PROCEDUREREGLEMENT
Hoofdstuk I
SAMENSTELLING EN VORMING
Art. 1
De Orde der Dierenartsen omvat al de doctors in de diergeneeskunde en al de dierenartsen in België‘ woonachtig, aldaar gemachtigd de diergeneeskunde uit te oefenen en ingeschreven op één van de lijsten der Orde (Art. 2 van de wet van 19-12-1950).
Art. 2
De Gewestelijke Raad der Orde der Dierenartsen (G.R.O.D.) is samengesteld uit 9 effectieve (werkende) en 9 plaatsvervangende leden, verkozen door de op zijn lijst ingeschreven dierenartsen.
Hij wordt bijgestaan door een magistraat van eerste aanleg of door zijn plaatsvervanger, dewelke door de Koning benoemd worden en raadgevende stem hebben (Art. 7 en 10 van de wet van 19- 12-1950 en Art. 6 van het K.B. van 19-3-1951).
Art. 3
De voorwaarden, vereist om effectief of plaatsvervangend lid te zijn van de raad, worden bepaald bij wet van 19-12-1950, zoals gewijzigd door het enig artikel van de wet van 18-3-1953.
Art. 4
De verkiezing der leden geschiedt bij geheime stemming volgens de regelen voorgeschreven bij het K.B. van 19-3-1951, tenminste 2 maanden voor het vervallen van het mandaat van de leden van de raad, op de dag en het uur door de voorzitter van de Hoge Raad vastgesteld (Art. 4 van het K.B. van 19-3-1951). De stemming is verplicht (Art. 7 van de wet van 19-12-1950).
Art. 5
Bij ontslag of overlijden van een werkend lid wordt dit vervangen door het plaatsvervangend lid dat in dezelfde verkiezing de meeste stemmen heeft behaald. Wanneer twee plaatsvervangers hetzelfde aantal stemmen bekomen hebben, wordt de voorrang gegeven aan het oudste lid in jaren (Art. 7, al. 6 van de wet van 19-12-1950).
Art. 6
De raad wordt om de drie jaar met de helft vernieuwd. Het aantal uittredende leden zal beurtelings vijf en vier zijn (Art. 8 van de wet van 19-12-1950; Art. 7 van het K.B. van 19-3-195l).
Hoofdstuk II
TERRITORIALE BEVOEGDHEID
Art. 7
De Nederlandstalige Gewestelijke Raad der Orde der Dierenartsen (N.G.R.O.D.) heeft rechtsmacht over de doctors in de diergeneeskunde en de dierenartsen die woonachtig zijn in de gemeenten waarvan de bestuurstaal het Nederlands is. Deze woonachtig in de administratief tweetalige gemeenten, mogen zich naar keuze bij de Nederlandstalige of Franstalige raad aansluiten (Art. 4 van de wet van 19-12-1950).
Hoofdstuk III
BEVOEGDHEID
Art. 8
De G.R.O.D. is belast met:
a. het opmaken van de lijst der Orde,
b. de zorg voor de naleving van de diergeneeskundige plichtenleer, de eer, de eerlijkheid en de waardigheid van en de geheimhouding door de leden der Orde in de uitoefening of naar aanleiding van de uitoefening van het beroep, en zelfs buiten hun beroepsbedrijvigheid in geval van zware fouten, die een weerslag hebben op de eer van het beroep,
c. het wijzen der bevoegde overheden op de inbreuken op de wet van 19-12-1950 en reglementen inzake de uitoefening van de diergeneeskunde,
d. het waarderen der honorariastaten der dierenartsen op verzoek van een van beide partijen of van ambtswege in geval van een ernstige tekortkoming aan de beroepseerlijkheid,
e. het geven van zijn advies over de wijze van vaststelling en over het bedrag der gevraagde honoraria op verzoek van de hoven en rechtbanken (Art. 5 van de wet van 19-12-1950),
f. het inschrijven in een bijzonder register van de dierenartsen, onderdanen van een Lidstaat van de Europese Unie , die zich niet wensen te vestigen in het gewest waarvoor de raad bevoegd is maar aldaar regelmatig diensten wensen te verrichten (Art. 4, al. 2 van het K.B. van 23-6-1981).
