, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.175. [1 Onverminderd de artikelen 2043bis tot 2043octies van het Burgerlijk Wetboek en XX.176, strekt de kwijtschelding niet tot voordeel van de medeschuldenaars en de stellers van persoonlijke zekerheden.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Uittreksel uit het burgerlijk wetboek
Art. 2043bis. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 4; Inwerkingtreding : 01-12-2007> Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt verstaan onder :
a) kosteloze borgtocht : de handeling waarmee een natuurlijke persoon kosteloos een hoofdschuld verzekert ten gunste van een schuldeiser. De kosteloze aard van de borgtocht slaat op het ontbreken van enig economisch voordeel, zowel rechtstreeks als indirect, dat de borg kan genieten dankzij de borgstelling;
b) schuldeiser : iedere verkoper in de zin van artikel 1 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument;
c) schuldenaar : iedere natuurlijke persoon of rechtspersoon.
Art. 2043ter. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 5; Inwerkingtreding : 01-12-2007> De bewijslast om aan te tonen dat de borgtocht niet kosteloos werd verstrekt, ligt bij de schuldeiser. In dat geval zijn de bepalingen van dit hoofdstuk niet van toepassing.
Art. 2043quater. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 6; Inwerkingtreding : 01-12-2007> Op de borgtocht bedoeld in artikel 2043bis zijn, met uitzondering van de artikelen 2014, eerste lid, 2018 en 2019, de hoofdstukken I tot IV van toepassing, tenzij als de regels die zij bevatten onverenigbaar zijn met de bepalingen van dit hoofdstuk.
Art. 2043quinquies.<Ingevoegd W 2007-06-03/69, art. 7; Inwerkingtreding : 01-12-2007> § 1. Op straffe van nietigheid moet de borgtocht in de zin van dit hoofdstuk het voorwerp uitmaken van een geschreven overeenkomst die verschilt van de hoofdovereenkomst.
§ 2. De duur van de hoofdverplichting moet worden vermeld in de borgtochtovereenkomst, en in het geval van een borgtocht voor een hoofdverplichting die werd afgesloten voor onbepaalde duur, mag de duur van de borgtochtovereenkomst vijf jaar niet overschrijden.
§ 3. Op straffe van nietigheid moet de borgtochtovereenkomst ten minste de volgende vermeldingen bevatten, door de borg met de hand geschreven :
" door me borg te stellen voor ... voor de som beperkt tot ... (in cijfers) als dekking van de betaling van de hoofdsom en interesten voor een duur van ..., verbind ik me ertoe aan de schuldeiser van ... de verschuldigde sommen terug te betalen op mijn goederen en inkomsten, indien, en in de mate dat, ... er niet zelf aan heeft voldaan ".
§ 4. Na advies van de [1 bijzondere raadgevende commissie Onrechtmatige bedingen]1 bedoeld in de artikelen 35 en 36 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, kan de Koning bepalen welke vermeldingen moeten voorkomen in de overeenkomst, alsook de informatie met betrekking tot de hoofdverplichting die het voorwerp uitmaakt van de borgtocht.
§ 5. Artikel 1326 is niet van toepassing.
----------
(1)<KB 2017-12-13/13, art. 9, 016; Inwerkingtreding : 01-01-2018>
Art. 2043sexies. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 8; Inwerkingtreding : 01-12-2007> § 1. Op straffe van nietigheid en wanneer de borg in de zin van artikel 2043bis een bepaalde schuld verzekert, wordt de omvang van de borgtocht beperkt tot de som die is vermeld in de overeenkomst, verhoogd met interesten tegen de wettelijke of conventionele rente zonder dat deze interesten evenwel hoger mogen zijn dan 50 % van de hoofdsom.
§ 2. Op straffe van nietigheid kan er geen borgtocht worden afgesloten waarvan het bedrag kennelijk niet in verhouding is tot de terugbetalingsmogelijkheden van de borg, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van de roerende en onroerende goederen en inkomsten van deze laatste.
Art. 2043septies. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 9; Inwerkingtreding : 01-12-2007> In geval van regelmatige uitvoering van de overeenkomst door de schuldenaar brengt de schuldeiser de borg daar op zijn minst eenmaal per jaar van op de hoogte.
Elke mededeling inzake niet uitvoering die wordt gedaan aan de schuldenaar door de schuldeiser met betrekking tot de betaling van de schuld moet gelijktijdig en in dezelfde vorm worden gedaan aan de borg. Bij gebrek daaraan kan de schuldeiser zich niet beroepen op de aangroei van de schuld, vanaf de datum waarop hij ter zake in gebreke blijft.
