Art. 393 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Onwettige lichting van gewapende krijgsbenden stelt:
“Onwettige lichting van gewapende krijgsbenden is het opzettelijk lichten van gewapende krijgsbenden, aanwerven of ronselen van krijgslieden of het leveren of verschaffen van wapens of munitie aan hen, zonder bevel of toelating van de regering.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
Vorming van gewapende groepen en deelneming aan dergelijke groepen
Dit hoofdstuk herneemt de artikelen 126 tot 135ter van het Strafwetboek 1867 en integreert voor de coherentie ook de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden. Het wetsontwerp integreert echter niet het artikel 2bis van de wet van 29 juli 1934 dat gericht is op het dragen van een wapen of van een gevaarlijk voorwerp tijdens manifestaties. Deze kwestie wordt geregeld door de wet van 8 juni 2006 houdende regeling van economische en individuele activiteiten met wapens en meer in het bijzonder door de artikelen 3 en 8 van deze wet betreffende de verboden wapens (artikel 3, 17° beschouwt als verboden wapens onder meer “voorwerpen en stoffen die niet als wapen zijn ontworpen, maar die werden omgevormd, gewijzigd of vermengd om als wapen te worden gebruikt en waarvan, gegeven de concrete omstandigheden, duidelijk is dat diegene die ze voorhanden heeft, draagt of vervoert, ze wenst te gebruiken voor het toebrengen van lichamelijk letsel aan of het bedreigen van personen”).
Art. 392 herneemt artikel 126 van het Strafwetboek 1867
Het moreel bestanddeel van dit misdrijf is het algemeen opzet.
Om de straf in overeenstemming te brengen met de huidige strafmaat na correctionalisering wordt dit misdrijf bestraft met een straf van niveau 3.”
Art. 394 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Deelneming aan een private militie stelt:
“Deelneming aan een private militie is het opzettelijk deel uitmaken van een private militie of elke andere organisatie van private personen, opgericht buiten de gevallen in de wet bepaald, waarvan het doel is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met hun werking in te laten of in hun plaats op te treden.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.”
Commentaar:
“Deze bepaling integreert de strafbaarstelling van de deelneming aan een private militie in het Strafwetboek.
De definitie van private militie is ontleend aan artikel 1 van de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden (“Elke private militie of elke andere organisatie van private personen waarvan het oogmerk is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met dezer actie in te laten of in hun plaats op te treden, is verboden.”).
Artikel 1, tweede lid, preciseert dat dit verbod niet van toepassing is op de ondernemingen en diensten bedoeld in de wet tot regeling van de private veiligheid. Zoals andere wettelijke bepalingen de activiteiten kunnen reglementeren van ondernemingen of groeperingen die bepaalde veiligheids- en beveiligingsfuncties verzekeren, voorziet de bepaling van het ontwerp in een algemenere formulering door de toevoeging van de woorden “buiten de gevallen bepaald in de wet”.
De deelneming aan een private militie is het opzettelijk deelnemen aan een private militie of elke andere organisatie van private personen, opgericht buiten de gevallen in de wet bepaald, waarvan het doel is geweld te gebruiken of het leger of de politie te vervangen, zich met hun werking in te laten of in hun plaats op te treden.
Het moreel bestanddeel van het misdrijf is het algemeen opzet.
Aangezien de bepaling onder de gelding van het Sw. 1867 “diegenen die een militie of organisatie vormen in overtreding van artikel 1”, “zij die hun steun verlenen” en “zij die er deel van uitmaken” op dezelfde wijze bestraft, maakt het Sw. 2024 een onderscheid tussen diegenen die een private militie leiden en diegenen die er gewoon deel van uitmaken.
Het Sw. 2024 voorziet in een straf van niveau 2 (de straf die onmiddellijk lager is aan deze die is bepaald voor een leidend persoon in een private militie – cf. infra) voor diegene die opzettelijk deel uitmaakt van een private militie.
Art. 395 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Verzwaarde deelneming aan een private militie stelt:
“Deelneming aan een private militie in de hoedanigheid van leidend persoon wordt bestraft met een straf van niveau 3.”
Commentaar:
Deze gedraging wordt ook bestraft door de wet van 29 juli 1934 waarbij de private milities verboden worden, maar zoals hierboven vermeld, wil het Sw. 2024 voortaan een onderscheid maken tussen diegenen die de private militie leiden en diegenen die er enkel lid van zijn.
Het moreel bestanddeel van dit misdrijf is het algemeen opzet.
In overeenstemming met de strafbaarstelling van de onwettige lichting van gewapende krijgsbenden, wordt de deelneming aan een private militie in de hoedanigheid van leidend persoon bestraft met een straf van niveau 3.”
Art. 397 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Collectieve geweldstraining stelt:
“Collectieve geweldstraining is het opzettelijk organiseren van of deelnemen aan collectieve oefeningen, met of zonder wapens, bestemd om particulieren in het gebruik van geweld te onderrichten.
Het eerste lid is van toepassing noch op oefeningen die uitsluitend beoefend worden in het kader van een door de bevoegde overheid erkende sport, noch op vooraf aan de lokale overheden aangekondigde en wettig georganiseerde activiteiten die bestaan uit de reconstructie van historische gebeurtenissen, noch op in het kader van de wet van 2 oktober 2017 tot regeling van de private en bijzondere veiligheid daartoe erkende opleidingsinstellingen.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 2.”
Commentaar:
Art. 397 Sw. 2024 bepaling herneemt de strafbaarstelling uit de artikelen 1bis, eerste lid, 2° en tweede lid van de wet van 29 juli 1934 en de uitzonderingen bedoeld in het tweede lid van het artikel 1bis. Er wordt gepreciseerd dat het volstaat dat de oefening uitsluitend kadert in de beoefening van een sport die door een van de bevoegde overheden is erkend opdat het gedrag niet strafbaar zou zijn. Het moreel bestanddeel van dit misdrijf is het algemeen opzet. Aan dit misdrijf wordt een straf van niveau 2 toegekend in overeenstemming met de straf bepaald voor de deelneming aan een private militie.
Art. 398 Sw. 2024 (Inwerkingtreding 8 april 2026) Onwettige militaire bevelvoering stelt:
“Onwettige militaire bevelvoering is het opzettelijk:
1° nemen van het bevel over een legerkorps, een troepeneenheid, een oorlogsschip, een versterkte vesting, een post, een haven of een stad, zonder daar het recht of een wettige reden toe te hebben;
2° behouden van enig militair bevel, tegen het bevel van de regering;
3° bijeenhouden, door een bevelhebber, van zijn leger of zijn troepeneenheid nadat de afdanking of de ontbinding ervan is gelast.
Dit misdrijf wordt bestraft met een straf van niveau 4.”
Commentaar:
Deze bepaling herneemt getrouw de drie strafbare gedragingen uit artikel 127 van het Strafwetboek 1867.
Het moreel bestanddeel is het algemeen opzet.
Indien men louter overeenstemming zou nastreven met de strafmaat onder de gelding van de Sw. 1867 van vijf tot tien jaar opsluiting, rekening houdend met de correctionalisering van dit soort misdrijven, zou dit misdrijf moeten worden bestraft met een straf van niveau 3. Er wordt in het Sw. 2024 echter voor gekozen om de straf te verhogen tot een straf van niveau 4.”