Art. 9
De raden der Orde kunnen geen enkele strafmaatregel of ontzetting gronden op redenen in verband met het ras, de godsdienst, de levensbeschouwing, de politiek, de taal of de vakbeweging. Elke inmenging op een dezer gebieden is hun verboden (Art. 6 van de wet van 19-12-1950).
Art. 10
De leden van de G.R.O.D. verkiezen vijf leden van de Hoge Raad der Orde, gedelegeerd volgens de wijze voorzien bij Art. 40 van het K.B. van 19-3-1951, die geroepen zijn om in de schoot van deze raad de vijf provinci‘n, die zijn omschrijving vormen, te vertegenwoordigen.
Elk der provincies moet in de Hoge Raad vertegenwoordigd zijn onder de vijf aldus verkozen leden (Art. 11 van de wet van 19-12-1950 en Art. 40 van het K.B. van 19-3-195l).
In geval een provincie geen verkozene (onder de effectieven of plaatsvervangers) heeft in de Gewestelijke Raad, zal een oproep tot kandidaatstelling worden gedaan onder de leden van de lijst van deze provincie en zal overgegaan worden tot verkiezing van de afgevaardigde door de leden van de Gewestelijke Raad.
Art. 11
De G.R.O.D. duidt door het lot 3 van zijn werkende of plaatsvervangende leden aan om deel uit te maken van de Gemengde Raad van Beroep voor het Nederlands taalgebied.
De leden die de bestreden beslissing gewezen hebben mogen niet aangeduid worden (Art. 12 van de wet van 19-12-1950 en de wet van 20-1-1961).
Art. 12
De G.R.O.D. mag door de Hoge Raad gelast worden een onderzoek in te stellen nopens alle zaken die tot zijn bevoegdheid behoren (Art. 11 van de wet van 19-12-1950).
Art. 13
De beslissingen van de Raad der Orde worden in een register ingeschreven en door de voorzitter en de secretaris ondertekend. De administratieve beslissingen en de beslissingen waarbij een tuchtstraf uitgesproken wordt moeten met redenen omkleed zijn (Art. 2 van de wet van 19-12- 1950).
Art. 14
De raad neemt kennis en spreekt zich uit over de klachten die hem door het bureau worden overgemaakt (Art. 13 van de wet van 19-12-1950).
Art. 15
De raad stelt het bedrag vast van de jaarlijkse bijdrage, nodig voor zijn werking; na goedkeuring ervan door de Hoge Raad belast zij zich met het innen.
Hoofdstuk IV
BUREAU
Art. 16
De Gewestelijke Raad der Orde verkiest in zijn schoot een voorzitter, een ondervoorzitter en een secretaris, die het bureau vormen (Art. 10 van de wet van 19-12-1950), dit met inachtneming van de termijnen en voorwaarden bepaald bij Art. 36, 39, 40, 41, 42, 43 en 44 van het K.B. van 19-3- 195l.
Art. 17
Het bureau van de Gewestelijke Raad onderzoekt ambtshalve, op aangifte of op de klacht, de zaken waarvoor het bevoegd is. Het bureau kan zijn onderzoeksopdracht overdragen aan één van zijn leden of aan een ander lid van de raad.
Het onderzoek heeft plaats in aanwezigheid van de magistraat bedoeld in artikel 10. Het bureau kan een griffier aanwijzen.
Op verzoek van het bureau of de partijen probeert de voorzitter in voorkomend geval de partijen te verzoenen. Hij kan zich hiervoor laten bijstaan door een ander lid van de raad en/of door een griffier. Hij stelt een proces-verbaal van verzoening of niet-verzoening op.
Het bureau of zijn afgevaardigde brengt verslag uit aan de Gewestelijke Raad nadat het onderzoek beëindigd is of nadat het proces-verbaal van verzoening of niet-verzoening is opgesteld.
Het lid of de leden van het bureau of van de raad die de onderzoeksopdracht hebben uitgevoerd, mogen niet deelnemen aan de beraadslagingen noch aan de uitspraak in tuchtzaken.
Art. 18
Het bureau van de Gewestelijke Raad der Orde, bijgestaan door n of twee door de voorzitter aangeduide leden van de raad, neemt de kiesverrichtingen waar (Art. 1 van het K.B. van 19-3- 195l).
