Academia.eduAcademia.edu
Inhoudstafel Inleiding……………………………………………………………………........pg 2 Mea Familia……………………………………………………………………pg 9 1. Sedes Sapientiae: Romeinse vrouwen en kinderen……………………….......pg 9 1.1 Als mijlpalen in het leven: …………………………………………pg 10 2. Menselijk Kapitaal: Romeinse slaven……………………………………….pg 18 2.1 De eeuwige jongens………………………………………………...pg 19 2.2 De voorbestemde moeders………………………………………….pg 20 2.3 Slavengezinnen als aanvulling op het slaven bestand?......................pg 21 3. Iedereen levert een bijdrage: Food Entitlement in de Romeinse Familia ……pg 30 3.1 Moeilijkheden rond economisch gefundeerde termen:……………..pg 32 3.2 Moederschap als doel……………………………………………….pg 34 3.2.1 Aandoeningen van vrouwen bij klassieke geneesheren. De baarmoeder en menses als bepalende factoren voor de gezondheid. 3.2.2 Armere vrouwen in rurale en stedelijke context. Gebonden door middelen? 3.3 Kinderen als familiale verzekering…………………………………pg 58 3.3.1 Het snoeien van de stamboom: Voortzetting van de gens en selectie binnen het Romeinse gezin. 3.3.2 Werkkrachten of investering op lange termijn? Bepalende factoren voor de Food Entitlement van Romeinse kinderen. 3.4 Vele graden van kwetsbaarheid door voorkeur. Food Entitlement van slaven [0] Mea Cena………………………………………………………………………..pg 64 4. Droog brood: Dagelijkse Romeinse voeding………………………………….pg 65 4.1 Toegankelijkheid buiten Food Entitlement…………………………..pg 70 5. Je bent wat je eet. Gevolgen van het Romeinse dieet. Verklaring van het osteologisch onderzoek………………………………………………………………………...pg 75 Conclusie………………………………………………………………………....pg 81 Bibliografie……………………………………………………………………….pg 86 [1] Inleiding Als we één ding van de Boekenbeurs 2011 hebben onthouden, is het de enorme aanwezigheid van kookboeken. Waar vroeger de boerinnenbond met “Ons Kookboek,” aan de top stond, heeft Piet Huysentruyt de baan vrij gemaakt voor verscheidene nieuwe TV koks, die allemaal even populair zijn. Voeding houdt ons dagelijks bezig. Het is dan ook een van de meest diverse basisbehoeften die we hebben. Als concept geeft het ons niet alleen inzicht in de economie van een samenleving maar ook in de cultuur. Wat is een meer stereotype beeld van de Chinese of Japanse cultuur, dan het feit dat ze met stokjes eten? En wat is typischer dan Belgische frieten of Italiaanse pasta? De invloed die voeding heeft op sociale banden binnen en buiten het gezin mogen ook niet onderschat worden, zoals blijkt uit de volgende getuigenis: Oude s d age zo eel e a t oo delijkhede te opzi hte a hu ki de e ….Voo ij kinderen heb ik zoveel offers gemaakt. Ik doe het zonder een jurk voor mezelf, ik eet zelf een iefstuk i de zodat ik iets aa ij ki de e ka ge e … 1 Deze uitspraak werd genoteerd door Counihan en is afkomstig van een vijftig jarige, Toscaanse vrouw, Valeria. Counihan’s werk kadert in het twintigste eeuwse Firenze en handelt over familie en voeding. Ze baseert zich voornamelijk op getuigenissen zoals deze van Valeria.2 Het is bijna onnodig om te zeggen dat niemand deze vrouw dwingt om haar eten aan haar kinderen te geven. De gewoontes binnen de gemeenschap, die het ideale beeld van de moeder bepalen, geven deze impuls. Het boek geeft nog een inzicht in deze standaarden door een andere getuigenis van Valeria. Hierin uit ze kritiek op een andere moeder die gaat dansen met haar echtgenoot. Het kind bleef alleen thuis. Ongeacht het feit dat de moeder haar echtgenoot vergezelde, kreeg ze nog steeds kritiek van de andere moeder. Ze voldeed niet aan het ideaal van de huismoeder die offers bracht voor haar kinderen.3 Alhoewel voeding een onderwerp met diverse invalshoeken is, wordt voor de Oudheid vaak de voedselcrisis als beginpunt genomen. Garnsey bracht hierin verandering door te kijken naar de meest gangbare voeding in de Oudheid enerzijds en de kwaliteit van dit dieet na te 1 COUNIHAN (C.), Around the Tuscan Table. Food, Family and Gender in Twentieth-Century Florence, Routledge, New York, 2004, pg 139-140 2 Idem 3 Idem [2] gaan op een nutritieve basis anderzijds. Uit deze analyse trok hij verschillende conclusies. Een daarvan is dat zwakkere groepen in het Romeinse gezin (vrouwen en kinderen) beperkingen kenden op hun toegang tot kwalitatief goede voeding en daarom kwetsbaarder waren voor ondervoeding.4 Garnsey schenkt vooral aan de nadelen van vrouwen veel aandacht, aangezien klassieke medische auteurs bepaalde etenswaar afraden voor vrouwen. 5 Osteologisch onderzoek op necropolissen uit de late Oudheid hebben dit soort onderzoek nieuwe impulsen gegeven. Bepaalde nutritieve tekorten laten immers sporen na op het skelet. Aangezien deze ziektes niet worden veroorzaakt door virussen of bacteriën, kan hedendaagse medische kennis worden gebruikt om de oorzaak van deze letsels na te gaan. Micro-organismen, die aan de wortel van vele ziektes liggen, evolueren doorheen de eeuwen. Het menselijk lichaam, meerbepaald de nutritieve noden, veranderen niet zo snel. Wij verschillen op biologisch vlak niet zoveel van de bevolking van toen. Onze noden zijn nog dezelfde. Onderzoeken als deze van Ricci et al ondersteunen dit feit. Immers in hun onderzoek wordt een aandoening gebruikt die is gedefinieerd in de hedendaagse geneeskunde.6 Vandaar dat de vergelijking mogelijk is. Archeologisch onderzoek zoals dat van Ricci et al, die de skeletten van een necropolis in Lucus Feroniae analyseerde,7 geven inzicht in enkele van deze ziektes. Desalniettemin geven ze niet altijd een verklaring voor het optreden van de aandoening buiten de biologische oorzaak. Garnsey geeft een eerste aanzet tot deze problematiek in zijn werk door te duiden op de dominantie van mannen in de Romeinse maatschappij waardoor hun toegang tot voedsel makkelijker verliep. Garnsey’s verklaring is echter zeer kort en schenkt weinig aandacht aan de verschillen tussen stad en platteland. Tevens dateert zijn studie uit 1999.8 De medische kennis omtrent bepaalde aandoeningen zoals porotic hyperostosis is verbreed waardoor de oorzaak van deze ziekte in vraag gesteld wordt. Ook is de verklaring voor de houding van Romeinse mannen niet altijd duidelijk. Garnsey geeft soms de indruk dat de beperkingen op de voeding van de zwakkere groepen in de samenleving simpelweg te wijten was aan het feit dat de mannen als de superieure groep werden beschouwd.. De beknoptheid die de auteur 4 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101114 5 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101103 6 RICCI(F.), MANZI(G.), SALVADEI (L.) Porotic Hyperostosis as a Marker of Health and Nutritional Conditions During Childhood: Studies at the Transition Between Imperial Rome and the Early Middle Ages, in: American Journal of Human Biology, 13, 2001, pg 709 7 Idem 8 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101103 [3] toepast maakt de oorzaak van bepaalde fenomenen onduidelijk. Toch blijft Garnsey’s werk relevant. Zeker zijn visie op de rol van infectieziektes zullen we later in dit onderzoek zien terugkomen.9 Het voornaamste doel van dit onderzoek is een verklaring vinden voor de nutritieve tekorten in het Romeinse dieet waarvan de osteologische letsels het gevolg zijn. Het concept dat we als hulpmiddel hiervoor zullen gebruiken is Food Entitlement. Dit concept is afkomstig uit een studie van Sen, en slaat op de toegang tot voeding van een individu of groep. Sen stelt deze kracht gelijk aan de economische daadkracht. Hij gebruikt dit fenomeen om te verklaren waarom derde wereldlanden nog steeds voedselcrisissen kennen terwijl de westerse landen overschotten qua voeding hebben. De onderzoeker geeft echter wel toe dat Food Entitlement meerdere invullingen kan hebben, zoals een culturele of sociale invulling.10 Specifiek wordt naar de Food Entitlement van Romeinse vrouwen, kinderen en slaven gekeken, de drie zwakkere leden van de Romeinse familia. De familia wordt namelijk gezien als de basiseenheid van de Romeinse maatschappij. Een Romeinse familia staat niet gelijk aan de term gezin in de hedendaagse zin van het woord. De familia bestond namelijk uit de ouders, kinderen en slaven. Aan het hoofd stond de pater familias die de patria potestas uitoefende op de andere leden van de familie. Dit betekent dat hij niet alleen zijn eigen kinderen onder zijn hoede had, maar ook zijn kleinkinderen etc. Let wel, de kinderen van dochters behoren tot de familia van hun echtgenoten. Wanneer de pater familias kwam te sterven kregen zijn kinderen (en kleinkinderen als die onder zijn directe macht stonden) daadkracht. Voor vrouwen golden natuurlijk beperkingen, in de figuur van een tutor.11 Zolang iemand onder het gezag van de pater familias stond konden zij volgens het Romeins recht geen eigen bezit hebben. Alles wat zij kregen ging op in het vermogen van de familia. Om dit gegeven wettelijk tegen te gaan bestond het peculium. Dit was een wettelijke manier waarop een gezinslid onder het gezag van de pater familias, een deel van het hoofdvermogen toegewezen kreeg. Hierdoor kunnen transacties uitgevoerd worden.12 Rawson stelt echter dat de patria potestas op vlak van bezit niet