bijzonder gemotiveerde beslissing afwijken van de artikelen 1409 tot 1412, zonder dat de inkomsten waarover de verzoeker beschikt minder kunnen bedragen dan de bedragen bedoeld in artikel 14 van de wet van 26 mei 2002 betreffende het recht op maatschappelijke integratie.) <W 2005-12-13/35, art. 13, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
(§ 6. Wanneer de rechter de regeling opstelt, moet hij toezien op de prioritaire betaling van de schulden, die het recht van de verzoeker en zijn gezin om een menswaardig leven te leiden in het gedrang brengen.) <W 2005-12-13/35, art. 13, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
----------
(1)<W 2014-05-12/07, art. 10, 085; Inwerkingtreding : 01-08-2014>
Afdeling 4bis. - De totale kwijtschelding van de schulden. <Ingevoegd bij W 2005-12-13/35, art. 14; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
Art. 1675/13bis. <Ingevoegd bij W 2005-12-13/35, art. 14; Inwerkingtreding : 31-12-2005> § 1. Als blijkt dat geen enkele minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling mogelijk is omdat de verzoeker over onvoldoende middelen beschikt, neemt de bemiddelaar deze vaststelling op in het in artikel 1675/11, § 1, bedoelde procesverbaal, met een met redenen omkleed voorstel dat de toekenning van een totale kwijtschelding van de schulden en de eventuele maatregelen die er naar zijn mening mee gepaard moeten gaan, rechtvaardigt.
§ 2. De rechter kan in dergelijk geval de totale kwijtschelding van de schulden toestaan zonder aanzuiveringsregeling en onverminderd de toepassing van artikel 1675/13, § 1, eerste lid, eerste streepje, 3 en 4.
§ 3. Deze beslissing kan gepaard gaan met begeleidingsmaatregelen, waarvan de duur vijf jaar niet mag overschrijden.
Artikel 51 is niet van toepassing.
§ 4. De kwijtschelding van de schulden is verworven, behoudens terugkeer tot beter fortuin binnen vijf jaar die volgen op de beslissing.
§ 5. De beslissing kan gedurende vijf jaar herroepen worden onder de in artikel 1675/15 bedoelde voorwaarden.
Afdeling 5. - Bepalingen gemeenschappelijk aan beide procedures. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 1675/13ter. [1 De schuldbemiddelaar staat in voor een tijdige uitbetaling van het leefgeld, op de data die werden overeengekomen met de verzoeker of die werden bepaald in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2012-03-26/01, art. 6, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
Art. 1675/14.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De schuldbemiddelaar wordt belast met de opvolging en de controle van de in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling bepaalde maatregelen.
De schuldenaar stelt de schuldbemiddelaar onverwijld in kennis van iedere wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4.
§ 2. De zaak blijft ingeschreven op de rol (van de arbeidsrechtbank), ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, tot het einde of de herroeping van de regeling. <W 2005-12-13/35, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
Artikel 730, § 2, a, eerste lid, is niet van toepassing.
(Bij moeilijkheden die de uitwerking of de uitvoering van de regeling belemmeren of wanneer nieuwe feiten zich voordoen terwijl de regeling opgesteld wordt of die feiten de aanpassing of de herziening van de regeling rechtvaardigen, laat de schuldbemiddelaar, de arbeidsauditeur, de schuldenaar of elke belanghebbende schuldeiser, door een eenvoudige schriftelijke verklaring, die ter griffie neergelegd wordt of aan de griffie verzonden wordt, de zaak opnieuw voor de rechter brengen.) <W 2005-12-13/35, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt [1 , op de wijze bepaald in artikel 1675/16, § 1]1.
§ 3. (De schuldbemiddelaar doet [2 binnen drie dagen]2 op het bericht van collectieve schuldenregeling de vermeldingen aanbrengen als bedoeld in artikel 1390quater, § 2.) <W 2000-05-29/36, art. 27, 035; Inwerkingtreding : 29-01-2011>
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 7, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 66, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/14 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De schuldbemiddelaar wordt belast met de opvolging en de controle van de in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling bepaalde maatregelen.
De schuldenaar [3 deelt onverwijld iedere wijziging van zijn vermogenstoestand die optrad na de indiening van het verzoekschrift bedoeld in artikel 1675/4 mee aan de schuldbemiddelaar]3.
§ 2. De zaak blijft ingeschreven op de rol (van de arbeidsrechtbank), ook in geval van beschikking van toelaatbaarheid in hoger beroep, tot het einde of de herroeping van de regeling. <W 2005-12-13/35, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
Artikel 730, § 2, a, eerste lid, is niet van toepassing.
(Bij moeilijkheden die de uitwerking of de uitvoering van de regeling belemmeren of wanneer nieuwe feiten zich voordoen terwijl de regeling opgesteld wordt of die feiten de aanpassing of de herziening van de regeling rechtvaardigen, laat de schuldbemiddelaar, de arbeidsauditeur, de schuldenaar of elke belanghebbende schuldeiser, door een eenvoudige schriftelijke verklaring, die ter griffie neergelegd wordt of aan de griffie [3 meegedeeld]3 wordt, de zaak opnieuw voor de rechter brengen.) <W 2005-12-13/35, art. 15, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
[3 De griffier geeft kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt aan de schuldenaar en de schuldeisers.]3
§ 3. (De schuldbemiddelaar doet [2 binnen drie dagen]2 op het bericht van collectieve schuldenregeling de vermeldingen aanbrengen als bedoeld in artikel 1390quater, § 2.) <W 2000-05-29/36, art. 27, 035; Inwerkingtreding : 29-01-2011>
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 7, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 66, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 43, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/14bis.[1 § 1. Wanneer tijdens de uitwerking of de uitvoering van de regeling roerende of onroerende goederen te gelde moeten worden gemaakt, hetzij op grond van artikel 1675/7, § 3, hetzij op grond van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling, heeft de verkoop, die openbaar of uit de hand gebeurt, plaats overeenkomstig de regels van de gedwongen uitvoering, zonder voorafgaande betekening van een bevelschrift of beslag. In geval van openbare verkoop van onroerende goederen, vindt deze plaats overeenkomstig de artikelen 1580, 1582 en volgende. In geval van verkoop uit de hand, vindt deze plaats overeenkomstig artikel 1580bis of 1580ter.