DE VOORZITTER
Art. 19
De voorzitter van de Gewestelijke Raad wordt verkozen voor een termijn van drie jaar in de schoot van de raad bij geheime stemming, met volstrekte meerderheid van het aantal geldige stemmen.
Wanneer geen enkele kandidaat de volstrekte meerderheid behaalt, gaat men over tot een herstemming tussen de twee kandidaten op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht (Art. 40, 41 en 43 van het K.B. van 19-3-1951, en Art. 10 van de wet van 19-12-1950).
Art. 20
De voorzitter zit de vergaderingen van de Gewestelijke Raad voor en ondertekent de verslagen (Art. 20 van de wet van 19-12-1950).
Art. 21
In geval van stemming, bij staking van stemmen, is de stem van de voorzitter beslissend (Art. 16, al. 4 van de wet van 19-12-1950).
Art. 22
Hij tracht door zijn persoonlijke en overredende tussenkomst de geschillen onder de leden van de Orde te regelen.
Art. 23
Hij onderwerpt aan de raad alle kwesties die tot de bevoegdheid van deze Gewestelijke Raad behoren.
Art. 24
Hij stelt zich ten dienste van alle leden, maar vooral van de jongeren, om hen de raadgevingen te verlenen die het beroep aangaan.
Art. 25
In geval de voorzitter belet is, wordt hij door de ondervoorzitter vervangen.
In dringende en uitzonderlijke omstandigheden, zo de ondervoorzitter eveneens belet is, wordt hij vervangen door de secretaris. Indien zowel de secretaris als de voorzitter en de ondervoorzitter belet zijn, wordt het voorzitterschap waargenomen door het oudste lid van de raad.
DE ONDERVOORZITTER
Art. 26
Hij wordt verkozen in de schoot van de raad, door diens leden, volgens de regels bepaald voor de verkiezing van de voorzitter voor een termijn van drie jaar (Art. 40, 41 en 43 van het K.B. van 19- 3-1951 en Art. 10 van de wet van 19-12-1950).
Art. 27
Buiten zijn functies als lid van het bureau neemt hij het voorzitterschap waar zo de voorzitter belet is en heeft hij alle machten en rechten van deze laatste.
DE SECRETARIS
Art. 28
Hij wordt verkozen in de schoot van de Raad der Orde, door diens leden, volgens de regels bepaald voor de verkiezing van de voorzitter voor een termijn van drie jaar.
Art. 29
Hij kan zich laten helpen door administratief personeel.
Art. 30
Hij oefent de functie van penningmeester uit. Hij mag geen uitzonderlijke uitgaven doen zonder de instemming van het bureau.
Hij zorgt voor het innen der bijdragen en ondertekent de ontvangstbewijzen. Ieder jaar in juni brengt hij bij de raad verslag uit over de financiële toestand.
Art. 31
Hij neemt het voorzitterschap waar zo de voorzitter en de ondervoorzitter belet zijn en heeft in dit geval alle machten en rechten van de voorzitter. Als ook hij belet is, zal de secretaris in zijn functies vervangen worden door het oudste lid in jaren der aanwezige leden van de raad.
Art. 32
Hij schrijft de beslissingen van de raad in en ondertekent ze samen met de voorzitter (Art. 20 van de wet van 19-12-1950).
DE LEDEN
Art. 33
De leden van de Raad der Orde worden bij geheime stemming verkozen door de op de lijst der Orde ingeschreven dierenartsen (Art. 7 van de wet van 19-12-1950), volgens de regels vermeld in het K.B. van 19-3-1951.
Art. 34
De effectieve en plaatsvervangende leden van de raad worden voor een termijn van zes jaar verkozen. De raad wordt om de drie jaar met de helft vernieuwd. De effectieve leden zijn niet onmiddellijk herkiesbaar (Art. 8 van de wet van 19-12-1950).
Het aantal uittredende leden zal dus beurtelings vijf en vier zijn (Art. 7 van het K.B. van 19-3- 1951).
Het mandaat van de nieuwe raad zal een aanvang nemen op 14 oktober van het jaar van zijn verkiezing.
Art. 35
Bij ontslag of overlijden van een effectief lid, wordt dit lid vervangen door de plaatsvervanger die in dezelfde verkiezing de meeste stemmen heeft behaald. Wanneer twee plaatsvervangers hetzelfde aantal stemmen bekomen hebben, wordt de voorrang gegeven aan het oudste lid in jaren (Art. 7 van de wet van 19-12-1950).