overdreven moet worden. Zonen en dochters leefden (mits getrouwd) zelfstandig. Door 9 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101114 10 SEN (A.) Poverty and Famines: An Essay on Entitlement and Deprivation, Oxford, Clarendon, 1981, pg 151-162 11 GARDNER (J.), Women in Roman Law & Society, Croom Helm, London, 1991, pg 5-9 Inst. 1,9,3 Inst. 1,12 12 Dig. 15,1,1 ; 15,1,2 [4] de hoge mortaliteit was de pater familias meestal ook dood als de kinderen op eigen benen konden staan. Waardoor zijn macht verdeeld werd onder de verderlevende zonen.13 Op zich kan het onderzoek als incompleet worden gezien omdat in dit onderzoek ondervoeding van vrije Romeinse mannen niet in acht wordt genomen. Garnsey wees al op de dominantie van mannen in de antieke wereld en hun bevoordeelde positie als het kwam op voeding.14 Doorheen het onderzoek vangen we glimpen op van hun standpunt ten opzichte van voeding daar de antieke geschreven bronnen door mannen geschreven zijn. We worden dus constant geconfronteerd met hun visie op de wereld en de zwakkere groepen. Om deze redenen was het interessanter om de focus op de zwakkere groepen te vestigen, dan de bevoorrechte positie van mannen nogmaals te benadrukken in een apart hoofdstuk. Vrouwen zijn, volgens Sen, biologisch gezien het sterke geslacht. In tegenstelling tot mannen hebben ze een lagere kwantitatieve behoefte aan voeding. Dit wil zeggen dat vrouwen per dag minder calorieën nodig hebben dan mannen. Tevens zijn vrouwen beter gewapend tegen ziektes aangezien ze een hogere immuniteit hebben. Sen meent dat wanneer een gelijkheid bestaat tussen mannen en vrouwen op het vlak van toegang tot medische zorg en voeding, de vrouwen vaak de mannen overleven. Als voorbeeld legt hij de cijfers van Europa, VS en Japan naast deze van Noord Afrika en grote delen van Azië. Ook al kent de Europese, Noord Amerikaanse en Japanse maatschappij nog steeds ongelijkheid qua werk, loon en functie tussen mannen en vrouwen, hebben deze laatste nog steeds een hoge levensverwachting. We mogen niet vergeten dat deze cijfers beïnvloed kunnen worden door een verhoogde mortaliteit bij mannen. In Noord Afrika en Azië daarentegen zien we een heel ander verhaal. Door het gebrek aan een gelijke toegang tot medische hulp en voeding, overleven de mannen de vrouwen. Natuurlijk spelen ook andere factoren in op deze cijfers.15 Kinderen gaan letterlijk hand in hand met hun moeders, zeker in de Romeinse oudheid. De beperkingen die voor volwassen vrouwen gelden kunnen namelijk ook van toepassing zijn op kleine meisjes. Tevens kan de ondervoeding van de moeder invloed hebben op de gezondheid 13 RAWSON (B.), Finding Roman Women, in: A Companion to the Roman Republic, Blackwell Publishing, Oxford, 2006, pg 332-333 14 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101114 15 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990, dl 1 Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 [5] van het kind. Zeker in de eerste levensjaren wanneer borstvoeding nog een belangrijk deel van het dieet uitmaakt. Een moeder kan immers geen vitamines doorgeven die ze zelf niet of in verminderde hoeveelheden heeft. Tevens mogen we de invloed van de moeder zelf op culturele fenomenen niet onderschatten. De vrouw van Ischomachus in Xenophon’s ‘Oikonomicos’ bijvoorbeeld, was aangeleerd om een strikt toezicht te houden op haar eetlust, door haar moeder.16 Dit is vergelijkbaar met wat we lazen over het onderzoek van Counihan. In dit onderzoek zijn het de moeders die kritiek uiten op andere moeders die niet aan het ideaal voldoen.17 Culturele gewoonten worden net zo zeer door moeders overgebracht in een patriarchale maatschappij.18 Slaven bevinden zich door hun gebrek aan vrijheid in een kwetsbare positie. Zij hingen af van de grillen van hun meester. Tussen slaven bestonden namelijk heel wat verschillen qua status. Slaven zoals de capsarii, die de kinderen van de meester begeleidde naar hun lessen en daarnaast ook als page konden fungeren, hadden natuurlijk een andere status dan een jonge slaaf die in een mijn werkte. 19 Honger als straf kon natuurlijk ook effect hebben op de gezondheid van een slaaf. Lactantius vertelt in zijn ‘De Ira Dei ’ over honger en dorst als straf voor de slaaf.20 De manier en frequentie van deze straffen konden natuurlijk voor bepaalde biologische tekorten zorgen. Belangrijker was een beperking op bepaalde soorten voeding of een verschil tussen de voeding van de meesters/vrijen en de slaven. Als een bepaalde segregatie bestond tussen de verschillende soorten voeding kan dat betekenen dat de voeding voor slaven van mindere kwaliteit was. Harper vermeldt onder anderen dat meesters vaak twee soorten brood kochten: een kwalitatief betere soort en een gewone soort.21 Een inscriptie uit Pompeii kan de stelling van Harper ondersteunen. Hierin wordt namelijk gesproken over puero panem.22 Puer betekent jongen, maar was ook een term die vaak voor slaven werd gebruikt.23 Vergelijkbaar met de benaming ‘boy’ die in het zuiden van de VS werd gebruikt 16 XENOPHON, Oikonomicos, 7.5, 7.6 COUNIHAN (C.), Around the Tuscan Table. Food, Family and Gender in Twentieth-Century Florence, Routledge, New York, 2004, pg 139-140 18 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 111112 19 LAES (C.) Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 257 20 LACTANTIUS, De Ira Dei, 5.12 21 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 238 22 CIL 4,5380 23 LAES (C.) Child slaves at work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 241 17 [6] voor de plantageslaven. Natuurlijk valt de inscriptie buiten de chronologische afbakening van Harper (275-425), maar het biedt wel een ondersteuning van zijn argument. Zoals reeds werd vermeld is Food Entitlement een centrale term in het onderzoek. We kunnen echter de theorie van Sen niet klakkeloos overnemen voor de Oudheid. Daarom werd deze eerst uiteengezet en werd vervolgens de problematiek aangaande een economische aanpak behandeld. Hierna wordt de Food Entitlement van Romeinse vrouwen, kinderen en slaven nagegaan. Dit gebeurt aan de hand van antieke bronnen. Voor slaven werd voornamelijk naar Columella gekeken. Varro werd hiernaast ook gebruikt. Deze valt wel buiten de tijdsrekening, maar hij biedt wel een visie op de slaaf als economisch goed die sterke argumenten leverden voor de Food Entitlment van Romeinse slaven. Voor Romeinse vrouwen waren voornamelijk teksten van medische auteurs (Soranus, Hippocrates, Galenus) van belang, alsook een artikel van Sen, dat zorgde voor een extra theoretische ondersteuning. In het laatste deel van dit onderzoek worden de archeologische gegevens behandelt en wordt de connectie tussen deze gegevens en de Romeinse voeding gemaakt. Aan de hand van wat we te weten zijn gekomen in het deel over Food Entitlement, zoeken we oorzaken voor aandoeningen zoals porotic hyperostosis die aangetroffen zijn op het skeletmateriaal. In het eerste deel wordt een levensfasering opgesteld voor Romeinse vrouwen, kinderen en slaven. Deze is gebaseerd op de cultuur en wetten uit de tijd maar is toch artificieel. Dit wil zeggen dat de benamingen die werden gebruikt om de fases te benoemen niet door de bevolking van toen werden gebruikt. De indeling is bedoeld als leidraad voor toekomstig archeologisch/historisch onderzoek dat kadert in het thema van voeding. Uit het onderzoek naar de Food Entitlement en voeding van Romeinse vrouwen, kinderen en slaven bleek dat vanaf bepaalde leeftijden (of in het geval van vrouwen bij het toetreden tot een nieuwe levensfase. Bijvoorbeeld van vrouw naar moeder) de Food Entitlement en dus de wezenlijke voeding van een individu kon veranderen. De indeling werd opgesteld om deze veranderingen te reflecteren. Voor slaven is dit moeilijker. Van een lijk kan je moeilijk achterhalen of het om een vrije of een slaaf ging. Toch werd ook voor hen een indeling opgesteld. Zoals hierboven al werd vermeld had niet elke slaaf dezelfde status. Tevens kon het toetreden tot een nieuwe levensfase niet alleen hun waarde en levenscomfort opdrijven. Columella bijvoorbeeld zegt in zijn ‘De Re Rustica’ het volgende: [7] Ook aan vrouwen die ongewoon productief zijn, en die beloond moeten worden voor het baren van een bepaald aantal kinderen, heb ik vrijstelling van werk en soms zelfs vrijheid geschonken nadat ze vele kinderen hebben groot gebracht. Aan een moeder van drie zonen werd vrijstelling van werk gegeven, aan een moeder van meer werd ook vrijheid verleend. 