Uittreksel uit het gerechtelijk wetboek:
HOOFDSTUK XV. _ Summiere rechtspleging om betaling te bevelen.
Art. 1338.<W 29-11-1979, art. 3> Elke vordering behorende tot de bevoegdheid van de vrederechter en strekkende tot betaling van een vaststaande schuld die een geldsom tot voorwerp heeft waarvan het bedrag (((1.860 EUR))) niet te boven gaat, kan worden ingesteld, behandeld en berecht overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk, (indien zij voor hem gestaafd lijkt te zijn door een geschrift dat van de schuldenaar uitgaat.) <W 1987-07-29/32, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 1-10-1987> <W 1992-08-03/31, art. 58, 020; Inwerkingtreding : 01-01-1993> <KB 2000-07-20/58, art. 2, 051; Inwerkingtreding : 01-01-2002>
(Het geschrift waarop de vordering gegrond is hoeft niet noodzakelijk een erkenning van de schuld te zijn.) <W 1987-07-29/32, art. 1, 009; Inwerkingtreding : 1-10-1987>
[1 Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op elke vordering die behoort tot de bevoegdheid van de [3 ondernemingsrechtbank]3 wanneer deze rechtbank kennis neemt van de in artikel 573 bedoelde geschillen [2 ongeacht het bedrag van de vordering]2 .]1
(Deze bepalingen zijn eveneens van toepassing op elke vordering behorende tot de bevoegdheid van de politierechtbank wanneer deze rechtbank kennis neemt van de geschillen bedoeld in artikel 601bis.) <W 1994-07-11/33, art. 40, 028; Inwerkingtreding : 01-01-1995>
----------
(1)<W 2014-03-26/33, art. 9, 128; Inwerkingtreding : 01-07-2014>
(2)<W 2014-12-19/24, art. 32, 137; Inwerkingtreding : 08-01-2015>
(3)<W 2018-04-15/14, art. 252, 163; Inwerkingtreding : 01-11-2018>
Art. 1339. Het verzoekschrift wordt voorafgegaan door een aanmaning tot betalen die hetzij aan de schuldenaar wordt betekend bij deurwaardersexploot, hetzij aangezegd bij ter post aangetekende brief met ontvangstbewijs.
De brief of het exploot moet, buiten de weergave van de artikelen van dit hoofdstuk, vermelden : de aanmaning om te betalen binnen vijftien dagen na de verzending van de brief of na de betekening, het gevorderde bedrag en de rechter voor wie, bij niet-betaling door de schuldenaar, de vordering zal worden aanhangig gemaakt.
Een en ander op straffe van nietigheid.
Art. 1340.Binnen vijftien dagen na het verstrijken van de termijn die in artikel 1339 is bepaald, wordt de vordering bij een verzoekschrift in tweevoud aan de rechter gezonden. Het bevat:
1° de vermelding van de dag, de maand en het jaar;
2° de naam, de voornaam [2 ...]2 en de woonplaats van de verzoeker, alsmede in voorkomend geval [1 zijn rijksregister- of ondernemingsnummer en]1 de naam, de voornaam, de woonplaats en de hoedanigheid van zijn wettelijke vertegenwoordigers;
3° (het onderwerp van de vordering en een nauwkeurige opgave van het geëiste bedrag met een specificatie van de bestanddelen van de schuldvordering alsmede van de gronden waarop deze berust); <W 1987-07-29/32, art. 2,1.,009; Inwerkingtreding : 1-10-1987>
4° de aanwijzing van de rechter die van de zaak kennis moet nemen;
5° de handtekening van de advocaat van de partij.