Art. 36
Eik lid van de Raad der Orde, dat behoorlijk opgeroepen, zonder wettige reden, twee achtereenvolgende vergaderingen niet bijwoont, is strafbaar met waarschuwing of censuur (Art. 9 van de wet van 19-12-1950).
Art. 37
De leden van de Raad der Orde zijn tot het beroepsgeheim gehouden voor alle zaken, waarvan zij bij de uitoefening van hun ambt kennis gekregen hebben (Art. 21 van de wet van 19-12-1950).
Art. 38
De effectieve of plaatsvervangende leden van de raden der Orde die in laatste aanleg veroordeeld werden uit hoofde van een inbreuk inzake de uitoefening der diergeneeskunde of degenen die enige tuchtstraf hebben opgelopen, worden van rechtswege uit hun mandaat ontzet (Art. 14, al. 3 van de wet van 19-12-1950).
Hoofdstuk V
ZITTINGEN
Art. 39
De raad vergadert op de dag, het uur en de plaats door het bureau aangeduid.
Art. 40
De aanwezigheid van twee derden der leden, bijgestaan door de door de Koning aangewezen magistraat of zijn plaatsvervanger, is vereist opdat een beslissing van de Raad der Orde geldig zij (Art. 16 van de wet van 19-12-1950). Die magistraat heeft een raadgevende stem (Art. 10, al. 2 van de wet van 19-12-1950).
Art. 41
Al de beslissingen worden genomen bij meerderheid der stemmen van de aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend (Art. 16 van de wet van 19-12- 1950).
De schorsing of het definitief verbod de diergeneeskunde uit te oefenen wordt bij meerderheid van twee derden der stemmen van de aanwezige leden uitgesproken (Art. 16 van de wet van 19- 12-1950).
Art. 42
De beraadslagingen van de Raad der Orde worden in een verslagregister ingeschreven en door de voorzitter en de secretaris ondertekend (Art. 20 van de wet van 19-12-1950).
De verslagen geven de namen en de hoedanigheid der aanwezige leden op.
Art. 43
Elk lid van de Raad van de Orde dat de debatten bijgewoond heeft, is verplicht zijn mening uit te brengen en mag zich niet onthouden van te stemmen.
Indien n of meer leden die de debatten bijgewoond hebben wettig verhinderd zijn deel te nemen aan de uitspraak van een zaak waarvan ze aan de debatten hebben deelgenomen, kan de voorzitter n of meer andere leden aanduiden om ze op het ogenblik van de uitspraak te vervangen.
Art. 44
Elk lid van de raad der Orde brengt zijn mening uit, de jongste eerst. Indien er meerdere adviezen zouden zijn, waarvan geen enkel de vereiste meerderheid bereikt, stemt men opnieuw. Als er na die stemming meer dan twee adviezen overblijven, waarvan geen enkel de meerderheid bereikt, zullen de leden, die het minst gunstige advies over de gedaagde hebben uitgebracht, zich bij de andere adviezen moeten aansluiten.
Als er nadien nog meer dan twee adviezen zijn waarvan geen enkel de meerderheid bereikt heeft, zal de hierboven vermelde schikking toegepast worden totdat een mening de vereiste meerderheid bereikt.
Hoofdstuk VI
PROCEDURE
Art. 45
De raad kan beslissen een zaak zonder gevolg te laten. De betrokken dierenarts zal, bij aangetekend schrijven, van deze beslissing op de hoogte worden gebracht. De aanklager kan hiervan eveneens op de hoogte worden gebracht. De raad kan de voorzitter gelasten de betrokken dierenarts een vaderlijke vermaning te geven.
Art. 46
Indien geen toepassing wordt gemaakt van voorgaand artikel, moet het betrokken lid per aangetekende brief gedagvaard worden met vermelding van de tenlasteleggingen, minstens 30 dagen voor de dag bepaald voor het verschijnen.
Art. 47
De voorzitter van de Gewestelijke Raad bepaalt dag, uur en plaats van de hoorzitting; in overeenstemming met het bureau stelt hij de agenda op en bepaalt de rol inzake ingediende klachten en geschillen. De functie van de griffier zal waargenomen worden door een lid hiertoe aangeduid door de voorzitter; als hij het nodig oordeelt, kan de voorzitter hiervoor een persoon aanduiden die geen deel uitmaakt van de raad.