24 De slavinnen die voor extra kapitaal in de vorm van kinderen zorgden, kregen privileges. Vrijstelling van werk (misschien zwaardere fysieke arbeid op de velden) en vrijlating behoorde tot de mogelijkheden. Waarom de ene slavin de vrijheid kreeg en de andere alleen maar vrijstellingen is niet duidelijk. Een moeder van drie zonen kreeg alleen maar vrijstelling van werk. Ongeacht het feit dat van een lijk niet kan afgeleid worden of het om een slaaf gaat (tenzij de context dat toelaat) zou het onvolledig zijn als voor een levensfase bij een vrije Romein, geen tegenhanger zou zijn voor een slaaf. Hun delicate sociale positie, die voor ieder van hen heel verschillend was had ongetwijfeld een grote invloed op hun toegang tot voeding. Het opstellen van de verschillende levensfasen had ook een ander doel. Vrouw/moeder, kinderen en slaven zijn allemaal concepten die anders kunnen worden ingevuld naar gelang de historische periode waarover we spreken. Deze begrippen kunnen zelfs binnen eenzelfde tijdskader verschillen van gemeenschap tot gemeenschap. Aangezien de fasen werden opgesteld door middel van wetten en bronnen uit de periode, krijgen we inzicht in de invulling van deze concepten in de Romeinse tijd. Het Romeinse rijk was natuurlijk groot en kende een lange geschiedenis. De focus van het onderzoek licht daarom op het Italisch schiereiland. Wegens de schaarsheid van bronnen werd een ruime tijdsafbakening van de 1ste-4de eeuw na chr. toegepast. Om sommige standpunten duidelijk te maken moesten soms bronnen van buiten deze periode gebruikt worden. Het is ook niet de bedoeling om specifieke gemeenschappen of een beperkte tijdsafbakening te analyseren in dit onderzoek. Daar zijn simpelweg niet altijd voldoende bronnen voor. Vandaar het overkoepelende aspect van dit onderzoek dat een baan hoopt vrij te maken voor toekomstig microhistorisch onderzoek. 24 COLUMELLA, De Re Rustica, 1,8, 19 [8] Mea Familia: In dit deel worden de concepten vrouwen en kinderen zowel bij vrijen als bij slaven geanalyseerd en gedefinieerd. Hun benaming en sociale status binnen het gezin worden nagegaan. Deze elementen worden besproken daar zij een invloed uitoefenen op de Food Entitlement. Dit concept staat gelijk aan de toegang, die een persoon heeft tot voeding. Dit is belangrijk voor de latere focus op ondervoeding in het tweede deel van het onderzoek. De problemen omtrent een zuiver economische aanpak van Food Entitlement alsook de definiëring van de theorie werden ook in dit onderdeel onder gebracht. De theorie van Sen bleek immers niet voldoende om Food Entitlment bij vrouwen, kinderen en slaven na te gaan. Van deze drie groepen bleken alleen de vrouwen een officiële economische daadkracht te hebben. Het concept had dus nood aan een andere invulling aan de hand van andere theorieën. De concepten van Lis (kwetsbaarheid, veerkracht en reciprociteitsrelaties) staan hierin centraal.25 Ook was het nodig om een verschil te maken tussen de situatie in urbane en rurale gebieden. 1. Sedes Sapientiae: Romeinse vrouwen en kinderen De levensfasering volgens Varro (doorgegeven via Censorinus)26 werd voor dit onderzoek als basis gebruikt om alle betrokken onderzoeksgroepen te analyseren. Deze indeling werd gekozen omdat hij overeenkomt met de realiteit van een gegoede klasse in de Romeinse samenleving.27 Dit betekent natuurlijk niet dat in het onderzoek alleen de sociale bovenlaag aan bod komt. We beschikken niet over de juiste bronnen om te weten hoe de doorsnee Romein het leven indeelde. Varro’s tabel is diegene die ook ondersteuning vindt in het Romeins recht. Toch wordt hij nog aangepast voor dit onderzoek om een beter kader te vormen. Alhoewel sommige van deze begrippen afkomstig zijn uit het Romeins recht (zie kinderen) zijn ze dat zeker niet allemaal. Tevens wordt niet beweerd dat de doorsnee Romein deze 25 LIS (C.), VANTHEMSCHE(G.), Sociale Zekerheid in Historisch Perspectief, in: De Sociale Zekerheid Verzekerd? Referaten van het 22ste Vlaamse Wetenschappelijk Economisch Congres, Brussel, VUB Press, 1995 26 CENSORINUS , Die Natali Liber, 14,2 27 LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008, pg 44 [9] faseringen tot op de letter toepaste in zijn dagelijks leven. Wel werd een indeling gemaakt die compatibel was met wat in de bronnen en literatuur naar voren komt. Vanuit deze optiek werden dan de verschillende ontwikkelingsstadia opgesteld. Jonge meisjes maken, wegens volledigheid, in deze toepassing onderdeel uit van de vrouwelijke levensfasering. Tussen de levensloop van Romeinse meisjes en jongens bestaan immers diverse verschillen die al vanaf een jonge leeftijd optreden. Jongens kunnen zoals reeds vermeld op 14 jarige leeftijd de volwassenheid bereiken. Voor hen bestaat nog een hele reeks fasen (vb: Adolescens, Iuvenis, etc28) die nog bereikt kunnen worden. Meisjes worden pas volwassen genoemd wanneer ze gehuwd zijn.(zie hieronder) Kinderen worden in 1.1 ook besproken, weliswaar korter dan vrouwen, aangezien zij in een vorig onderzoek al gedetailleerd zijn behandeld.29 Vrouwelijke slaven en kindslaven worden in een volgend deel besproken. Deze twee groepen (vrouwen en kinderen) zijn doorheen de tijd altijd nauw aan elkaar verbonden geweest. Zij zijn ook de twee familia-leden uit de analyse die vrijheid genieten. Vandaar dat zij samen zijn ondergebracht in dit hoofdstuk. 1.1 Als mijlpalen in het leven: In een citaat bij Censorinus geeft Varro volgende Romeinse leeftijdscategorieën op: 28 Idem CLERINX (N.) Do ’t Dig you G a e ith you o K ife a d Fo k. Voeding en ondervoeding bij kinderen in de Klassieke Oudheid, Onuitgegeven Bachelor paper, Vrije Universiteit Brussel, 2011 29 [10] We stuiten meteen op enkele problemen bij deze indeling. Varro laat de puer fase tot 15 jaar duren. Voor jongens is dit aannemelijk aangezien de meesten dan officieel de volwassenheid hebben bereikt door middel van de toga uirilis. Het is ook na deze ceremonie dat jongens officieel mogen huwen.30 Meisjes daarentegen kunnen al vanaf hun twaalfde trouwen, meer over huwelijksleeftijd volgt. Het Romeins recht spreekt in hun context zelfs niet over volwassenheid maar over huwbaarheid die bereikt wordt rond deze leeftijd.31 We moeten ook niet vergeten dat Varro het hier specifiek over vrije, Romeinse jongens heeft. Jongens kunnen na hun volwassenheid nog andere fasen doorlopen, zoals de indeling van Varro weergeeft. Een Romeinse jongen was pas rond zijn 25ste volledig volwassen. Voor deze leeftijd werd hij door andere nog niet als volledig bekwaam gezien. 32 Over verschillende fasen van het vrouwenleven wordt niet gesproken. Puer betekent bijvoorbeeld letterlijk jongen. Zulk een term kan moeilijk gebruikt worden in verband met vrouwen of jonge meisjes. Ook voor kinderen blijkt de fasering niet optimaal. De volledige kindertijd van jongens wordt namelijk afgebakend van 0-15 jaar. Zeker voor het onderzoek naar ondervoeding bij de Romeinen, 33 blijkt de indeling veel te ruim. Kinderen hebben op verschillende leeftijden andere nutritieve noden. De puberteit is een periode in het mensenleven die een enorme tol eist van het lichaam, zowel fysiek als mentaal. Door middel van diverse hormonen die door het lichaam razen, wordt het kind geslachtsrijp. Bepaalde voedingsstoffen zoals proteïne (dat instaat voor de fysieke groei van het jongenslichaam) en ijzer (door een verhoogd bloedverlies bij meisjes via menstruatie) worden in grote kwantiteiten door het lichaam verbruikt. Zoals hierboven al werd vermeld, moet voorzichtig worden omgesprongen met vaste begrenzingen als het op leeftijd aankomt bij de Romeinen. Persoonlijke ontwikkeling was vele malen belangrijker dan exacte leeftijd.34 Tegenwoordig is persoonlijke ontwikkeling nog belangrijk. Ouders laten bijvoorbeeld tieners niet babysitten op jongere kinderen, als eerst genoemden meer interesse tonen in Facebook dan het welzijn van hun beschermelingen. In ons rechtssysteem worden echter exacte leeftijden courant gebruikt en toegepast. Een achttienjarige is meerderjarig en volledig aansprakelijk voor zijn handelingen. De Romeinen 30 RAW“ON B. Children and Childhood in Roman Italy, O ford U i ersit Press, Ne York, , pg -144 Inst. 1,10; Dig. 23,2,4 32 LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008, pg 38-39 33 Over ondervoeding en de aangepaste term hiervoor meer in deel 2 34 LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008, pg 43-45 31 [11] hadden een andere visie. Zoals in het voorbeeld van keizer Nero wordt aangehaald35 kan een 15 jarige Romeinse jongen de toga uirilis aannemen. Maar zolang zijn ouders/voogden vinden dat hij nog niet klaar is voor deze stap, zal de ceremonie ook niet plaatsvinden. 36 De minimumleeftijd waarop Romeinse meisjes konden huwen is een ander voorbeeld van persoonlijke ontwikkeling. Inderdaad werden de huwelijken pas als officieel beschouwd als het meisje twaalf jaar of ouder was.37 De voornaamste voorwaarde om te huwen was echter dat zij vruchtbaar moest zijn.38 Vandaar dat de leeftijd van 12 wordt aangehaald. Dit is het moment dat bij veel meisjes de eerste menstruatie optreedt en zij dus vruchtbaar zijn. Het moment van deze gebeurtenis varieert echter van vrouw tot vrouw. In een later deel zullen we tevens zien dat een verkeert dieet de menstruatiecyclus kan verstoren waardoor deze langer uitblijft. Aangezien de indeling van Varro gericht is op vrije, Romeinse jongens, wordt eerst de indeling voor kinderen verfijnd. Deze aanvulling is specifiek gericht op kinderen en gaat dus niet verder dan de leeftijd van 25 jaar. De leeftijd waarop Romeinse jongens, zoals reeds vermeld, volledig volwassen werden. Oudere, Romeinse mannen werden niet in de analyse opgenomen. In dit onderzoek werden alleen de leden van de familia besproken die volgens Garnsey kwetsbaar zijn voor ondervoeding.39 Slaven worden ook in de analyse opgenomen aangezien zij door hun gebrek aan vrijheid en bezit zeer kwetsbaar zijn volgens de theorieën van Sen en Lis.40 Kinderen: Van jongetjes tot jongeheren Na uitbreiding van Varro is volgende fasering het resultaat: 35 TACITUS, Annales , XII, XLI RAWSON (B.) Children and Childhood in Roman Italy, Oxford University Press, New York, 2003, pg 142-144 37 Dig. 23,2,4 38 Inst. 1,10 39 GARNSEY (P.) Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 52, 61 36 [12] De uitbreidingen in de eerste fase was, in eerste instantie, ruim. Het Latijn kent namelijk geen aparte term voor baby’s. Klassieke auteurs gebruikten de term infantia om deze jonge kindertijd aan te duiden41 Dit betekent echter niet dat de Romeinen tot het zevende levensjaar geen evolutie zagen in de ontwikkeling van een kind. Laes vermeldt in zijn werk van 2011 bijvoorbeeld dat de overgang naar vast voedsel als een belangrijke ontwikkelingsfase werd gezien. Een precieze afbakening is echter moeilijk te vinden daar de geschreven bronnen zich niet vastpinnen op één leeftijd. 42 Soranus vermeldt bijvoorbeeld dat baby’s pas vanaf 6 maanden gespeend kunnen worden. 43 Quintilianus vertelt over voedsters die werden aangehouden tot het kind drie was. In “Children in the Roman Empire. Outsiders Within” spreekt de auteur Laes over verschillende voedstercontracten die duurden tot het kind deze leeftijd had bereikt. 44 Of het kind daadwerkelijk tot drie jaar alleen op melk leefde is te betwijfelen. De nutritionele waarde van moedermelk is voor baby’s van vier maanden al niet meer voldoende. Een kind zou dan al gespeend moeten worden om de tekorten van de borstvoeding aan te vullen. 45 Hierbij kunnen we tevens de bedenking plaatsen over de voedingswaarde van de moedermelk. De regel van vier maanden is namelijk gebaseerd op de voedingswaarde van de melk van een gezonde moeder. Deze kritiek wordt verder uiteengezet in een later deel. De voedstercontacten kunnen wel anders geïnterpreteerd worden. Een nutrix kon naast de borstvoeding ook instaan voor de opvoeding van een kind. 41 LAES (C.) Children in the Roman Empire. Outsiders Within, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 80 42 Idem 43 SORANUS Gynaikeia, 21 41, 46 (Vertaling van TEMKIN (O.), EASTMAN (N.), EDELSTEIN (L.),Johns Hopkins University Press, Baltimore, 1991. Deze nota wordt vanaf heden niet meer gemaakt) 44 QUINTILIANUS Institutio Oratoria, 1, 15-16 LAES (C.) Children in the Roman Empire. Outsiders Within, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 81 45 EASTWOOD (M.) Principles of Human Nutrition, Blackwell Science, Edinburgh, 2003, pg 57, 609 [13] Aangezien de infantia fase als te ruim werd gezien moest een nieuwe onderverdeling worden gemaakt. Het gaat om de categorie infantia minor. Deze fase is afgebakend op basis van de biologische noden van het kind. Een kind groeit na de eerste cruciale maanden enorm. Zijn lichaam heeft dan specifieke nutritionele noden waaraan moeten worden voldaan. De overstap naar vast voedsel speelt daarin een grote rol aangezien moedermelk na enkele maanden al niet meer voldoende is.46 De fase bestaat daarom uit het eerste levensjaar. De kindertijd of infantia fase stopt op de leeftijd van 7 jaar. Volgens Quintilianus begint op op dat moment namelijk het karakter zich te ontwikkelen en kan de opleiding voor jongens beginnen.47 Puer zijn jongens die al oud genoeg zijn om aan hun opleiding te beginnen maar nog steeds de toga praetexta dragen. Zoals al eerder vermeld waren jongens vanaf het punt dat ze de toga uirilis aannamen, volwassen. Ze konden bepaalde rechtshandelingen zoals huwelijken, een testament opstellen, etc verrichten. Echter de minor werd gezien als persoon met een nog fragiel karakter. Een hele reeks wetten beperkte hen in hun handelen. Wanneer een minor bij testament tot voogd werd benoemd, werd hij dit pas officieel op zijn 25ste wanneer hij maior werd.48 Volgens het Romeins recht konden kinderen die nog niet de volwassenheid hadden bereikt wel toerekeningsvatbaar worden geacht voor bepaalde misdaden. Persoonlijke ontwikkeling was immers belangrijker dan exacte leeftijd. Daarom kende het rechtssysteem de pubertati proximus. Dit waren infantia die de volwassen leeftijd naderden. Indien zij een misdaad hadden gepleegd en als werd geoordeeld dat zij rijp van geest waren, konden ze als meerderjarigen veroordeeld worden.49 Deze categorie was echter voor dit onderzoek minder relevant. Vrouwen: Van meisjes tot moeders Opnieuw werd voor dit onderdeel een uitbreiding gemaakt op de levenscyclus van Varro. Voor meisjes en vrouwen moesten echter meer aanpassingen worden aangebracht aan de tabel dan voor jongens. Varro’s indeling is specifiek gericht op vrije, Romeinse jongens. Om de continuïteit van het onderzoek te garanderen is deze indeling toch toegepast mits de onderstaande veranderingen in acht worden genomen. 46 EASTWOOD (M.) Principles of Human Nutrition, Blackwell Science, Edinburgh, 2003, pg 613-616 QUINTILIANUS, Institutio Oratoria, 2, 15-18 48 Dig. 1,14,2 Wordt gesproken over een adulescens (overeenkomstig met de indeling van Varro). 49 LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008, pg 40-42 47 [14] Voor jonge meisjes verandert de indeling niet zo zeer. Vanaf het einde van de puella fase treedt een onderscheid op in de levensindeling tussen jongens en meisjes. Vanaf de leeftijd van twaalf mochten meisjes immers trouwen. Digest 23,2,4 vertelt dat meisjes die voor deze leeftijd trouwen pas officieel de gehuwde status krijgen als zij twaalf worden. 50 Let wel, meisjes mochten op deze leeftijd trouwen. De huwelijksleeftijd bij de Romeinen is een onderwerp dat reeds voor veel discussie heeft gezorgd. De auteurs Alberici en Harlow menen dat deze minimumleeftijd belangrijk was voor de toplagen van de Romeinse samenleving. In deze kringen waren maar enkele huwelijksmogelijkheden beschikbaar. Om het bezit uit te breiden, te beschermen of om connecties te bevestigen was het essentieel dat een geschikte huwelijkspartner zo snel mogelijk was gevonden. 51 Huwelijken op jonge leeftijd kwamen echter niet alleen voor in aristocratische kringen. Een grafinscriptie uit de 1ste eeuw na chr. vertelt het verhaal van Aurelia Philematium, een vrijgelatene die toen ze zeven was trouwde. Haar echtgenoot was ook een vrijgelatene.52 Zeven is wel erg jong. Zoals echter uit Digest 23,2,4 blijkt, kan het geen ongebruikelijke situatie zijn geweest. Immers waarom zou zo’n decreet in de wet worden opgenomen als deze toestand maar weinig voorkwam? Zulke 50 Dig. 23,2,4 ALBERICI (A.), HARLOW ( M.) Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity, in: Cohen en Ruten, 2007, pg 195 Deze tekst vormt de basis voor de indeling die is opgesteld voor Romeinse vrouwen. 52 CIL 1,2,1221 51 [15] voorvallen kunnen tevens aan de hand van de ideeën van Alberici en Harlow verklaard worden. Geld en bezit zullen wel een rol hebben gespeeld in gevallen van pre-puberale huwelijken. Bovengenoemde auteurs volgen de theorie van Shaw. Aan de hand van grafinscripties concludeert hij dat vrouwen tijdens meestal hun late tienerjaren trouwden. Mannen stapten meestal pas in het huwelijksbootje als ze midden tot laat in de twintig waren. Dit is gebaseerd op de vaststelling dat vanaf de leeftijd van +/- 20 jaar grafinscripties van vrouwen niet meer door de ouders maar door hun echtgenoot werden opgedragen. Mannen die rond de 30 stierven, werden herdacht door hun echtgenotes.53 Shaw meent net als Alberici en Harlow dat meisjes uit eliteklassen eerder trouwden. 54 Op Shaw’s methode zijn echter vele kritieken gekomen. De onderzoeker Scheidel meent dat Shaw te weinig differentiatie maakt tussen de rurale en urbane sfeer. Hij gebruikt het 15de eeuwse Toscane als voorbeeld. In steden trouwden mannen toen opvallend later dan hun tegenhangers op het platteland. Stedelingen huwden pas rond de dertig jaar. In de rurale context trouwde mannen vroeger. Namelijk rond de leeftijd van +/- 23. Voor vrouwen maakten de verschillende contexten weinig tot geen verschil. Zij trouwden in beide situaties rond hun late tienerjaren. 55 Hin citeert in haar doctoraatsverhandeling de theorie van Lelis, Percy en Verstraete. Deze auteurs menen dat, pas wanneer de vader van haar echtgenoot stierf, een Romeinse vrouw haar echtgenoot herdacht.56 Deze gedachte kan ook omgekeerd worden. Een vrouw behoorde na haar huwelijk namelijk nog steeds tot haar vaders huishouden tenzij ze met manus was gehuwd. 