§ 2. [2 Wanneer onroerende goederen in mede-eigendom toebehoren aan de schuldenaar en aan andere personen, dan kan de arbeidsrechtbank, op verzoek van de schuldenaar of de schuldbemiddelaar handelend in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling, de verkoop van de onverdeelde onroerende goederen bevelen. De ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers, de schuldeisers die een bevel of een beslagexploot hebben doen overschrijven, alsook de andere mede-eigenaars dienen ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief bij de machtigingsprocedure te worden opgeroepen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de schuldenaar in geval van gerechtelijke aanzuiveringsprocedure. In dat geval geschiedt de verkoop op verzoek van de schuldbemiddelaar alleen.
In geval van akkoord van alle mede-eigenaars aangaande de verkoop van het onverdeeld onroerend goed, kan de arbeidsrechtbank de verkoop machtigen, op gezamenlijk verzoek van de schuldenaar of de schuldbemiddelaar handelend in het kader van een gerechtelijke aanzuiveringsregeling en de andere mede-eigenaars, nadat de ingeschreven hypothecaire of bevoorrechte schuldeisers evenals de schuldeisers die een bevel of beslagexploot hebben doen overschrijven, ten minste acht dagen voor de zitting bij gerechtsbrief tot de machtigingsprocedure werden opgeroepen. Hetzelfde geldt ten aanzien van de schuldenaar in geval van gerechtelijke aanzuiveringsregeling.]2
§ 3. De beschikking vermeldt steeds de identiteit van de schuldeisers en mede-eigenaars die bij de procedure behoorlijk zijn opgeroepen.]1
----------
(1)<W 2017-08-11/14, art. 51, 102; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 20, 103; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. 1675/15.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken door de rechter, aan wie de zaak, door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie verzonden, opnieuw wordt voorgelegd, op verzoek van de schuldbemiddelaar of van een belanghebbende schuldeiser wanneer de schuldenaar :
1° hetzij onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak te maken op de procedure van gezamenlijke schuldenregeling of deze te behouden;
2° (hetzij zijn verplichtingen niet nakomt, zonder dat zich nieuwe feiten voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen.) <W 2005-12-13/35, art. 17, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
3° hetzij onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft verminderd;
4° hetzij zijn onvermogen heeft bewerkt;
5° hetzij bewust valse verklaringen heeft afgelegd.
De griffier stelt de schuldenaar en de schuldeisers in kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt [1 , op de wijze bepaald in artikel 1675/16, § 1]1.
[2 § 1/1. Het einde van de minnelijke of de gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken door de rechter aan wie de zaak op verzoek van de schuldenaar opnieuw wordt voorgelegd, door een eenvoudige schriftelijke verklaring die wordt neergelegd ter griffie of verzonden aan de griffie.]2
§ 2. Elke schuldeiser kan vanaf het einde van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling die een kwijtschelding van schulden in hoofdsom inhoudt, gedurende een periode van vijf jaar aan de rechter een herroeping van de regeling vragen omwille van een bedrieglijke handeling in zijn nadeel gesteld door de schuldenaar.
[2 § 2/1. In geval van herroeping overeenkomstig § 1, of in het geval dat de collectieve schuldenregeling wordt beëindigd overeenkomstig § 1/1, beslist de rechter gelijktijdig over de verdeling en de bestemming van de bedragen die beschikbaar zijn op de bemiddelingsrekening.]2
§ 3. In geval van herroeping [2 of in het geval dat de collectieve schuldenregeling wordt beëindigd]2 [2 en onverminderd § 2/1]2 herwinnen de schuldeisers individueel het recht hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar voor de inning van het niet betaalde deel van hun schuldvorderingen.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 8, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 82, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/15 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. De herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid of van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken door de rechter, aan wie de zaak, door een eenvoudige schriftelijke verklaring neergelegd ter griffie of aan de griffie [3 meegedeeld]3, opnieuw wordt voorgelegd, op verzoek van de schuldbemiddelaar of van een belanghebbende schuldeiser wanneer de schuldenaar :
1° hetzij onjuiste stukken heeft afgegeven met de bedoeling aanspraak te maken op de procedure van gezamenlijke schuldenregeling of deze te behouden;
2° (hetzij zijn verplichtingen niet nakomt, zonder dat zich nieuwe feiten voordoen die de aanpassing of herziening van de regeling rechtvaardigen.) <W 2005-12-13/35, art. 17, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
3° hetzij onrechtmatig zijn lasten heeft verhoogd of zijn baten heeft verminderd;
4° hetzij zijn onvermogen heeft bewerkt;
5° hetzij bewust valse verklaringen heeft afgelegd.
[3 De griffier geeft kennis van de datum waarop de zaak voor de rechter komt aan de schuldenaar en de schuldeisers.]3
[2 § 1/1. Het einde van de minnelijke of de gerechtelijke aanzuiveringsregeling kan worden uitgesproken door de rechter aan wie de zaak op verzoek van de schuldenaar opnieuw wordt voorgelegd, door een eenvoudige schriftelijke verklaring die wordt neergelegd ter griffie of [3 meegedeeld]3 aan de griffie.]2
§ 2. Elke schuldeiser kan vanaf het einde van de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling die een kwijtschelding van schulden in hoofdsom inhoudt, gedurende een periode van vijf jaar [3 een verzoek tot herroeping van de regeling meedelen]3 omwille van een bedrieglijke handeling in zijn nadeel gesteld door de schuldenaar.