De hoorzittingen zijn openbaar, behalve als de verschijnende dierenarts de sluiting der deuren vraagt.
De raad kan in het belang van de openbare orde en/of de goede zeden zelf beslissen om de deuren te sluiten.
Art. 48
Het lid dat verzocht wordt te verschijnen, kan zich laten bijstaan door raadslieden om zijn verdediging voor te dragen. Deze laatsten mogen slechts gekozen worden hetzij onder de advocaten, hetzij onder de leden van de Orde (Art. 15 van de wet van 19-12-1950).
Art. 49
De voorzitter kan op vraag van de raad of het raadslid belast met het vooronderzoek, de aanklager en getuigen oproepen.
De aanklager kan op zijn verzoek eveneens gehoord worden op de zitting.
Art. 50
De voorzitter zal de zaak uiteenzetten. Het met een vooronderzoek belast raadslid brengt verslag uit. De getuigen zullen gehoord worden; hun getuigenis zal geacteerd worden en door de voorzitter en de secretaris ondertekend worden.
Art. 51
De voorzitter leidt de debatten, de vragen worden door hem alleen gesteld. De partijen, de leden van de raad en de magistraat mogen de voorzitter verzoeken een vraag te stellen.
Art. 52
De gedaagde dierenarts, desgevallend bijgestaan door zijn raadsman, draagt zijn verdediging voor.
Art. 53
Na sluiting der debatten geeft de raad kennis van de datum waarop de beslissing zal geveld worden. De beraadslaging geschiedt met gesloten deuren, buiten de aanwezigheid van de partijen en van de leden die deelgenomen hebben aan het vooronderzoek.
Art. 54
De Raad van de Orde beschikt volgens de ernst van de fouten over volgende tuchtmaatregelen: - waarschuwing,
- censuur,
- berisping,
- schorsing van het recht de diergeneeskunde uit te oefenen, gedurende een termijn die de 2 jaar niet mag overschrijden en
- schrapping van de lijst der Orde, met definitief verbod de diergeneeskunde in Belgi‘ uit te oefenen (Art. 14, al. 1 van de wet van 19-12-1950).
De practici die in laatste aanleg schorsing hebben opgelopen zijn voor altijd ontzet uit hun recht van verkiesbaarheid en, tijdens de termijn van schorsing, uit het recht deel te nemen aan de verkiezingen van de Raad der Orde (Art. 14, al. 2 van de wet van 19-12-1950).
De effectieve of plaatsvervangende leden van de raden der Orde, die in laatste aanleg veroordeeld werden uit hoofde van een inbreuk inzake de uitoefening der diergeneeskunde of diegenen die een tuchtstraf hebben opgelopen, zijn van rechtswege uit hun mandaat ontzet.
De inbreuken op de schrappings- en schorsingsmaatregelen worden gestraft als onwettige uitoefening der diergeneeskunde (Art. 14 van de wet van 19 -12-1950).
Art. 55
De aanwezigheid van twee derden der leden van de raad, bijgestaan door de overeenkomstig artikel 10 van de wet van 19-12-1950 door de Koning aangewezen magistraat, is vereist opdat een beslissing van de Raad van de Orde geldig zij (Art. 16, al. 1 van de wet van 19-12-1950).
Art. 56
De beslissingen van de Raad van de Orde worden genomen bij meerderheid van de stemmen van de aanwezige leden.
Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend (Art. 16, al. 4 en 5 van de wet van 19-12-1950).
Art. 57
De schorsing of het definitief verbod de diergeneeskunde uit te oefenen wordt bij meerderheid van twee derden der stemmen der aanwezige leden uitgesproken (Art. 16, al. 5 van de wet van 19- 12-1950).
Art. 58
De beraadslagingen, waarbij een tuchtstraf uitgesproken wordt, moeten met redenen omkleed worden (Art. 20, al. 2 van de wet van 19-12-1950).
Ze worden in een verslagregister ingeschreven en door de voorzitter en de secretaris ondertekend (Art. 20 van de wet van 19-12-1950).
Art. 59
Iedere beslissing van disciplinaire of contentieuze aard, door de raad genomen, wordt in
openbare zitting uitgesproken en dient samen met de motivering aan de voorzitter van de Hoge Raad en per aangetekend schrijven aan de partijen die recht hebben op een beroepsprocedure betekend te worden.