57 Hin weerlegt dit idee qua herdenking bij mannen door te wijzen op het feit dat in verschillende regio’s mannen rond hun 30ste werden herdacht. Vader stierven niet massaal op het moment 53 SHAW (B.) The Age of Roman Girls at Marriage: Some Reconsiderations, in :The Journal of Roman Studies, Vol. 77 , 1987, pg 36-39 54 SHAW (B.) The Age of Roman Girls at Marriage: Some Reconsiderations, in :The Journal of Roman Studies, Vol. 77 , 1987, pg 43-44 55 SCHEIDEL (W.) Epigraphy and Demography: Birth, Marriage, Family and Death, Princeton/ Stanford Working Papers in Classics, 2007, pg 15 56 HIN (S.) The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 94-95 LELIS (A.), PERCY (W.),VERSTRAETE (B.) The Age of Marriage in Ancient Rome, Mellen Press, Lewiston, 2003, 8290 57 GARDNER (J.) Women in Roman Society, Croom Helm, London, 1986, pg 10-11 [16] dat hun zonen de 30 naderden. De persoon die de herdenking uitvoert wordt dus bepaald door het feit of de man al dan niet getrouwd is.58 Voor vrouwen schuiven Lelis, Percy en Verstraete een andere gedachte naar voor: vrouwen zouden pas herdacht worden door hun echtgenoot als ze een kind hadden gebaard. Hun status binnen het gezin zou door het moederschap toenemen. Enig bewijs voor deze stelling ontbreekt. Dit argument is echter het enige nadeel van de theorie. Onderzoeker Hin meent dat moederschap in de Romeinse cultuur hoog werd ingeschat. Een echte reden om aan een verhoogde status van moeders te twijfelen is er niet.59 Over deze theorie alleen al kan een heel onderzoek geschreven worden. Het medium van de master thesis is hiervoor echter te beperkt om deze etappe te volgen. Toch verdiende deze stap in het leven van de Romeinse vrouw een aparte indeling. De mater fase staat voor het moment dat de Romeinse vrouw voor de eerste keer moeder wordt. Alberici, Harlow, Shaw en Scheidel worden gevolgd op het vlak van huwelijksleeftijd. Een Romeinse vrouw kwam in de categorie femina terecht als ze getrouwd was en volgens het Romeins recht volwassen werd. Deze opdeling treedt op in de late tienerjaren maar zoals bleek uit bovenstaande uitleg trouwden Romeinse vrouwen ook op vroegere of latere leeftijd. Voor het gemak van het onderzoek werd de leeftijd van 18-20 jaar bij deze categorie geplaatst. De fase virgo duidt op meisjes, die reeds de huwbare leeftijd hebben bereikt maar nog niet getrouwd zijn. Het gaat hier dus om puberende meisjes. In een vorig onderzoek heette deze fase femina. Verder onderzoek heeft echter uitgewezen dat meisjes pas echt als een volwassen vrouw (femina) werden aangezien als ze getrouwd waren en de daarbij horende ontmaagding hadden ondergaan. Alberici en Harlow koppelen deze twee gegevens aan elkaar. Klassieke geneesheren onderscheiden een puberperiode en hebben ook vele voorschriften om de deugdzaamheid van ongetrouwde, jonge meisjes te beschermen. Oribatus wordt door bovengenoemde auteurs geciteerd: een keer om aan te duiden wat de tekenen van puberteit in 58 HIN (S.) The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 95 59 Idem [17] meisjes zijn. Een tweede keer wordt hij gebruikt om weer te geven waarom deze meisjes een restrictie op hun dieet moeten krijgen.60 Oribatius beschrijft de volgende uitspraken van Rufus van Ephese: Als ze oude zij e de g oei te ei de loopt, e als jo ge meisjes uit schaamte niet langer ki de a htige spelletjes zee ijk oedsel. ille spele … oge ze hele aal iet aa lees ko e of a de 61 Hoe sneller ze zwaarder wordt, des te sneller is ze manbaar en des te sneller wordt haar verlangen naar seksuele betrekkingen en het krijgen van kinderen aange akke d. … 62 Van vrouwen werd gedacht dat zij (volgens de klassieke geneeskunde) een zeer warme constitutie hadden. In deze situatie (het optreden van de puberteit) wordt bij ongehuwde meisjes een dieet opgelegd dat deze warmte tegengaat. Immers een te warme aanleg kan de kuisheid van de ongehuwde meisjes in gedrang brengen.63 Daar de nadruk op deugdzaamheid bij jonge meisjes ligt, werd de fase virgo opgesteld. 2. Menselijk Kapitaal: Romeinse slaven Tot nu toe werd alleen de levensfasering van vrije Romeinse jongens en meisjes, besproken. Slaven moeten, door hun uitzonderlijke sociale positie in de Romeinse maatschappij, apart besproken worden. Maar verschilden slaven, zeker qua levensfasering, wel zo erg van gewone Romeinen? Biologisch gezien ondergaan slaven in hun leven geen lichamelijke veranderingen die anders zijn dan deze van vrije Romeinen. In sommige situaties waren de verschillen tussen hen en vrije gezinnen ver zoek. Op een uitgebreid landgoed konden slavengezinnen bijvoorbeeld ingezet worden om kleine boerderijen te cultiveren. Zij waren vaak ver van hun meester verwijderd. Welke verschillen bestonden concreet tussen een vrij boerengezin en een soortgelijk slavengezin?64 In dit onderdeel wordt desalniettemin een indeling gemaakt. Voor 60 ALBERICI (A.), HARLOW ( M.) Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity, in: Cohen en Ruten, 2007, pg 196-197 61 ORIBASIUS Oribasii Collectionum Medicarum Reliquiae, 4,18,10 62 ORIBASIUS Oribasii Collectionum Medicarum Reliquiae, 4, 18,2 63 ALBERICI (A.), HARLOW ( M.) Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity, in: Cohen en Ruten, 2007, pg 196-197 64 LAES (C.) Child slaves at work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 249 [18] de volledigheid van het onderzoek bleek dit nodig. Tevens worden zo enkele argumenten aangehaald die het slavenleven ( en de verschillen/gelijkenissen met het bestaan van vrije Romeinen) illustreren 2.1 De eeuwige jongens Slaven doorliepen niet evenveel fasen als vrije Romeinen. Zij werden “klein” gehouden. Immers een vaak gebruikte term voor slaven was puer, wat letterlijk jongen betekent. 65 Volgens de auteur Laes trad deze term in gebruik aan het einde van de infantia fase. Hij bleef in gebruik tot de slaaf werd vrijgelaten of hij zestig werd.66 Rekening houdend met bovengenoemde bedenkingen komen we voor slaven tot volgende indeling: Slavenkinderen konden op elk moment aan het werk gezet worden. Het concept kinderarbeid bestond immers niet. Tevens werden de taken die slaven voor hun meester uitvoerden niet als arbeid gezien. De wil van de meester was wet en deze moest uitgevoerd worden. 67 De digesten bevestigen dit gegeven. Echter we treffen ook enkele beperkingen aan. Digest 7,1,58 vertelt ons dat het gebruiksrecht op een slavenkind pas officieel begint vanaf het moment dat het slaafje de kinderleeftijd is gepasseerd.68 Een exacte leeftijd wordt niet opgegeven. Digest 7,7,6,1 handelt over het naar waarde schatten van de dienstverrichting van een slaaf. Een slaaf jonger dan vijf zou geen diensten kunnen verrichten voor zijn meester. Bij deze slaaf kan geen 65 LAES (C.) Child slaves at work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 241 LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008, pg 35 SERVIUS Commentum Aeneadum, 5, 295 67 LAES (C.) Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008 ,pg 240-241 Dig. 7,1,58 (cum tamen infantis aetatem excesserit) 66 [19] schatting plaatsvinden.69 Om deze reden is de infantia leeftijd van slavenjongens vervroegd afgesloten. De puer leeftijd bleef aangehouden. Zoals hierboven al werd geredeneerd, zijn de biologische verschillen tussen een slaaf en een vrij persoon onbestaand. Slavenjongens kregen dus dezelfde puberleeftijd als vrije jongens. In het voorgaande deel hing de minor fase samen met enkele wettelijke beperkingen in het leven van de Romeinse jongen. Slaven hadden echter geen rechten. Deze fase heeft dan ook een andere invulling in deze context. Hij begint op de leeftijd van 15 jaar wanneer jongens biologisch gezien een piekmoment in hun puberteit kennen. De minor leeftijd werd afgesloten op de leeftijd van 30 jaar. Op deze leeftijd kon een slaaf immers vrijgelaten worden. 70 2.2 De voorbestemde moeders Voor vrouwelijke slaven moet tevens een aparte indeling worden opgesteld. Voor hen werd volgende tabel uitgedacht: De eerste twee fasen blijven hetzelfde voor vrouwelijke en mannelijke slaven. Jonge slavinnen treden vroeger dan vrije meisjes toe tot de puella fase. Zoals hierboven werd vermeld voor slavenjongens, werd de leeftijd van 5 jaar gezien als de leeftijd waarop slaven officieel naar waarde konden worden geschat. Virgo valt weg aangezien slaven niet officieel konden trouwen. Dit wil echter niet zeggen dat slaven onder elkaar geen langdurige relaties 69 Dig. 7,7,6,1 (“i i o a is ui ue….. ulla ope a esse apud do i u potuit, ulla aesti atio fiet) RAWSON (B.) Children and Childhood in Roman Italy, Oxford University Press, New York, 2003, pg 141 70 LAES (C.) Child slaves at work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008 240-241 [20] konden aangaan die eindigden in een (niet officieel) gezin.71 Columella was van mening dat opzichters (slavenstatus) ongeacht hun mentaliteit moesten voorzien worden van een vrouw, die hen bijstond en ook hulp kon bieden.72 De verbindingen werden dus wel als legitiem gezien maar ze waren niet officieel. Vandaar dat slavenvrouwen dadelijk femina worden. Deze fase lijkt lang (12-30 jaar) maar kan op elk moment onderbroken worden door de geboorte van een kind (mater). Daarbij komt nog dat vrouwen tussen de leeftijd van 12 en 30 jaar twee hormonale piekmomenten kennen, de gebruikelijke puberteit en de “tweede” puberteit. Tussen 20-24 jaar bereiken vrouwen hun toppunt van vruchtbaarheid. Deze neemt geleidelijk af. Toch in vergelijking met andere