[2 § 2/1. In geval van herroeping overeenkomstig § 1, of in het geval dat de collectieve schuldenregeling wordt beëindigd overeenkomstig § 1/1, beslist de rechter gelijktijdig over de verdeling en de bestemming van de bedragen die beschikbaar zijn op de bemiddelingsrekening.]2
§ 3. In geval van herroeping [2 of in het geval dat de collectieve schuldenregeling wordt beëindigd]2 [2 en onverminderd § 2/1]2 herwinnen de schuldeisers individueel het recht hun vordering uit te oefenen op de goederen van de schuldenaar voor de inning van het niet betaalde deel van hun schuldvorderingen.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 8, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 82, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 44, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/15bis TOEKOMSTIG RECHT.
[1 § 1. De kennisgevingen, mededelingen en neerleggingen vermeld in deze titel en in artikel 20, § 2, van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen, tussen de volgende categorieën van personen gebeuren middels het register bedoeld in artikel 1675/20 :
1° de rechtbank, met inbegrip van de griffie;
2° de schuldbemiddelaar;
3° de advocaten;
4° derden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen;
5° de FOD Economie;
6° de rechtspersonen die in België gevestigd zijn;
7° voor zover ze zich hebben ingeschreven in het register, de rechtspersonen die in het buitenland gevestigd zijn;
8° voor zover ze zich hebben ingeschreven in het register, de natuurlijke personen, met dien verstande dat zij het recht hebben zich eender wanneer uit het register uit te schrijven.
Ten aanzien van de personen bedoeld in het eerste lid, 6°, 7° en 8° die in het register zijn ingeschreven ter gelegenheid van een eerdere procedure, maar nog niet voor de betrokken procedure zijn ingeschreven, doet de schuldbemiddelaar de eerste mededeling door middel van het register, met de vraag om de inschrijving binnen drie werkdagen te bevestigen. De bevestiging die binnen die termijn wordt gegeven, geldt als inschrijving in het register voor de betrokken procedure. Bij gebreke van bevestiging binnen de termijn, wordt de elektronische mededeling of kennisgeving als ongedaan beschouwd en gaat de schuldbemiddelaar over tot de mededeling overeenkomstig artikel 1675/16, § 4.
Elke mededeling, kennisgeving of neerlegging die niet wordt gedaan zoals bepaald in het eerste en tweede lid, wordt beschouwd niet te hebben plaatsgevonden.
De tekst van deze paragraaf wordt weergegeven in elke mededeling of kennisgeving uitgaande van de rechtbank of de schuldbemiddelaar.
§ 2. De papieren stukken uitgaande van de griffier en de schuldbemiddelaar, alsook de stukken die aan hen worden meegedeeld of bij hen worden neergelegd op andere wijzen dan via het register, worden, wanneer die wijzen zijn toegelaten krachtens dit wetboek, door hen omgezet naar elektronische vorm, gelijkvormig verklaard en opgeladen in het register bedoeld in artikel 1675/20 wanneer die wijzen van mededeling en neerlegging zijn toegelaten krachtens het huidige artikel.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/19, art. 45, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/16.[1 § 1. Alle oproepingen in het raam van de procedure van de collectieve schuldenregeling [2 en de in artikel 1675/19, § 3, bedoelde beslissingen]2 worden door de griffier bij gewone brief ter kennis gebracht.
§ 2. De volgende uitspraken worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht :
1° de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6;
2° alle uitspraken die de collectieve schuldenregeling beëindigen of herroepen;
3° de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/15;
4° de uitspraken inzake het derdenverzet tegen de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6.
[2 § 2/1. De in artikel 1675/17, § 4, bedoelde beslissing tot vervanging wordt door de vervangende schuldbemiddelaar bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht van de schuldeisers en van de schuldenaars van inkomsten.]2
§ 3. Alle overige uitspraken worden door de griffier bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht. [2 De in artikel 1675/17, § 4, bedoelde beslissing tot vervanging wordt alleen ter kennis gebracht van de vervangen schuldbemiddelaar, van de vervangende schuldbemiddelaar en van de schuldenaar.]2
§ 4. De uitspraken zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.
Behalve wat de in artikel 1675/6 bedoelde beschikking van toelaatbaarheid betreft en zonder dat, in deze veronderstelling, artikel 1122, tweede lid, 3°, kan worden ingeroepen, zijn die uitspraken niet vatbaar voor derdenverzet.
De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet.
De kennisgeving van de uitspraken geldt als betekening.]1
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 9, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 83, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/16 TOEKOMSTIG RECHT.
[1 § 1. [3 Elke kennisgeving of mededeling die niet plaatsvindt middels het register, wordt gedaan zoals bepaald in dit artikel.]3
§ 2. De volgende uitspraken worden door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht :
1° [3 De beschikking van niet-toelaatbaarheid bedoeld in artikel 1675/8bis;]3
2° alle uitspraken die de collectieve schuldenregeling beëindigen of herroepen;
3° de herroeping van de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/15;
4° de uitspraken inzake het derdenverzet tegen de beschikking van toelaatbaarheid, bedoeld in artikel 1675/6.