Art. 60
Iedere strafmaatregel wordt definitief dertig dagen nadat hij aan belanghebbende werd betekend, behalve in geval van beroep of verzet, in de vorm en binnen de termijn zoals door de wet voorzien en behoudens cassatieberoep (Art. 19 van de wet van 19-12-1950). De tuchtmaatregel in kracht van gewijsde gegaan wordt uitvoerbaar dertig dagen nadien.
VERSTEK – VERZET
Art. 61
Indien de gedaagde, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet verschijnt op de dag en het uur bij de dagvaarding bepaald, wordt er bij verstek gevonnist behoudens ernstige reden van verhindering.
Art. 62
Tuchtmaatregelen mogen bij verstek slechts worden toegepast dertig dagen nadat het betrokken lid verzocht werd zijn verdediging voor te dragen (Art. 15, al. 1 van de wet van 19-12-1950).
Art. 63
Ingeval de beslissing genomen werd bij verstek kan er, binnen de dertig dagen nadat de beslissing bij aangetekende brief werd betekend, verzet aangetekend worden (Art. 17, al. 2 van de wet van 19-12-1950).
Art. 64
Verzet wordt ingesteld bij aangetekende brief, gericht tot de voorzitter van de raad die de beslissing heeft gewezen (Art. 17, al. 3 van de wet van 19-12-1950).
Art. 65
De zaak wordt teruggebracht voor de raad die de straf uitgesproken heeft (Art. 17, al. 2 van de wet van 19-12-1950).
De eiser in verzet zal bij aangetekend schrijven heropgeroepen worden.
Art. 66
Het verzet wordt als ongedaan beschouwd, zo de verzetaantekenende op die zitting niet verschijnt, en de beslissing door de raad op het verzet gewezen, kan door hem die verzet heeft aangetekend, enkel door middel van het beroep bestreden worden.
HOGER BEROEP
Art. 67
De voorzitter van de Hoge Raad en de partijen kunnen tegen iedere beslissing van de raad in hoger beroep gaan binnen dertig dagen nadat de beslissing bij aangetekende brief werd betekend (Art. 17, al. 1 van de wet van 19-12-1950).
Art. 68
Beroep wordt ingesteld bij aangetekende brief, gericht tot de voorzitter van de raad die de beslissing heeft gewezen. Als het beroep tegen een lid van de Orde gericht is, dan wordt hem bij aangetekende brief een afschrift toegezonden (Art. 17, al. 3 van de wet van 19-12-1950).
Art. 69
De aangetekende brief wordt door de voorzitter van de Raad van de Orde aan de voorzitter van de bevoegde Gemengde Raad van Beroep overgezonden. Een kopie van de genomen beslissing zal bij dit schrijven gevoegd worden.
Art. 70
De procedure van de Gemengde Raad van Beroep verloopt volgens de regels bepaald in de artikelen 16 en 17 van de wet van 19-12-1950. Geen enkele beslissing kan worden genomen zonder dat de betrokken dierenarts de mogelijkheid heeft gekregen te worden gehoord. In geval de beslissing bij verstek wordt gewezen wordt er gehandeld volgens dezelfde regels als deze eerder vermeld in de artikelen 63, 64, 65 en 66 van het huidig reglement.
WRAKING
Art. 71
Het lid van de Orde dat opgeroepen wordt om te verschijnen, beschikt over het recht van wraking, onder de voorwaarden tegen iedere rechter voorzien in het Gerechtelijk Wetboek.
Hoofdstuk VII
BEKENDMAKING DER TUCHTUITSPRAKEN
Art. 72
De tekst van de uitspraken wordt onmiddellijk aan de voorzitter van de Hoge Raad toegezonden. Wanneer de uitspraken in kracht van gewijsde zijn getreden en dierenartsen, die gerechtigd zijn in België‘ de diergeneeskunde uit te oefenen, treffen met een van de sancties voorzien door de wet van 19-12-1950, worden ze door de Hoge Raad verzameld en kunnen ze bekend gemaakt worden met inachtneming van de nationale wetgeving inzake de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.