leeftijden blijft het decennium tussen 20 en 30 het productiefst.73 2.3 Slavengezinnen als aanvulling op het slaven bestand? Zoals reeds vermeld kan de leeftijd van mater steeds tijdens de femina fase optreden. Ongetwijfeld was dit een lucratieve zaak voor de meester. Slavenkinderen kregen immers de status van hun moeder.74 Een extra slaaf betekent een toevoeging aan het vermogen van de meester. Columella zegt in zijn “De Re Rustica,” het volgende hierover: Ook aan vrouwen die ongewoon productief zijn, en die beloond moeten worden voor het baren van een bepaald aantal kinderen, heb ik vrijstelling van werk en soms zelfs vrijheid geschonken nadat ze vele kinderen hebben groot gebracht. Aan een moeder van drie zonen ed ijstelli g a e k gege e , aa ee oede a ee e d ook ijheid e lee d. 75 Een tegenargument voor de lucratieve gevolgen van een uitbreiding van het eigen slaven bestand via voorplanting kan het volgende zijn: slavenkinderen konden niet op de eerste dag werken. Zowel zij als hun moeders (zogen en zorg) waren werkonbekwaam zolang ze zorg behoefden. Bij Varro vinden we hier uitspraken over: O e het k eke a he de s; oo he die altijd op de oe de ij lij e is het si pel, daa zij steeds een slavin in hun verblijfplaats hebben, en de Venus van de herder niet verder kijkt 71 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 68 72 COLUMELLA, De Re Rustica, 1,8, 5 73 WOLINKSY (I.), KLIMIS-ZACAS (D.) Nutritional Concerns for Women, CRC Press, Washington D.C., 2004, pg 55, 85 74 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 72 75 COLUMELLA, De Re Rustica, 1,8, 19 [21] dan dat. Maar voor hen die de kuddes in de bergvalleien en bosrijke gebieden leiden en die niet in de slavenvertrekken maar in tijdelijke hutten schuilen van de regen, hebben velen gedacht dat het voordelig zou zijn vrouwen de kuddes te laten volgen, het voedsel voor de herders te bereiden en hen ijveriger te maken. Echter zulke vrouwen moeten sterk en niet lelijk zijn. Op vele plaatsen moeten ze niet onderdoen voor de mannen qua werk, zoals hier in Illyricum, ze zijn bekwaam om de kuddes te verzorgen, brandhout te dragen en het eten te koken, of ze houden de hutten ordelijk. Over het voeden van hun jongen, merk ik alleen op dat ze hen in de meeste gevallen even goed zoge als a e …..toe je i Li u ia as, je moeders tegelijk houtblokken en kinderen ,aan de borst, zag dragen soms één, soms twee wat toont dat onze pas bevallen vrouwen, die dagen onder hun muggennet blijven liggen, waardeloos en verachtelijk zijn. . … E i Illy i u heb ik nog iets wonderbaarlijkers gezien: want het gebeurt er vaak dat een zwangere vrouw, als de tijd is gekomen, een paar passen van haar werk stapt, het kind baart en zo snel terug is dat je eerder zou zeggen dat ze het kind gevonden heeft. 76 De auteur wisselt in deze passage methodes in verband met het kweken van herders uit met zijn collega’s. Zij klagen over het feit dat hun eigen slavinnen, die pas hebben gebaard, werkonbekwaam zijn. In grote huishoudens (zowel urbaan als ruraal) konden bepaalde slavinnen als voedster of algemene kinderzorg worden aangesteld. 77 Tevens is het veelzeggend dat Varro spreekt over het kweken van herders en enkele methodes opgeeft. Herders die vaak op de boerderij verblijven hebben genoeg slavinnen om uit te kiezen. Zij die kuddes in andere gebieden moeten begeleiden kunnen vrouwen met zich meenemen. Columella geeft ook een hele reeks karweitjes op die door kinderen konden worden uitgevoerd. 78 Het was ook niet ongewoon dat kinderen bepaalde ambachten werden aangeleerd. 79 Onkosten van bepaalde noodzakelijke producten voor het huishouden (bijvoorbeeld het weven van kleding) konden zo geëlimineerd worden. Waarom zou je immers kleding op de markt kopen als je voor de prijs van de grondstof (ruwe textiel of wol) je eigen slaaf de kleding kan laten maken. Columella vertelt ons bijvoorbeeld over de taken van de vrouw van de steward. Van haar werd verwacht dat ze haar eigen kleding, alsook deze 76 VARRO, Rerum Rusticarum, 2, 10, 6-10 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 109-110 78 COLUMELLA, De Re Rustica 11,2,44 79 LAES (C.) Child slaves at work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 258-260 77 [22] van de andere opzichters en hooggeplaatste slaven maakte.80 Natuurlijk wordt in deze tekst alleen gesproken over hoger geplaatste slaven. Een zin uit de passage duidt op een andere mogelijkheid: …of a ee , doo koude e la da eid o de de ope lu ht… ies ee , ee ou zi h iet ezig ka houde et 81 Niet alleen impliceert deze passage dat vrouwen (of toch vrouwelijke slaven) op het land werkten 82 maar ook dat zij andere werkzaamheden hadden die hen bezig hielden bij slecht weer. Harper meent dat, zeker in middelgrote huishoudens, vrouwelijke slaven aan het werk werden gezet om de kleding van het gezin (dus ook van de slaven) te produceren. Grotere latifundia die echt op het commerciële waren gezicht, deden dit minder.83 Toch zien we in Digest 33,7,12,5 een wetgeving waar wordt gesteld dat wevers, die de kleding van de werkkrachten (dus slaven etc) maakten, bij de erfenis moeten gerekend worden. Ze maken deel uit van het instrumentum instrumenti. Dit waren niet de slaven die werkten op het land maar zij die logistieke steun boden aan de werkers (koks, kleermakers, etc).84 Tevens wordt in “De Re Rustica” toegelicht dat huiselijke arbeid, een zaak van getrouwde vrouwen is. 85 Aangezien we hierboven al hebben kunnen vaststellen dat onofficiële huwelijken tussen slaven werden toegestaan, is de kans groot dat deze “gehuwde” slavinnen instonden voor de vestimentaire voorzieningen van hun gezin. Logischerwijs waren geschoolde slaven, dit wil zeggen slaven met een nuttig talent, ook duurder dan ongeschoolde slaven. 86 Het geheel kan worden voorgesteld met volgende vergelijking: Een huis brengt pas op wanneer je investeert in verbeteringen. Over het belang van deze biologische aanvulling van het Romeinse slavenbestand, wordt druk gedebatteerd. In “ The Invention of Ancient Slavery,” geeft McKeown het debat tussen Scheidel en Harris weer. McKeown kadert het debat en geeft drie mogelijke origines van 80 COLUMELLA, De Re Rustica, 12,3,6 Idem 82 SCHEIDEL ( W.) The Most Silent Women of Greece and Rome: Rural Labour and Wome ’s Life i the A ie t World, in: Greece and Rome, 43, 1, 1996, pg 3 83 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 133-134 84 Dig. 33, 7,12,5 85 COLUMELLA, Res Rustica, 12,3,6 86 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 61-64, 113 81 [23] Romeinse slaven op, namelijk gevangen, geboren of gevonden worden. Scheidel meent dat voortplanting tussen slaven de grootste bron van de populatie was. Hij geeft verschillende berekeningen maar cijfers in demografische analyses van het Romeinse Rijk zijn altijd schattingen. Keiharde berekeningen kunnen als kaartenhuisjes in elkaar zakken als je aan de basispercentages sleutelt. Scheidel gaat bijvoorbeeld uit van een slavenpopulatie van 10% op een totale bevolking van 60 miljoen in het gehele Romeinse rijk. McKeown meent dat zelfs wanneer het percentage verlaagd zou worden naar 5%, Scheidels argument van qua slavengeboortes stand houdt.87 Harris uit enkele kritieken op Scheidels theorie. Zo zou de onderzoeker niet genoeg aandacht besteden aan het aantal geïmporteerde slaven (gevangen). Ook zou het percentage aan vondelingen hoger liggen dan eerst werd aangenomen. 88 Over deze laatste toevoerstroom van slaven vertelt Scheidel het volgende: de emotionele stress die gepaard gaat met het uitstoten van kinderen zou te omvangrijk zijn als dit in grote getallen gebeurde. Het overgeleverd materiaal zou dan indicaties moeten bevatten van dit verdriet.89 Biologisch gezien kan dit argument gestaafd worden. Het hormoon oxytocine (later vasopressine), dat bij het baren de weeën bespoedigt, zorgt tijdens de zwangerschap al voor een hechte band tussen moeder en kind. Deze wordt na de bevalling versterkt door het zogen, knuffelen en spelen met het kind. Aangezien het hormoon al tijdens de bevalling een effect heeft op de morele toestand van de vrouw (het moeder worden) is het vrijwel onmogelijk voor een vrouw om geen gevoelens voor het pasgeboren kind te hebben. 90 Een nuance moet echter worden gemaakt. De sterkere moedergevoelens worden pas na enkele dagen gevormd. De auteur Appignanesi illustreert dit fenomeen met haar eigen ervaringen toen ze voor het eerst moeder werd en vertelt het volgende: We oete eseffe dat et als eel a de e o e a egi e de liefde ook hie de liefde er niet meteen helemaal hoeft te zijn, en ook daarna steeds ups en downs zal kennen, e ee aspe t a o s zal aa sp eke aa a e iet iste dat e het hadde . Vrouwen die voor het eerst moeder worden kunnen geconfronteerd worden met onzekerheid. Want wat moet je nu met dat kleine wezentje, als het er plots is? Veelal is deze onzekerheid het gevolg van een cultureel ideaalbeeld van moederliefde en –zorg. Wanneer er een tweede 87 MCKEOWN (N.), The Invention of Ancient Slavery?, Duckworth, London, 2007, pg 139-140 MCKEOWN (N.), The Invention of Ancient Slavery?, Duckworth, London, 2007, pg 124-131 89 Idem 90 SWAAB (D.), Wij Zijn ons Brein. Van Baarmoeder tot Alzheimer, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2010, pg 3944 88 [24] kind komt is de onzekerheid veelal weg door eigen ervaring. 