[2 § 2/1. [3 De griffier geeft bij een ter post aangetekende brief kennis van de beschikking van vervanging bedoeld in artikel 1675/17, § 4, aan de vervangen schuldbemiddelaar, en aan de schuldenaar. Vervolgens deelt de vervangende schuldbemiddelaar de beschikking mee bij een ter post aangetekende brief aan de schuldeisers en aan de schuldenaars van inkomsten]3]2
§ 3. Alle overige uitspraken worden door de griffier bij een ter post aangetekende brief ter kennis gebracht. [2 [3 ...]3]2
§ 4. [3 De mededelingen bedoeld in artikel 1675/9, § 1bis, 1°, 2° en 4°, en § 3, in artikel 1675/10, § 4, en in artikel 16bis, § 2, tweede lid, gebeuren bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.]3]1
[3 § 5. De mededelingen bedoeld in artikel 1675/9, § 2, gebeuren hetzij bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, hetzij bij aangifte op het kantoor van de schuldbemiddelaar met ontvangstbericht gedagtekend en ondertekend door de bemiddelaar of zijn gemachtigde.]3
[3 § 6. Alle overige kennisgevingen of mededelingen gebeuren bij gewone brief.]3
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 9, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 83, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 46, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/16bis.<Ingevoegd bij W 2005-12-13/35, art. 19; Inwerkingtreding : 31-12-2005> Art. 1675/16bis. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 1287 van het Burgerlijk Wetboek en behalve in geval van het organiseren van bedrieglijk onvermogen, kunnen natuurlijke personen die kosteloos een persoonlijke zekerheid hebben gesteld ten behoeve van de verzoeker, volledig of gedeeltelijk van hun verbintenis worden bevrijd indien de rechter vaststelt dat hun verbintenis onevenredig is met hun inkomsten en met hun vermogen.
§ 2. Om de in § 1 bedoelde bevrijding te genieten, legt de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid ten behoeve van de verzoeker heeft gesteld, ter griffie van het gerecht waarbij het verzoek tot collectieve schuldenregeling is ingediend, een verklaring neer waaruit blijkt dat zijn verbintenis onevenredig is met zijn inkomsten en met zijn vermogen.
Zodra deze persoon bekend is, wordt hij daartoe door de schuldbemiddelaar, bij een ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs, in kennis gesteld van de mogelijkheid de in het eerste lid bedoelde verklaring neer te leggen. Deze kennisgeving bevat de tekst van dit artikel.
§ 3. De in § 2 bedoelde verklaring vermeldt de identiteit van de persoon [2 ...]2 en zijn woonplaats.
De persoon voegt bij zijn verklaring :
1° het afschrift van zijn laatste aangifte in de personenbelasting;
2° de lijst van alle activa en passiva die behoren tot zijn vermogen;
3° alle andere stukken aan de hand waarvan de staat van zijn middelen en zijn lasten nauwkeurig kan worden opgemaakt.
De verklaring wordt bij het dossier van collectieve schuldenregeling gevoegd.
Ingeval de verklaring of de bijlagen erbij onvolledig zijn, verzoekt de rechter de persoon binnen acht dagen de vereiste nadere gegevens te verstrekken of de nodige stukken neer te leggen.
§ 4. De rechter doet uitspraak over de bevrijding van de persoon die de in § 2 bedoelde verklaring heeft neergelegd wanneer hij de beslissing neemt waarmee hij een minnelijke aanzuiveringsregeling homologeert of een gerechtelijke aanzuiveringsregeling beveelt.
Hij kan tevens uitspraak doen op een later tijdstip, indien de behandeling van de bevrijding de beoordeling van het verzoek tot collectieve schuldenregeling kan vertragen.
De rechter hoort in elk geval vooraf de verzoeker, de persoon die de in § 2 bedoelde verklaring heeft neergelegd of de betrokken schuldeisers, die [1 overeenkomstig artikel 1675/16, § 1]1 worden opgeroepen.
§ 5. Indien de persoon voor wie de persoon bedoeld in § 1 een persoonlijke zekerheid heeft gesteld, voldoet aan de voorwaarden om een verzoek tot collectieve schuldenregeling in te dienen, doch nalaat zulks te doen, kan tevens om bevrijding worden verzocht bij de rechter die bevoegd is inzake collectieve schuldenregeling.
Het verzoek is gericht tegen de hoofdschuldenaar en de schuldeiser van de verbintenis die door de in § 1 bedoelde persoon wordt gewaarborgd.
Bevrijding wordt verleend indien de rechter vaststelt dat de verbintenis van de in § 1 bedoelde persoon onevenredig is met diens inkomsten en met diens vermogen.
De persoon die om bevrijding verzoekt, legt tot staving van zijn verzoek, op straffe van schorsing, volgende stukken neer :
1° het afschrift van zijn laatste aangifte in de personenbelasting;
2° de lijst van alle activa of passiva die behoren tot zijn vermogen;
3° alle andere stukken aan de hand waarvan de staat van zijn middelen en zijn lasten nauwkeurig kan worden opgemaakt.
De indiening van het verzoek schorst de middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld ten voordele van de hoofdschuldenaar, zulks tot over het verzoek een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt genomen.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 10, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2018-12-21/09, art. 134, 113; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 1675/16bis TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 2005-12-13/35, art. 19; Inwerkingtreding : 31-12-2005> Art. 1675/16bis. § 1. Onverminderd de toepassing van artikel 1287 van het Burgerlijk Wetboek en behalve in geval van het organiseren van bedrieglijk onvermogen, kunnen natuurlijke personen die kosteloos een persoonlijke zekerheid hebben gesteld ten behoeve van de verzoeker, volledig of gedeeltelijk van hun verbintenis worden bevrijd indien de rechter vaststelt dat hun verbintenis onevenredig is met hun inkomsten en met hun vermogen.