Art. 73
Onverminderd de bepalingen onder
Art. 72, wordt bovendien in geval van schorsing of definitief verbod de diergeneeskunde uit te oefenen, de tekst van de definitieve uitspraak en van de aard van de tenlastelegging medegedeeld aan:
- de provinciale geneeskundige commissies,
- de Procureur-generaal bij het Hof van Beroep van het rechtsgebied waarin de betrokken dierenarts woonachtig is,
- de HH. Ministers die de uitoefening van de diergeneeskunde onder hun bevoegdheid hebben, - de betrokken Federale Overheidsdient en Federale Agentschap pen,
- de hoofdcommissaris, chef van de politiezone waar de belanghebbende praktijk uitoefent of zijn domicilie heeft,
- de dierenartsen van de gemeente waar de betrokken confrater verblijft en van de onmiddellijk aanpalende gemeenten,
GEWESTELIJKE RADEN
Art. 74
Van zodra de notulen van een zitting zijn goedgekeurd, kan de tekst van de definitieve beslissing worden medegedeeld aan elke ingeschreven dierenarts die erom vraagt en kan de tekst door middel van elk nuttig middel openbaar gemaakt worden.
Hoofdstuk VIII
HONORARIA - BETWISTINGEN
Art. 75
Op verzoek van een van de betrokken partijen of van ambtswege in geval van een ernstige tekortkoming aan de beroepseerlijkheid, waardeert de raad de honorariastaten der dierenartsen (Art. 5, al. 4 van de wet van 19-12-1950).
Art. 76
Op verzoek van de hoven en rechtbanken geeft de raad zijn advies over de wijze van vaststellen en over het bedrag van de gevraagde honoraria (Art. 5, al. 5 van de wet van 19-12-1950).
Hoofdstuk IX
INSCHRIJVING OP DE LIJST VAN DE ORDE
Art. 77
De doctors in de diergeneeskunde en de dierenartsen, die in België‘ de diergeneeskunde wensen uit te oefenen, moeten vooraf hun inschrijving op de lijst van de Orde verkrijgen (Art. 2, al. 2 van de wet van 19-12-1950).
Art. 78
De wegens de woonplaats van de betrokkene bevoegde Gewestelijke Raad der Orde kan de inschrijving slechts weigeren zo de aanvrager zich schuldig heeft gemaakt aan een feit, waarvan de zwaarwichtigheid het definitief verbod de diergeneeskunde in België‘ uit te oefenen verdient (Art. 2, al. 2 van de wet van 19-12-1950), onder voorbehoud van gelijkvormigheid met de Europese richtlijnen en de wetten en reglementen op het recht tot vestiging en vrije dienstverlening.
Art. 79
De aanvrager, die bij zijn aanvraag blijft, kan eisen persoonlijk door de Raad der Orde te worden gehoord. Hij heeft het recht zich door een of meer raadslieden te doen bijstaan. De raad velt een met redenen omklede uitspraak, die rekening houdt met de beginselen vastgesteld in artikelen 5 en 6 van de wet van 19-12-1950. De regelen van territoriale bevoegdheid, die met betrekking tot het taalgebruik, alsmede die inzake hoger beroep en cassatieberoep, worden eveneens in acht genomen (Art. 2, al. 3 van de wet van 19-12-1950).
Art. 80
De dierenartsen worden gerangschikt volgens de datum van inschrijving op de lijst van de Orde. Zo verscheidene dierenartsen op dezelfde zitting worden ingeschreven, wordt hun rang bepaald volgens de datum van hun diploma. Zo verscheidene diploma's dezelfde datum dragen, wordt de rang bepaald door de leeftijd van het lid.
Art. 81
De lijst der dierenartsen, die vragen op de rol te worden ingeschreven, zal op het secretariaat neergelegd worden tot de nieuwe lijst gedrukt wordt.
Hoofdstuk XX
WIJZIGINGEN AAN HET PROCEDUREREGLEMENT
Art. 82
Wijzigingen aan dit reglement mogen niet strijdig zijn met de bepalingen van de wet van 19-12- 1950 zoals sedertdien gewijzigd, en worden slechts van kracht na goedkeuring door de Hoge Raad en publicatie.
Het huidig reglement werd aangenomen en goedgekeurd door de Hoge Raad van de Orde der Dierenartsen in zitting van 19 juli 2007.
Het procedurereglement treedt in voege vanaf 1 oktober 2007.