Artikel 1. Deze wet regelt een aangelegenheid als bedoeld in artikel 78 van de Grondwet.
Art. 2. In boek II, titel VII, hoofdstuk V, van het Strafwetboek, 1867 wordt een artikel 377ter ingevoegd, luidende :
"Art. 377ter. In de gevallen bepaald in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel, wordt de minimumstraf van de bij die artikelen bepaalde straffen verdubbeld in geval van gevangenisstraf en met twee jaar verhoogd in geval van opsluiting, wanneer de misdaad of het wanbedrijf is gepleegd ten aanzien van een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar en deze misdaad of dit wanbedrijf is voorafgegaan door een benadering van deze minderjarige vanwege de dader met het oogmerk op een later tijdstip de in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel bepaalde feiten te plegen.
In de gevallen bedoeld in artikel 377, vierde tot zesde lid, wordt de verhoging van de minimumstraf bepaald in het eerste lid beperkt in die mate dat deze, toegepast samen met de verhoging van de straffen bepaald in artikel 377bis, niet hoger komt te liggen dan de bepaalde maximumstraf.".
Art. 3. In boek II, titel VII, hoofdstuk V, van hetzelfde Wetboek, wordt een artikel 377quater ingevoegd, luidende :
"Art. 377quater. De meerderjarige die door middel van de informatie- en communicatietechnologie aan een minderjarige beneden de volle leeftijd van zestien jaar een voorstel doet tot ontmoeting met het oogmerk een misdrijf te plegen bepaald in dit hoofdstuk of in de hoofdstukken VI en VII van deze Titel, wordt, voor zover dit voorstel is gevolgd door materiële handelingen die tot een dergelijke ontmoeting leiden, gestraft met een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar.".
Art. 4. In artikel 382bis, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, vervangen bij de wet van 28 november 2000 en laatst gewijzigd bij de wet van 14 december 2012, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "379 tot 380ter".
Art. 5. In artikel 382quater van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 14 december 2012, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "379 tot 380ter".
Art. 6. In artikel 458bis van hetzelfde Wetboek, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, gewijzigd bij de wet van 30 november 2011 en bij de wet van 23 februari 2012, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "392 tot 394".
Art. 7. In artikel 10ter, eerste lid, 2°, van de wet van 18 april 1878 houdende de Voorafgaande Titel van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995, vervangen bij de wet van 28 november 2000 en laatst gewijzigd bij de wet van 6 februari 2012, wordt het woord ", 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "en 409".
Art. 8. In artikel 21, derde lid, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 30 november 2011, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,".
Art. 9. In artikel 21bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en 30 november 2011, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,".
Art. 10. In artikel 91bis van het Wetboek van strafvordering, ingevoegd bij de wet van 13 april 1995 en gewijzigd bij de wetten van 28 november 2000 en 10 augustus 2005, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,"
Art. 11. In artikel 92, § 1, eerste lid, van hetzelfde Wetboek, laatst gewijzigd bij de wet van 30 november 2011, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en het woord "379,".
Art. 12. In artikel 20, tweede lid, van de wet van 9 april 1930 tot bescherming van de maatschappij tegen abnormalen, gewoontemisdadigers en plegers van bepaalde seksuele strafbare feiten, laatst gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "en 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "van het Strafwetboek".
Art. 13. In artikel 20bis, eerste lid, van dezelfde wet, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000, worden de woorden "en 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "van het Strafwetboek".
Art. 14. In artikel 9bis, eerste lid, van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie, ingevoegd bij de wet van 28 november 2000 en gewijzigd bij de wet van 27 december 2006, worden de woorden "en 377quater" ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377" en de woorden "van het Strafwetboek".
Art. 15. In artikel 25, § 2, d), eerste streepje, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten, laatst gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "377ter, 377quater," ingevoegd tussen het woord "377bis," en het woord "379,".
Art. 16. In artikel 26, § 2, d), eerste streepje, van dezelfde wet, laatst gewijzigd bij de wet van 17 maart 2013, worden de woorden "377ter, 377quater," ingevoegd tussen het woord "377bis," en het woord "379,".
Art. 17. In artikel 5, § 4, 2°, b), van de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens, laatst gewijzigd bij de wet van 25 juli 2008, wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "372 tot 377," en de woorden "392 tot 410,".
Art. 18. In artikel 15, § 1, van de wet van 21 april 2007 betreffende de internering van personen met een geestesstoornis wordt het woord "377quater," ingevoegd tussen de woorden "de artikelen 372 tot 377," en de woorden "379 tot 380ter,".