§ 2. Om de in § 1 bedoelde bevrijding te genieten, legt de natuurlijke persoon die kosteloos een persoonlijke zekerheid ten behoeve van de verzoeker heeft gesteld, ter griffie van het gerecht waarbij het verzoek tot collectieve schuldenregeling is ingediend, een verklaring neer waaruit blijkt dat zijn verbintenis onevenredig is met zijn inkomsten en met zijn vermogen.
[3 De schuldbemiddelaar deelt aan die persoon, van zodra deze bekend is, de mogelijkheid om de in het eerste lid bedoelde verklaring neer te leggen mee. Deze mededeling bevat zowel de nadere regels van inschrijving in het register bedoeld in artikel 1675/20 als de tekst van dit artikel en van de artikelen 1675/15bis, § 1, en 1675/16, § 4.]3
§ 3. De in § 2 bedoelde verklaring vermeldt de identiteit van de persoon [2 ...]2 en zijn woonplaats [3 en, in voorkomend geval, zijn akkoord voor het gebruik van het register bedoeld in artikel 1675/20 en de elektronische keuze van woonplaats.]3.
De persoon voegt bij zijn verklaring :
1° het afschrift van zijn laatste aangifte in de personenbelasting;
2° de lijst van alle activa en passiva die behoren tot zijn vermogen;
3° alle andere stukken aan de hand waarvan de staat van zijn middelen en zijn lasten nauwkeurig kan worden opgemaakt.
De verklaring wordt bij het dossier van collectieve schuldenregeling gevoegd.
Ingeval de verklaring of de bijlagen erbij onvolledig zijn, verzoekt de rechter de persoon binnen acht dagen de vereiste nadere gegevens te verstrekken of de nodige stukken neer te leggen.
§ 4. De rechter doet uitspraak over de bevrijding van de persoon die de in § 2 bedoelde verklaring heeft neergelegd wanneer hij de beslissing neemt waarmee hij een minnelijke aanzuiveringsregeling homologeert of een gerechtelijke aanzuiveringsregeling beveelt.
Hij kan tevens uitspraak doen op een later tijdstip, indien de behandeling van de bevrijding de beoordeling van het verzoek tot collectieve schuldenregeling kan vertragen.
De rechter hoort in elk geval vooraf de verzoeker, de persoon die de in § 2 bedoelde verklaring heeft neergelegd of de betrokken schuldeisers, die [3 door de griffie worden opgeroepen bij kennisgeving]3.
§ 5. Indien de persoon voor wie de persoon bedoeld in § 1 een persoonlijke zekerheid heeft gesteld, voldoet aan de voorwaarden om een verzoek tot collectieve schuldenregeling in te dienen, doch nalaat zulks te doen, kan tevens om bevrijding worden verzocht bij de rechter die bevoegd is inzake collectieve schuldenregeling.
Het verzoek is gericht tegen de hoofdschuldenaar en de schuldeiser van de verbintenis die door de in § 1 bedoelde persoon wordt gewaarborgd.
Bevrijding wordt verleend indien de rechter vaststelt dat de verbintenis van de in § 1 bedoelde persoon onevenredig is met diens inkomsten en met diens vermogen.
De persoon die om bevrijding verzoekt, legt tot staving van zijn verzoek, op straffe van schorsing, volgende stukken neer :
1° het afschrift van zijn laatste aangifte in de personenbelasting;
2° de lijst van alle activa of passiva die behoren tot zijn vermogen;
3° alle andere stukken aan de hand waarvan de staat van zijn middelen en zijn lasten nauwkeurig kan worden opgemaakt.
De indiening van het verzoek schorst de middelen van tenuitvoerlegging ten laste van de persoon die een persoonlijke zekerheid heeft gesteld ten voordele van de hoofdschuldenaar, zulks tot over het verzoek een in kracht van gewijsde gegane beslissing wordt genomen.
----------
(1)<W 2010-04-06/20, art. 10, 070; Inwerkingtreding : 03-05-2010>
(2)<W 2018-12-21/09, art. 134, 113; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 47, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/16ter TOEKOMSTIG RECHT.
[1 De uitspraken zijn uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande hoger beroep en zonder borgstelling.
Behalve wat de in artikel 1675/6 bedoelde beschikking van toelaatbaarheid betreft en zonder dat, in deze veronderstelling, artikel 1122, tweede lid, 3°, kan worden ingeroepen, zijn die uitspraken niet vatbaar voor derdenverzet.
De vonnissen en arresten die bij verstek werden gewezen zijn niet vatbaar voor verzet.
Hoger beroep tegen de uitspraken door de verzoeker of een partij, wordt binnen een maand na de kennisgeving ingesteld bij een verzoekschrift dat voldoet aan de bepalingen van artikel 1675/4, § 2, 1° tot 4° en 13°, en wordt neergelegd op de griffie van het gerecht in hoger beroep.
De kennisgeving van de uitspraken geldt als betekening.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2019-05-05/19, art. 48, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
HOOFDSTUK II. - De schuldbemiddelaar. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999>
Art. 1675/17.<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Als schuldbemiddelaar kunnen slechts worden aangewezen :
- de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt;
- de overheidsinstellingen of de particuliere instellingen, die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend. Deze instellingen doen hiervoor een beroep op natuurlijke personen die aan de door de bevoegde overheid bepaalde voorwaarden voldoen.
§ 2. De schuldbemiddelaar moet onafhankelijk en onpartijdig zijn tegenover de betrokken partijen.