Indien de verzoeker het geraden acht, geeft hij de redenen op waarom hij zich tegen het verlenen van (uitstel van betaling) verzet. <W 1987-07-29/32, art. 2,2.; 009; Inwerkingtreding : 1-10-1987>
(Bij het verzoekschrift worden gevoegd :
1° de fotocopie van het geschrift waarop de vordering gegrond is;
2° ofwel het exploot, ofwel het afschrift van de aangetekende brief waarbij het ontvangstbewijs wordt gevoegd, ofwel het origineel van die brief waarbij het bewijs wordt gevoegd dat de geadresseerde de brief geweigerd of niet bij de post afgehaald heeft en een verklaring waaruit blijkt dat de schuldenaar is ingeschreven op het adres dat in het bevolkingsregister is vermeld.) <W 1987-07-29/32, art. 2,3., 009; Inwerkingtreding : 1-10-1987>
----------
(1)<W 2018-10-14/18, art. 22, 173; Inwerkingtreding : 01-02-2019>
(2)<W 2018-12-21/09, art. 130, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 1341. Het verzoekschrift wordt ter griffie neergelegd, op zijn datum voor gezien getekend door de griffier en in een daartoe gehouden register ingeschreven. Het wordt bij het dossier van de rechtspleging gevoegd evenals iedere eventuele mededeling van de schuldenaar aan de rechter.
Het kan door de advocaat ook bij brief aan de griffier worden gezonden.
Art. 1342. <W 1987-07-29/32, art. 3, 009; Inwerkingtreding : 1-10-1987> Binnen vijftien dagen na de indiening van het verzoekschrift willigt de rechter het verzoek in of wijst hij het af bij een in raadkamer te geven beschikking. Hij kan het gedeeltelijk inwilligen. Hij kan ook uitstel van betaling verlenen, zoals bepaald is in hoofdstuk XIV van dit boek.
Een afschrift van de beschikking wordt bij gewone brief aan de advokaat van de verzoeker gezonden.
Art. 1343.<W 1987-07-29/32, art. 4, 009; Inwerkingtreding : 1-10-1987> § 1. Wanneer de rechter het verzoekschrift geheel of gedeeltelijk inwilligt, heeft zijn beschikking de gevolgen van een verstekvonnis.
§ 2. De akte van betekening van deze beschikking bevat op straffe van nietigheid buiten een afschrift van het verzoekschrift, de vermelding van de termijn waarbinnen door de schuldenaar verzet kan worden aangetekend, van de rechter voor wie dit verzet moet worden gedaan, alsmede de hiertoe in acht te nemen vormen.
Tevens op straffe van nietigheid wordt de schuldenaar bij de akte van betekening verwittigd dat hij, als hij binnen de gestelde termijn geen verhaal instelt, door alle wettelijke middelen kan worden genoodzaakt de geëiste geldsommen te betalen.
§ 3. Tegen die beschikking waarbij bevel tot betaling wordt gegeven kan de schuldenaar verzet of hoger beroep instellen overeenkomstig de bepalingen van boek III, titels II en III van dit deel.
In afwijking van artikel 1047 kan het verzet worden gedaan bij een verzoekschrift dat bij de griffie van het gerecht in zoveel exemplaren als er betrokken partijen en advocaten zijn wordt ingediend, en door de griffier bij gerechtsbrief ter kennis gebracht aan de schuldeiser en aan zijn advocaat.
Het verzoekschrift vermeldt op straffe van nietigheid :
1° de dag, de maand en het jaar;
2° de naam, de voornaam [2 ...]2 en de woonplaats van hem die verzet doet [1 en, in voorkomend geval, zijn rijksregister- of ondernemingsnummer]1;
3° de naam, de voornaam en de woonplaats van de schuldeisers en de naam van zijn advocaat;
4° de bestreden beschikking;
5° de middelen van de verzetdoende partij.
De partijen worden door de griffier opgeroepen om te verschijnen op de terechtzitting die de rechter heeft vastgesteld.
§ 4. Wordt het verzoek waarin artikel 1340 voorziet afgewezen, dan kan de vordering langs de gewone weg worden ingesteld.
Tegen de beschikking waarbij het verzoek, overeenkomstig artikel 1342, eerste lid, gedeeltelijk wordt ingewilligd, kan de verzoeker geen verzet of hoger beroep instellen, maar hij kan de beschikking niet betekenen en de vordering voor het geheel langs de gewone weg instellen.
----------
(1)<W 2018-10-14/18, art. 23, 173; Inwerkingtreding : 01-02-2019>
(2)<W 2018-12-21/09, art. 130, 174; Inwerkingtreding : 10-01-2019>
Art. 1344. De in dit hoofdstuk gestelde regels zijn slechts van toepassing indien de schuldenaar zijn woon- of verblijfplaats heeft in België.