91 Nieuwe ervaringen zorgen altijd voor gevoelens van angst en onzekerheid (al verschilt de intensiteit vaak van persoon tot persoon) Studenten die bij een nog onbekende professor een mondeling examen moeten afleggen hebben meer last van stress dan normaal. Ze weten namelijk niet hoe de hoogleraar gaat reageren. Bij volgende examens van dezelfde prof. zal de onzekerheid sterk zijn gedaald. Hetzelfde geldt voor nieuwe moeders. Een kind grootbrengen is een nieuwe ervaring die veel stress met zich meebrengt (zie hierboven). Bij een tweede kind zal de alles vlotter verlopen omdat de moeder beter weet wat haar te wachten staat. De gevoelens van de vader verdienen toelichting. Net als bij de vrouw begint de transformatie tot vader tijdens de zwangerschap. Ook de man ondergaat hormonale veranderingen tijdens de zwangerschap. Prolactine zorgt voor de ontwikkeling van meer zorgzaam gedrag, terwijl verlaging van het testosterongehalte zorgt voor dalende agressie. Deze veranderingen in de man zijn het gevolg van reukstoffen, die de zwangere vrouw uitscheidt. Een echte ouderlijke band wordt, net als bij vrouwen, gecreëerd door omgang met het kind. Natuurlijk heeft de man in vergelijking met de vrouw een valse start, aangezien zij 9 maanden voorsprong heeft. 92 Let wel deze biochemische reacties treden alleen op wanneer de ouders contact hebben met elkaar. Een Romeinse man die zich bijvoorbeeld bij het leger voegt en maanden van huis is, zal deze startblokken van het ouderschap niet ontwikkelen. Toch moet de band tussen een vader en een pasgeborene niet worden onderschat. Een factor waar wel rekening mee moet worden gehouden is cultuur. De auteur Garnsey meent dat door een hoge kindermortaliteit de Romeinen het ritueel van de dies lustricus kenden. Tijdens dit ritueel, dat pas na een paar dagen plaatsvond, kregen de baby’s een naam en werden ze sociaal geboren.93 Een kind dat kwam te sterven voor deze dag of niet gewenst was geen volwaardig persoon. Het afscheid was dan ongetwijfeld makkelijker zowel bij het optreden van de dood of bij het ten vondeling leggen. Echter we moeten ons de vraag stellen hoe de kennis van dit ritueel tot bij ons is gekomen. Het merendeel van de overlevering uit de Oudheid is afkomstig van een sociale bovenlaag. De auteurs van deze teksten zijn ook meestal mannen. Zoals uit de argumentatie hierboven blijkt, wordt een sterke band tussen een vader 91 APPIGNANESI (L.), Alles over de Liefde. Anatomie van een Onbeheersbare Emotie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011, pg 328-335 92 SWAAB (D.), Wij Zijn ons Brein. Van Baarmoeder tot Alzheimer, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2010, pg 4449 93 GARNSEY (P.), Child Rearing in Ancient Italy, in: The Family in Italy from Antiquity to the Present, Yale University Press, London, 1991, pg 52-53 [25] en zijn nageslacht pas ontwikkeld door zorggedrag na de geboorte. Bij de Romeinen, net zoals in meerdere oude maatschappijen, had de man een meer passieve rol in de kinderopvoeding. Ten minste tot een bepaalde leeftijd. In de Romeinse maatschappij waar alles mannelijkheid, burgerschap, rationaliteit etc draaide, werd iedereen die niet aan deze waarden voldeed als zwak gezien. 94 Zo ook bij kinderen die nog steeds als infantis werden gezien. Zij waren, volgens de maatstaven van toen, niet in staat om rationeel na te denken. Infantia betekent letterlijk zij die niet kunnen spreken. Tot ze aan onderwijs toe waren (volgens Quintilianus is de leeftijd van 7 jaar een goed startpunt) hadden Romeinse kinderen, volgens de regels die toen golden, geen rationeel inzicht.95 Ongetwijfeld voelden ouders verdriet bij het verlies van hun kind. De auteur Golden meent dat de vele rituelen en regels die gepaard gingen met de dood in de Romeinse wereld het rouwproces voor ouders vergemakkelijkten. 96 Het moet gezegd worden dat tussen het moment van de sociale geboorte en de leeftijd van zeven jaar een grote kloof van tijd zit. De voorbeelden die hier werden aangehaald lijken dan ook van de hak op de tak te springen. Deze weergave is echter wat we zien in de bronnen en geeft wederom weer wanneer het voor mannen belangrijk werd om zich te bekommeren om hun kinderen. Dat is te zeggen, voor mannen uit sociale toplagen. We weten niet hoe en of vaders uit armere sociale sferen deze maatstaven hanteerden. 97 Dit alles wil niet zeggen dat andere bronnen geen kinderen onder de leeftijd van 7 vermelden. Zeker juridische bronnen spreken over kinderen jonger dan 7 jaar. Meerbepaald wordt in deze bronnen meestal gediscuteerd over hoe de jonge misdadiger gestraft moet worden.98 Dit alles kan als tegenargument voor Scheidels stelling gebruikt worden. Hij stelt dat als ten vondeling leggen een belangrijke factor was in de aanvulling van het slavenbestand, we tekenen van groot verdriet in de overlevering zouden terugvinden. Deze is echter schaars. Scheidel concludeert adv dit feit dat uitstoting geen belangrijke factor was. 99 Echter bovenstaande argumentatie wijst erop dat vrijwel heel de overlevering mannelijke auteurs 94 LAES (C.), Kinderen bij de Romeinen. Zes eeuwen dagelijks leven, Davidsfonds NV, Leuven, 2006, pg 256 Opmerking: Deze houding is gebaseerd op de ideologie van een sociale bovenlaag. We weten niet of Romeinse mannen van een lagere klasse dit gedachtegoed ook toepasten. 95 QUINTILIANUS, Institutio Oratoria, 2, 15-18 WIEDEMANN (T.) Adults and Children in the Roman Empire, Routledge, London, 1989, pg 20, 24 96 GOLDEN (M.), Did Ancients Care when their Children Died, in: Greece and Rome, 35, nr 2, 1988, pg 156 97 QUINTILIANUS, Institutio Oratoria, 2, 15-18 WIEDEMANN (T.) Adults and Children in the Roman Empire, Routledge, London, 1989, pg 20, 24 98 LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008, pg 38-39 99 MCKEOWN (N.), The Invention of Ancient Slavery?, Duckworth, London, 2007, pg 124-131 [26] heeft. Romeinse vaders kregen te maken met culturele factoren die een biologisch sterke band met de pasgeborene tegenwerkte. Ook mogen we niet vergeten dat kinderen vaak voorwerpen meekregen als ze ten vondeling werden gelegd. Deze konden later als herkenningsmiddel worden gebruikt 100 . Kinderen werden ook vaak in eigen buurt ten vondeling gelegd. De mensen uit de omgeving wisten dan goed genoeg van wie het kind was en waar het terecht was gekomen.101 Het is dus logisch dat van verdriet weinig sprake is in de overlevering. 102 Andere argumenten voor een zelf reproducerende slavenmaatschappij, vinden we bij Harper. Deze onderzoeker vergelijkt de situatie van slaven op het Romeinse platteland met deze van slaven op plantages in het Amerikaanse zuiden. De voortplanting van deze slavenpopulatie was niet het gevolg van een bewust ingrijpen door de meesters. De slaven op deze landbouwbedrijven beschikten over leefomstandigheden die beneficent waren voor de voortplanting. Op vlak van privacy en gezondheid hadden ze voordelen. Tevens was er een voldoende balans tussen vrouwelijke en mannelijke slaven zodat stabiele relaties konden worden opgebouwd. Het niveau van mortaliteit en de frequentie van vrijlatingen speelde ook een rol. Vrijlating is vooral bij slavinnen belangrijk aangezien zij het kind dragen. Als zij op een jongere leeftijd werden vrijgelaten, konden zij minder slavenkinderen voorbrengen. Zeker voor de Romeinse samenleving was dit laatste gegeven belangrijk aangezien slavenkinderen de status van de moeder kregen. Een hoge mortaliteit kan de balans tussen vrouwelijke en mannelijke slaven verstoren. Hierdoor zijn de opties om vaste relaties op te bouwen, die uiteindelijk resulteren in kinderen, lager.103 Harper concludeert dat voor de Romeinse casus de slaven op het platteland de beste omstandigheden kenden om ongedwongen aan een nageslacht te beginnen. Tussen mannelijke en vrouwelijke slaven was een voldoende evenwicht. De onderzoeker meent namelijk dat het stilzwijgen van Latijnse schrijvers geen juiste reflectie is op het aandeel van vrouwenarbeid 100 EVANS GRUBBS (J.) ,The Dynamics of Infant Abandonment, in: The Dark Side of Childhood in Late Antiquity and the Middle Ages, Oxford Books, Oxford, 2011, pg 22 101 Idem 102 Een nuance moet worden aangebracht: Zoals al vermeld, is de overlevering voornamelijk het resultaat van een sociale( stedelijke) toplaag. We weten niet hoe rurale gezinnen functioneerde. Hoe zij zich voelde tov hun kinderen en hun familiale dynamieken zijn verzwegen door de tijd. 103 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 70-72 [27] op Romeinse landerijen. Scheidel steunt deze stelling in zijn artikel. 