De schuldbemiddelaar kan worden gewraakt indien er wettige redenen zijn om te twijfelen aan zijn onpartijdigheid of zijn onafhankelijkheid. Een partij kan de door haar voorgedragen schuldbemiddelaar alleen wraken om een reden of een feit waarvan ze pas in kennis werd gesteld nadat de schuldbemiddelaar was aangewezen. Geen wraking kan nog worden voorgedragen na het verstrijken van de in artikel 1675/9, § 2, bedoelde termijn voor aangifte van de schuldvordering, tenzij de partij slechts na verloop van deze termijn kennis heeft gekregen van de reden van wraking. De wrakingsprocedure verloopt overeenkomstig de artikelen 970 en 971. (In afwijking van artikel 971, laatste lid, stelt de rechter in het vonnis dat de wraking toestaat ambtshalve een nieuwe schuldbemiddelaar aan.) <W 2005-12-13/35, art. 20, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 3. De rechter ziet toe op de naleving van de bepalingen inzake de collectieve schuldenregeling. [1 Hij ziet er inzonderheid op toe dat alle posten die onontbeerlijk zijn voor het behoud van de menselijke waardigheid worden ingeschreven in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling en ziet eveneens toe op de aanpassing van het leefgeld aan de gezondheidsindex.]1 Stelt hij een verzuim vast in hoofde van de schuldbemiddelaar, dan geeft hij hiervan kennis aan de procureur des Konings, die oordeelt welke tuchtrechtelijke gevolgen zulks kan meebrengen of aan de in § 1, tweede streepje, van dit artikel, bedoelde bevoegde overheid.
[1 Elk jaar, te rekenen van de beschikking van toelaatbaarheid of telkens wanneer de rechter er om verzoekt en bij het verstrijken van de aanzuiveringsregeling, bezorgt de schuldbemiddelaar de rechter een verslag over de stand en de evolutie van de procedure. Het verslag beschrijft de stad van de procedure de verrichtingen van de schuldbemiddelaar, de redenen voor de verlenging van de termijnen, de geactualiseerde sociale en financiële toestand en de toekomstperspectieven van de persoon, de stand van de bemiddelingsrekening en alle inlichtingen die de bemiddelaar dienstig acht. Daarbij wordt ofwel het overzicht van de bewegingen op de bemiddelingsrekening, ofwel het dubbel van de rekeninguittreksels gevoegd.]1
De staat van kosten, ereloon of emolumenten bedoeld in artikel 1675/19, wordt opgenomen op het einde van het verslag.
[1 De schuldbemiddelaar bezorgt een afschrift van het verslag aan de schuldenaar. De schuldeisers kunnen ter plaatse of op de griffie van dat verslag kennisnemen.]1
§ 4. In geval van verhindering van de schuldbemiddelaar voorziet de rechter ambtshalve in diens vervanging. De rechter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van iedere belanghebbende, te allen tijde en zo dit volstrekt noodzakelijk blijkt, de schuldbemiddelaar vervangen. De schuldbemiddelaar [2 kan vooraf worden]2 opgeroepen om in raadkamer te worden gehoord.
----------
(1)<W 2012-03-26/01, art. 7, 2°-4°, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 84, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
Art. 1675/17 TOEKOMSTIG RECHT.
<Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> § 1. Als schuldbemiddelaar kunnen slechts worden aangewezen :
- de advocaten, de ministeriële ambtenaren of de gerechtelijke mandatarissen in de uitoefening van hun beroep of ambt;
- de overheidsinstellingen of de particuliere instellingen, die daartoe door de bevoegde overheid zijn erkend. Deze instellingen doen hiervoor een beroep op natuurlijke personen die aan de door de bevoegde overheid bepaalde voorwaarden voldoen.
§ 2. De schuldbemiddelaar moet onafhankelijk en onpartijdig zijn tegenover de betrokken partijen.
De schuldbemiddelaar kan worden gewraakt indien er wettige redenen zijn om te twijfelen aan zijn onpartijdigheid of zijn onafhankelijkheid. Een partij kan de door haar voorgedragen schuldbemiddelaar alleen wraken om een reden of een feit waarvan ze pas in kennis werd gesteld nadat de schuldbemiddelaar was aangewezen. Geen wraking kan nog worden voorgedragen na het verstrijken van de in artikel 1675/9, § 2, bedoelde termijn voor aangifte van de schuldvordering, tenzij de partij slechts na verloop van deze termijn kennis heeft gekregen van de reden van wraking. De wrakingsprocedure verloopt overeenkomstig de artikelen 970 en 971 [3 , onverminderd de bepalingen van artikel 1675/15bis]3. (In afwijking van artikel 971, laatste lid, stelt de rechter in het vonnis dat de wraking toestaat ambtshalve een nieuwe schuldbemiddelaar aan.) <W 2005-12-13/35, art. 20, 051; Inwerkingtreding : 31-12-2005>
§ 3. De rechter ziet toe op de naleving van de bepalingen inzake de collectieve schuldenregeling. [1 Hij ziet er inzonderheid op toe dat alle posten die onontbeerlijk zijn voor het behoud van de menselijke waardigheid worden ingeschreven in de minnelijke of gerechtelijke aanzuiveringsregeling en ziet eveneens toe op de aanpassing van het leefgeld aan de gezondheidsindex.]1 Stelt hij een verzuim vast in hoofde van de schuldbemiddelaar, dan geeft hij hiervan kennis aan de procureur des Konings, die oordeelt welke tuchtrechtelijke gevolgen zulks kan meebrengen of aan de in § 1, tweede streepje, van dit artikel, bedoelde bevoegde overheid.
[1 Elk jaar, te rekenen van de beschikking van toelaatbaarheid of telkens wanneer de rechter er om verzoekt en bij het verstrijken van de aanzuiveringsregeling, [3 deelt de schuldbemiddelaar aan de rechter een verslag over de stand en de evolutie van de procedure mee]3. Het verslag beschrijft de stad van de procedure de verrichtingen van de schuldbemiddelaar, de redenen voor de verlenging van de termijnen, de geactualiseerde sociale en financiële toestand en de toekomstperspectieven van de persoon, de stand van de bemiddelingsrekening en alle inlichtingen die de bemiddelaar dienstig acht. Daarbij wordt ofwel het overzicht van de bewegingen op de bemiddelingsrekening, ofwel het dubbel van de rekeninguittreksels gevoegd.]1
De staat van kosten, ereloon of emolumenten bedoeld in artikel 1675/19, wordt opgenomen op het einde van het verslag.