Art. 2043octies. <Ingevoegd bij W 2007-06-03/69, art. 10; Inwerkingtreding : 01-12-2007> De verbintenissen van de erfgenamen van een borg inzake de borgtocht zijn beperkt tot het erfdeel dat aan elk van hen toekomt.
Niettegenstaande enige andersluidende overeenkomst bestaat er geen hoofdelijkheid tussen de erfgenamen van een borg voor de verbintenissen van de borg.
Art. XX.176.[
1 De natuurlijke persoon die zich persoonlijk
kosteloos zeker heeft gesteld voor de gefailleerde, kan, na het openen van de procedure, een verzoekschrift neerleggen voor de insolventierechtbank strekkende tot gehele of gedeeltelijke bevrijding van haar verbintenis wanneer het bedrag van de zekerheid, bij het openen van de procedure, kennelijk niet in verhouding is tot haar terugbetalingsmogelijkheden, waarbij deze mogelijkheid beoordeeld moet worden in het licht van haar roerende en onroerende goederen en inkomsten.
De verzoeker
vermeldt in zijn verzoekschrift:
- zijn identiteit, beroep en woonplaats;
- de identiteit en woonplaats van de titularis van de vordering waarvan de betaling gewaarborgd is door de zekerheidsteller;
- de verklaring dat zijn verbintenis niet in verhouding is, bij het openen van de procedure, met zijn inkomsten en vermogen;
- de kopie van zijn laatste aangifte en het laatste aanslagbiljet in de personenbelasting;
- het overzicht van alle activa en passiva die zijn patrimonium vormen;
- de stukken die de verbintenis houdende de kosteloze zekerheidstelling en de omvang ervan staven;
- elk ander stuk dat van aard is om precies de staat weer te geven van zijn bestaansmiddelen en lasten.
Het verzoekschrift wordt gevoegd bij het faillissementsdossier.
De partijen worden door de griffier bij gerechtsbrief opgeroepen om te verschijnen op de zitting die de rechter bepaalt. De oproeping vermeldt dat het verzoekschrift en de bijkomende documenten in het faillissementsdossier kunnen worden geraadpleegd.
De neerlegging van het verzoekschrift schort de middelen van tenuitvoerlegging op.
Het vonnis dat de bevrijding van de verzoeker beveelt, wordt [
2 ingevoegd tussen het woord]
2 bij uittreksel bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Wanneer de persoonlijke zekerheid door de rechtbank niet volledig van zijn verplichting is ontslagen, verkrijgen de schuldeisers opnieuw het recht om individueel een vordering op zijn goederen te stellen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W
2018-04-15/14, art. 241, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.177. [
1 De houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde en eveneens gefailleerde medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan, geëndosseerd of gewaarborgd, komt in aanmerking voor de uitdelingen in elke boedel en komt daarin op voor de nominale waarde van zijn schuldvordering, totdat hij volledig is betaald.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.178. [
1 Voor de
faillissementen van medeschuldenaars bestaat geen onderling verhaal uit hoofde van betaalde percenten, behalve wanneer de percenten uit die boedels meer bedragen dan de schuldvordering in hoofdsom en toebehoren; in dat geval komt het meerdere, naar de orde der verbintenissen, toe aan die schuldenaars voor wie de andere borg staan.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.179. [
1 Wanneer de
houder van schuldverbintenissen die door de gefailleerde met andere medeschuldenaars hoofdelijk zijn aangegaan of waarvoor een borg is gesteld, voor het faillissement een voorschot op zijn schuldvordering ontvangen heeft, wordt deze in de boedel slechts opgenomen onder aftrek van dit voorschot en behoudt hij voor het nog verschuldigde bedrag zijn rechten tegen de medeschuldenaars of de borg.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.180. [
1 De medeschuldenaar of de borg die de gedeeltelijke betaling gedaan heeft, komt in het faillissement op voor alles wat hij tot bevrijding van de gefailleerde betaald heeft.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 2. [
1 - Pandhoudende schuldeisers en schuldeisers bevoorrecht op roerend goed]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.181. [
1 De curatoren kunnen, met machtiging van de rechter-commissaris, te allen tijde het pand ten bate van de failliete boedel inlossen door betaling van de schuld.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.182. [
1 Ingeval de curatoren het pand niet inlossen en de schuldeiser het verkoopt voor een prijs die de schuldvordering te boven gaat, wordt het meerdere door hen geïnd. Bedraagt de prijs minder dan de schuldvordering, dan treedt de pandhoudende schuldeiser voor het ontbrekende op als gewone schuldeiser in de boedel.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.183. [
