Titel III. [1 - Voorlopige maatregelen]1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.30.[
1 Wanneer kennelijk grove tekortkomingen van de schuldenaar of van een van zijn organen de continuïteit van de onderneming in moeilijkheden of van haar economische activiteiten in gevaar brengen en de gevraagde maatregel van die aard is dat zij die continuïteit kan vrijwaren, kan de voorzitter van de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie of van elke belanghebbende, ingesteld volgens de vormen van het kort geding, een of meer
gerechtsmandatarissen aanstellen.
[
2 ...]
2 De beschikking die de gerechtsmandataris aanstelt, verantwoordt en bepaalt nauwkeurig de
inhoud en de duur van de opdracht gegeven aan de gerechtsmandataris.
Het openen van een gerechtelijke reorganisatie heeft niet als dusdanig tot gevolg dat de opdracht van de gerechtsmandataris wordt beëindigd. Het vonnis dat de gerechtelijke reorganisatie opent of een later vonnis bepalen in welke mate de opdracht moet worden gehandhaafd dan wel gewijzigd of opgeheven.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 220, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.31.[
1 § 1. Als de schuldenaar of een van zijn organen een
kennelijk grove fout heeft begaan, kan de rechtbank voor de duur van de opschorting een
voorlopige bewindvoerder aanstellen.
[
2 ...]
2 § 2. De rechtbank doet uitspraak op verzoek van elke belanghebbende of van het openbaar ministerie in het vonnis dat de procedure van de gerechtelijke reorganisatie opent of in een later vonnis, na de middelen van de schuldenaar en het verslag van de gedelegeerd rechter te hebben gehoord.
Wanneer de schuldenaar aanvoert dat de fouten te wijten zijn aan een andere welbepaalde natuurlijke persoon of rechtspersoon, moet hij deze persoon in gedwongen tussenkomst oproepen.
§ 3. Op elk ogenblik tijdens de opschorting kan de rechtbank, die op dezelfde wijze wordt aangezocht en uitspraak doet, op verslag van de voorlopige bewindvoerder, de krachtens de paragrafen 1 en 2 genomen beslissing intrekken of de bevoegdheden van de voorlopige bewindvoerder wijzigen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 221, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.32. [
1 § 1. Wanneer er gewichtige, bepaalde en met elkaar overeenstemmende aanwijzingen bestaan dat de voorwaarden voor een faillissement vervuld zijn kan de voorzitter van de rechtbank aan de onderneming geheel of ten dele
het beheer van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten ontnemen.
De voorzitter van de rechtbank beslist, ofwel op eenzijdig verzoekschrift van iedere belanghebbende, ofwel ambtshalve.
§ 2. De voorzitter van de rechtbank wijst een of meer
voorlopige bewindvoerders aan vertrouwd met het bestuur van een onderneming en met boekhouden en bepaalt nauwkeurig hun bevoegdheid. De aangifte van het faillissement van de onderneming of zijn vertegenwoordiging in de faillissementsprocedure behoren niet tot die bevoegdheid.
De voorlopige bewindvoerder moet zich houden aan een gedragscode en zijn professionele aansprakelijkheid moet verzekerd zijn.
§ 3. De beschikking tot ontneming van het beheer blijft slechts gevolg hebben indien binnen eenentwintig dagen na de uitspraak een vordering tot faillietverklaring, tot gerechtelijke ontbinding of tot gerechtelijke reorganisatie is ingesteld door een belanghebbende, met inbegrip van de van ambtswege aangestelde voorlopige bewindvoerder.
De beslissing vervalt van rechtswege indien het faillissement, de opschorting of de ontbinding niet wordt uitgesproken binnen vier maanden na inleiding van de vordering. Deze termijn wordt opgeschort voor de duur van het uitstel aan de schuldenaar toegekend of vereist na een heropening van het debat.
De voorzitter kan te allen tijde, op verzoekschrift of, in geval van dringende noodzakelijkheid op zelfs mondeling verzoek van de voorlopige bewindvoerders, hun bevoegdheden wijzigen.
§ 4. De artikelen 1031 tot 1034 van het Gerechtelijk Wetboek zijn van toepassing, ook indien de beslissing ambtshalve werd genomen krachtens dit artikel.
§ 5. De handelingen door de schuldenaar verricht in strijd met de ontneming van het beheer, kunnen niet worden tegengeworpen aan de boedel, indien zij die met hem hebben gehandeld, kennis hadden van de ontneming van het beheer, of indien de handelingen vallen onder een van de drie categorieën bepaald bij artikel XX.111. De curatoren zijn nochtans niet gehouden de niet-tegenwerpbaarheid in te roepen van handelingen door de schuldenaar verricht in zoverre dit heeft geleid tot verrijking van de boedel.
Indien de schuldenaar over zijn goederen heeft beschikt op de dag van de beslissing tot ontneming van het beheer, wordt de schuldenaar geacht over zijn goederen te hebben beschikt na deze beslissing.
Indien een betaling aan de schuldenaar na de beslissing tot ontneming van het beheer niet is gedaan aan de voorlopige bewindvoerder, belast met het ontvangen van betalingen, wordt diegene die heeft betaald geacht te zijn bevrijd als hij geen kennis had van de bedoelde beslissing.
§ 6. De kosten van de voorlopige bewindvoerder worden in geval van betwisting begroot door de voorzitter van de rechtbank overeenkomstig artikel XX.20, § 3. De kosten worden geprovisioneerd door de verzoekende partij of, in geval van ambtshalve aanstelling, door de schuldenaar. Bij een navolgende samenloop van schuldeisers geniet de vordering van de voorlopige bewindvoerder het voorrecht bedoeld in de artikelen 17 en 19, 1°, van de hypotheekwet van 16 december 1851 of wordt deze vordering behandeld als een buitengewone schuldvordering in de opschorting in een gerechtelijke reorganisatie.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.33. [
1 De beslissingen bedoeld in de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
De Koning kan de inhoud van de bekendmaking bepalen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.34. [
1 Verzet tegen de beslissingen gewezen in toepassing van de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 is niet toegelaten.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.35. [
1 Hoger beroep tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 wordt ingesteld bij verzoekschrift dat ter griffie van het hof van beroep wordt neergelegd binnen een termijn van acht dagen na bekendmaking van het vonnis of bevelschrift. De griffier van het hof van beroep geeft kennis van het verzoekschrift aan de gebeurlijke geïntimeerde en, in voorkomend geval, bij gewone brief of elektronische mededeling aan zijn advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de neerlegging van het verzoekschrift.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>