[1 [3 De schuldbemiddelaar deelt het verslag mee aan de schuldenaar. De schuldeisers kunnen ter plaatse of in het register bedoeld in artikel 1675/20 van dat verslag kennis nemen.]3]1
§ 4. In geval van verhindering van de schuldbemiddelaar voorziet de rechter ambtshalve in diens vervanging. De rechter kan, hetzij ambtshalve, hetzij op vordering van iedere belanghebbende, te allen tijde en zo dit volstrekt noodzakelijk blijkt, de schuldbemiddelaar vervangen. De schuldbemiddelaar [2 kan vooraf worden]2 opgeroepen om in raadkamer te worden gehoord.
----------
(1)<W 2012-03-26/01, art. 7, 2°-4°, 074; Inwerkingtreding : 23-04-2012>
(2)<W 2013-01-14/16, art. 84, 076; Inwerkingtreding : 01-09-2013>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 49, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/18. <Ingevoegd bij W 1998-07-05/57, art. 2, Inwerkingtreding : 01-01-1999> Onverminderd de verplichtingen die hem door de wet worden opgelegd en behalve wanneer hij wordt opgeroepen om in rechte te getuigen, mag de schuldbemiddelaar geen feiten bekend maken waarvan hij kennis had uit hoofde van zijn functie. Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.
Art. 1675/19. <W 2006-12-27/32, art. 34, 059; Inwerkingtreding : 28-12-2006> § 1er. De regels en barema's tot vaststelling van het ereloon, de emolumenten en de kosten van de schuldbemiddelaar worden door de Koning bepaald. De Koning oefent deze bevoegdheden uit op de gezamenlijke voordracht van de ministers tot wier bevoegdheid Justitie en Economische Zaken behoren.
§ 2. De staat van ereloon, emolumenten en kosten van de schuldbemiddelaar komt ten laste van de schuldenaar en wordt bij voorrang betaald.
Onverminderd artikel 1675/9, § 4, houdt de schuldbemiddelaar tijdens de opmaak van de regeling van de baten van het vermogen van de schuldenaar een reserve af voor de betaling van ereloon, emolumenten en kosten.
In geval van totale kwijtschelding van schulden legt de rechter de totale of gedeeltelijke onbetaalde honoraria van de schuldbemiddelaar ten laste van [2 de FOD Economie]2 bedoeld in artikel 20 van de wet van 5 juli 1998 betreffende de collectieve schuldenregeling en de mogelijkheid van verkoop uit de hand van de in beslag genomen onroerende goederen.
Indien de regeling voorziet in een kwijtschelding van schulden in kapitaal en enkel mits wordt gerechtvaardigd dat de verzoeker in de onmogelijkheid verkeert de honoraria binnen een redelijke termijn te betalen, kan de rechter de totale of gedeeltelijke onbetaalde honoraria van de schuldbemiddelaar ten laste leggen van [2 de FOD Economie]2.
De schuldbemiddelaar duidt in zijn verzoek de redenen aan waarom de aangelegde reserve onvoldoende is en waarom de beschikbare middelen van de schuldenaar ontoereikend zijn om het ereloon te betalen.
De rechter geeft de redenen aan die de interventie van [2 de FOD Economie]2 rechtvaardigen. [1 Het bedrag van de honoraria en de kosten van de schuldbemiddelaar mag per dossier niet hoger liggen dan 1.200 euro, tenzij de rechter er anders over beslist middels een bijzondere gemotiveerde beslissing.]1
In het ontwerp van minnelijke aanzuiveringsregeling, bedoeld in artikel 1675/10, § 2, en in de gerechtelijke aanzuiveringsregeling wordt aangegeven hoe de vervallen en te vervallen honoraria worden betaald door de schuldenaar.
§ 3. Tenzij deze maatregelen getroffen werden door de beschikking bedoeld in artikel 1675/10, § 5, in artikel 1675/12 of in artikel 1675/13, geeft de rechter, op verzoek van de schuldbemiddelaar, een bevel tot tenuitvoerlegging voor het voorschot dat hij bepaalt of ten belope van het bedrag van de erelonen, emolumenten en kosten dat hij vaststelt. Zo nodig hoort hij voorafgaandelijk in raadkamer de opmerkingen van de schuldenaar, van de schuldeisers en van de schuldbemiddelaar. De beschikking is niet vatbaar voor verzet of hoger beroep. Bij elk verzoek van de schuldbemiddelaar wordt een gedetailleerd overzicht van de te vergoeden prestaties en van de gedragen of te dragen kosten gevoegd.
----------
(1)<W 2010-12-29/01, art. 18, 071; Inwerkingtreding : 10-01-2011>
(2)<W 2015-12-26/03, art. 59, 093; Inwerkingtreding : 01-01-2016>
HOOFDSTUK III. [1 Het centraal register collectieve schuldenregelingen]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 84, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/20. [1 Het centraal register collectieve schuldenregelingen, hierna "register" genoemd, is de geïnformatiseerde gegevensbank voor het beheer, de opvolging en de behandeling van de procedures van collectieve schuldenregeling.
Het register verzamelt alle stukken en gegevens betreffende een procedure van collectieve schuldenregeling, overeenkomstig de artikelen 1675/2 tot 1675/19.