1 Voor de werknemers bedoeld in artikel 1 van de wet van 12 april 1965 betreffende de bescherming van het loon der werknemers, worden het loon, zoals bepaald in artikel 2, eerste lid, van die wet, en de in het loon begrepen vergoedingen die aan dezelfde personen verschuldigd zijn wegens beëindiging van hun dienstbetrekking, ongeacht of die beëindiging voor of na de faillietverklaring plaatsheeft, onder de bevoorrechte schuldvorderingen opgenomen met dezelfde rang en ten belope van dezelfde bedragen als het voorrecht dat aan dezelfde personen wordt toegekend bij artikel 19, 3° ter, van de hypotheekwet van 16 december 1851.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 3. [
1 - Rechten van hypothecaire schuldeisers en van op onroerende goederen bevoorrechte schuldeisers]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.184. [
1 Wanneer de prijs van de onroerende goederen vroeger dan of tegelijk met die van de roerende goederen verdeeld wordt, treden de bevoorrechte of de hypothecaire schuldeisers die niet geheel voldaan zijn uit de prijs van de onroerende goederen, naar evenredigheid van hetgeen hun nog verschuldigd is, samen met de gewone schuldeisers op ten aanzien van de gelden die aan de chirografaire boedel toekomen, mits hun schuldvorderingen bevestigd en geverifieerd zijn met inachtneming van de hierboven voorgeschreven vormen.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.185. [
1 Wanneer tot een of meer uitdelingen van gelden wordt overgegaan voordat de prijs van de onroerende goederen verdeeld is, nemen de op de onroerende goederen bevoorrechte en de hypothecaire schuldeisers daaraan deel naar evenredigheid van het volle bedrag van hun schuldvorderingen, onverminderd de afscheiding die hierna wordt omschreven.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.186. [
1 Na de verkoop van de onroerende goederen en de sluiting van de rangregeling onder de hypothecaire en de bevoorrechte schuldeisers, zullen degenen onder hen die ten aanzien van de prijs der onroerende goederen batig gerangschikt zijn voor het volle bedrag van hun schuldvordering, het bedrag dat hun als hypothecaire schuldeisers toegewezen is, slechts ontvangen onder aftrek van hetgeen zij uit de chirografaire boedel hebben verkregen.
De aldus afgetrokken bedragen blijven niet in de hypothecaire boedel, maar worden daarvan afgescheiden en keren terug naar de chirografaire boedel.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.187. [
1 De rechten van de hypothecaire schuldeisers die slechts voor een gedeelte batig gerangschikt zijn bij de verdeling van de prijs van onroerende goederen in de chirografaire boedel, worden definitief vastgesteld met inachtneming van het bedrag dat hun nog verschuldigd is na die rangschikking met betrekking tot de onroerende goederen. Wat zij bij de vroegere uitdeling meer ontvangen hebben, wordt afgetrokken van het bedrag dat hun als hypothecaire schuldeisers toegewezen is, en wordt in de chirografaire boedel teruggestort.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.188. [
1 De hypothecaire schuldeisers die niet batig gerangschikt zijn, worden als gewone schuldeisers beschouwd en als zodanig behandeld met betrekking tot de gevolgen van alle verrichtingen in verband met de chirografaire boedel.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Afdeling 4. [
1 - Gevolgen van het faillissement van de ene echtgenoot ten opzichte van de andere]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.189. [
1 De curatoren kunnen de roerende en onroerende goederen uit het eigen vermogen van een gefailleerde echtgenoot zowel als uit hun gemeenschappelijk vermogen verkopen zonder de voorafgaande toestemming van de andere echtgenoot of de rechterlijke machtiging, voorgeschreven bij de artikelen 215, § 1, 1418 en 1420 van het Burgerlijk Wetboek.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.190. [
1 Indien het huwelijksvermogensstelsel van de echtgenoten wordt ontbonden na de faillietverklaring en voor de sluiting van het faillissement, kunnen noch de echtgenoot van de gefailleerde, noch de curatoren aanspraak maken op de voordelen die in het huwelijkscontract zijn bepaald.
De betaling van gemeenschappelijke schulden, die de gefailleerde bij de uitoefening van zijn beroepsactiviteit heeft gemaakt en die niet voldaan zijn door de vereffening van het faillissement, kunnen niet verhaald worden op het eigen vermogen van de echtgenoot van de gefailleerde.]
1 ----------
(1)<Ingevoegd bij W
2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>