Het register geldt als authentieke bron voor alle akten en gegevens die erin zijn opgenomen.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 84, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/21. [1 § 1. De Orde van Vlaamse Balies en de Ordre des barreaux francophones et germanophone, bedoeld in artikel 488, eerste en tweede lid, hierna "de beheerder" genoemd, staan gezamenlijk in voor de inrichting en het beheer van het register.
§ 2. De beheerder wordt met betrekking tot het in artikel 1675/20 bedoelde bestand beschouwd als de verantwoordelijke voor de verwerking in de zin van artikel 1, § 4, van de wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens.
§ 3. De beheerder stelt een aangestelde voor de gegevensbescherming aan.
Deze is meer bepaald belast met :
1° het verstrekken van deskundige adviezen inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging van persoonsgegevens en informatie en inzake hun verwerking;
2° het informeren en adviseren van de beheerder die de persoonsgegevens behandelt over zijn verplichtingen krachtens deze wet en het algemeen kader van de bescherming van de gegevens en de persoonlijke levenssfeer.
3° het opstellen, het toepassen, het bijwerken en het controleren van een beleid inzake de beveiliging en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
4° het functioneren als contactpunt voor de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer;
5° de uitvoering van de andere opdrachten inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en de beveiliging die door de Koning worden bepaald, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Bij het uitoefenen van zijn opdrachten handelt de aangestelde voor de gegevensbescherming volledig onafhankelijk en brengt rechtstreeks verslag uit aan de beheerder.
De Koning bepaalt, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de nadere regels volgens dewelke de aangestelde voor de gegevensbescherming zijn opdrachten uitvoert.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 85, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/22.[1 § 1. De magistraten van de rechterlijke orde bedoeld in artikel 58bis, de griffiers en de schuldbemiddelaars, in het kader van de vervulling van hun wettelijke opdrachten, alsook de schuldenaar, de schuldeisers en de beheerder hebben toegang tot de voor hen relevante in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, andere categorieën van personen de toestemming geven om die gegevens te raadplegen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.
[2 De Koning bepaalt, na advies van de Gegevens-beschermingsautoriteit, de nadere regels voor de toegang tot het register voor de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie die belast zijn met de betaling van de staten van erelonen, kosten en emolumenten van de schuldbemiddelaar.]2
§ 2. Het is de beheerder verboden om de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens te verstrekken aan andere dan de in paragraaf 1 bedoelde personen.
Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 86, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(2)<W 2018-05-25/02, art. 57, 104; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
Art. 1675/22 TOEKOMSTIG RECHT.
[1 § 1. De magistraten van de rechterlijke orde bedoeld in artikel 58bis, [3 de FOD Economie,]3 de griffiers en de schuldbemiddelaars, in het kader van de vervulling van hun wettelijke opdrachten, alsook de schuldenaar, de schuldeisers en de beheerder hebben toegang tot de voor hen relevante in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens, volgens de nadere regels bepaald door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
De Koning kan, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, andere categorieën van personen de toestemming geven om die gegevens te raadplegen onder de voorwaarden die Hij bepaalt.
[2 De Koning bepaalt, na advies van de Gegevens-beschermingsautoriteit, de nadere regels voor de toegang tot het register voor de ambtenaren van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie die belast zijn met de betaling van de staten van erelonen, kosten en emolumenten van de schuldbemiddelaar.]2
§ 2. Het is de beheerder verboden om de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens te verstrekken aan andere dan de in paragraaf 1 bedoelde personen.
Hij die in welke hoedanigheid ook deelneemt aan de verzameling, de verwerking of de mededeling van de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens of kennis heeft van die gegevens, moet het vertrouwelijk karakter ervan in acht nemen.
Artikel 458 van het Strafwetboek is op hem van toepassing.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 86, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
(2)<W 2018-05-25/02, art. 57, 104; Inwerkingtreding : 09-06-2018>
(3)<W 2019-05-05/19, art. 50, 117; Inwerkingtreding : 01-01-2021>
Art. 1675/23. [1 De beheerder stelt, op de door de Koning, na advies van de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, bepaalde wijze, de schuldenaar in kennis van :
1° de in artikel 1675/20, tweede lid, bedoelde gegevens die hem betreffen;
2° de categorieën van personen die toegang hebben tot de in de bepaling onder 1 bedoelde gegevens;
3° de bewaartermijn van de in de bepaling onder 1 bedoelde gegevens;
4° de in artikel 1675/21, § 2, bedoelde verantwoordelijke voor de verwerking;
5° de wijze waarop hij inzage kan verkrijgen van de in de bepaling onder 1 bedoelde gegevens.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 87, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/24. [1 De gegevens bedoeld in artikel 1675/20, tweede lid, worden bewaard gedurende de vijf jaren die volgen op het einde van de slotverrichtingen van de procedure van collectieve schuldenregeling.
Na afloop van deze termijn worden de gegevens naar het Rijksarchief overgebracht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 88, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/25. [1 De beheerder staat in voor de controle op de werking en het gebruik van het register.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 89, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/26. [1 De Koning bepaalt, na het advies te hebben ingewonnen van de beheerder en de Commissie voor de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, de gegevens van en de nadere regels voor de inrichting en werking van het register.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2016-12-25/14, art. 90, 096; Inwerkingtreding : 09-01-2017>
Art. 1675/27.[1 De oprichtings- en beheerskosten van het register worden gefinancierd door de Federale Overheidsdienst Justitie. De Koning bepaalt het bedrag van de oprichtingskosten en de beheerskosten.
De beheerder van het register brengt elk jaar voor einde juni verslag uit aan de ministers bevoegd voor Justitie en voor Economie met betrekking tot de inkomsten en uitgaven van het register.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2018-05-25/02, art. 58, 104; Inwerkingtreding : 09-06-2018>