104 In tegenstelling tot de steden, kregen epidemieën op het platteland minder greep. Steden kende namelijk meer ziektegolven door de constante toestroom van mensen, de slechte hygiëne en een grote bevolkingsdichtheid. Privacy wordt ook aangegeven als een bepalende factor voor de voortplanting. Door de omvang van de boerderijen waardoor slaven en meesters niet enorm dicht bij elkaar leefden, was de privacy groter in vergelijking met kleinere huishoudens. Dit is echter niet de voornaamste reden. Harper meent dat de nood aan slaven in kleinere huishoudens zeer fluctuerend was. Slaven konden een eigen gezin stichten in deze omstandigheden maar ze konden sneller uit elkaar worden getrokken. 105 Zoals hierboven al werd vermeld konden kinderen (en slavenkinderen) ook werk verrichten. Voor sommige demografen is dit een teken dat kinderen een grote bijdrage konden leveren aan het gezin. Kinderen konden natuurlijk niet van dag één al werken. De kosten die de verzorging van een kind met zich meebracht zouden echter al snel kunnen vereffend worden. Hin gaat in op deze stelling. Zij meent dat de dynamiek van de gezinseconomie steeds pieken van arbeid kent. Kinderen kunnen niet steeds een evenwaardige inspanning leveren in vergelijking met de kosten die hun opvoeding vraagt.106 Wanneer de kosten van het onderhoud van slaven (meer bepaald van hun kinderen) te hoog werd was de oplossing simpel: de kinderen konden worden verkocht. Voor de slavenpopulatie van Thera (zie hieronder) bleek deze optie echter geen grote rol te spelen. Invoer/uitvoer van slaven kwam minder vaak voor waardoor reproductie een belangrijke factor was voor het op peil houden van het slaven bestand.107 In tegenstelling tot hun tegenhangers in de steden kende vrouwelijke slaven ook minder beperkingen op hun vruchtbaarheid. Harper meent namelijk dat slavinnen in steden vaak werden gebruikt als minnen. Vrouwen zijn onvruchtbaar gedurende de periode waarin ze lacteren. Het vrijlaten van slaven kwam ook minder vaak voor, aldus Harper.108 104 SCHEIDEL ( W.) , The Most Silent Women of Greece and Rome: Rural Labour and Wome ’s Life i the Ancient World, in: Greece and Rome, 43, 1, 1996, pg 3 105 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 73-74 106 HIN (S.) ,The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 110 107 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 113-116 108 EASTWOOD (M.), Principles of Human Nutrition, Blackwell Science, Edinburgh, 2003,pg 57 , 614 [28] De prijs van een slavin is ook een bepalende factor voor de theorie van een zelf reproducerende slavenmaatschappij. Volgens het prijsedict van Diocletianus was in 301 een slavin alleen tijdens haar puberteit evenveel waard als een mannelijke slaaf. 109 Natuurlijk wordt de prijs ook door andere factoren bepaald. Zoals hierboven al werd vermeld was de textielindustrie een belangrijke economische activiteit. Vrouwen speelde daarin een belangrijke rol, daar spinnen als een typisch vrouwenwerk werd gezien.110 Een belangrijke nieuwe bron, die de stellingen van Scheidel gedeeltelijk ondersteunt, is de inscriptie van Thera. Deze inscripties, meerbepaald de cijfers aangaande slaven, worden besproken in Harpers artikel uit 2008. Het betreft twee stenen, afkomstig uit Thera/Santorini, Griekenland. Hun datering is moeilijk maar wordt meestal in de 4de eeuw geplaatst.111 Uit deze inscriptie blijkt dat op het specifieke landgoed (naam eigenaar onbekend) slavinnen in de meerderheid waren ten opzichte van mannelijke slaven. Ook waren er veel kinderen aanwezig. Het aantal kinderen neemt af vanaf de leeftijd van twaalf jaar. Dit gegeven samen met het lage aantal mannelijke slaven wordt gerelateerd aan belastingsontduiking. Mannelijke slaven waren namelijk duurder qua taksen.112 Kindslaven waren vanaf 12 jaar onderhevig aan belastingen.113 Deze assumptie wordt aangesterkt doordat de leeftijd van kinderen voor hun puberteit nauwgezet werd bijgehouden. Het feit dat zeker bij oudere slaven afrondingen in de leeftijden optreden, wijst op een misleiden van de taksen.114 Een belangrijk gegeven ( in combinatie met het aantal kinderen) voor de stelling van Scheidel, is het hoge aantal moeders dat wordt weergegeven in de inscriptie. Dit kan namelijk duiden op een zelfreproducerende slavenpopulatie voor deze site. Echter het hoge aantal kinderen kan ook verklaard worden door vondelingen die aan slavinnen werden toevertrouwd . Ook HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 113-116, pg 74 109 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 130, 132 110 Idem 111 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 83-119 In de bijlage van het artikel bevindt zich een tabel met de gegevens van de Thera inscripties omtrent slaven. HARPER, 2011, pg 76. 112 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 108-110 113 Dig. 50,13,3 114 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 110-115 [29] kindslaven uit de urbane sfeer die naar het platteland werden gebracht, kunnen het hoge aantal kinderen in de Thera populatie verklaren. Harper meent dat de groepering per gezin voor de slaven van Thera, het belang van voortplanting in deze groep illustreert. 115 Vrouwelijke slaven werden ook beduidend minder vrijgelaten dan hun mannelijke tegenhangers. Zij werden rond de leeftijd van dertig vaak vrijgelaten. Harper meent dat zolang slavinnen in hun vruchtbare periode zaten zij niet werden vrijgelaten. Zoals hierboven al meermaals is vermeld, kregen kindslaven de status van hun moeder. Voor slavenpopulaties waar voorplanting belangrijk was, was de beperking van de vrijlating van slavinnen dus essentieel.116 3. Iedereen levert een bijdrage: Food Entitlement in de Romeinse Familia Voor dit onderzoek is de betekenis van het concept Food Entitlement ruimer dan de basis die Sen in zijn werk weergeeft. Zijn werk stelt hij Food Entitlement gelijk aan de economische kracht die een persoon bezit. Een individu met veel financiële middelen heeft meer toegang tot voedsel dan zijn minderbedeelde medemens. Dit is volgens Sen de reden waarom derde wereldlanden voedselcrisissen kennen. Kwantitatief gezien, is voedsel voldoende aanwezig op de wereld. Door economische onmacht krijgen monetair minder sterkere landen echter geen toegang tot de levensmiddelen.117 Food Entitlement kan natuurlijk meerdere invullingen hebben (bijvoorbeeld een sociale Food Entitlement). Op deze elementen gaat de auteur echter niet in.118 Vandaar dat Sens theorie wordt aangevuld en verder gedefinieerd door middel van de termen kwetsbaarheid, veerkracht en reciprociteitrelaties. Deze begrippen werden gedefinieerd door Lis. Haar werk kadert zich in het debat rond de zorgstaat vandaag en de stemmen die opgaan om het sociale vangnet neer te halen. De tegenstanders van de georganiseerde sociale zekerheid gaan ervan uit dat in het verleden individuele relaties voor voldoende steun zorgden en dat deze nu weer zouden volstaan. Familie, vrienden enzovoort zouden steeds klaarstaan om materiële en emotionele 115 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 113-115 116 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 76-77 117 SEN (A.) Poverty and Famines: An Essay on Entitlement and Deprivation, Oxford, Clarendon, 1981, pg 151162 118 Idem [30] tekorten op te vangen. Lis en Vanthemsche gaan deze stelling na, waarbij Lis zich focust op de sociale vangnetten uit het verleden.119 Kwetsbaarheid en veerkracht: Kwetsbaarheid staat gelijk aan hoe gevoelig het individu of het gezin, is voor crisissen. Deze kwetsbaarheid hangt samen met de bestaansbasis van een persoon. Hoe meer inkomstenbronnen iemand heeft, hoe minder kwetsbaar hij is. 120 De boer Similus uit het gedicht Moretum bijvoorbeeld heeft velden die hij bewerkt en ook een moestuin waar hij kruiden en groenten kweekt.121 In het geval dat zijn velden minder opleveren heeft hij altijd een moestuin waar hij van kan leven. Tevens levert deze tuin hem geld op. In het gedicht wordt vermeld dat hij ook deze teelt liever op de markt verkoopt.122 Natuurlijk gaat het hier om een gedicht maar het illustreert het idee achter het begrip kwetsbaarheid. Een dagloner die leeft in de stad Rome, om een ander voorbeeld te geven, zal het veel moeilijker hebben dan Similus. De dagloner heeft geen grond en hangt voor het grootste deel af van zijn loon. Veerkracht slaat op de mate waarin een persoon of gezin in staat is om in tijden van nood zichzelf in te dekken. Dit aspect wordt enerzijds bepaald door de mate van risicospreiding/kwetsbaarheid en de informele sociale zekerheidsrelaties waar de familie/ het individu op kan rekenen. De informele banden zijn vaak onderheven aan reciprociteit. 123 Reciprociteitrelaties zijn informele banden tussen mensen (al dan niet gezinsleden). Zij sluiten overeenkomsten met elkaar op materieel of dienstelijk vlak. De banden zijn zoals de term aangeeft steeds wederkerig van aard. 124 Een voorbeeld: Hin vertelt in haar onderzoek dat rurale, Romeinse gezinnen vaak uit meerdere huishoudens konden bestaan. Deze samengestelde gezinnen konden bestaan uit verschillende generaties of uit niet bloedverwanten die door middel van een huwelijk aan elkaar verbonden worden. Dio Chrysostomos maakt in zijn werk melding van twee herders die met elkaars zus trouwden. Zij 119 LIS (C.), VANTHEMSCHE(G.), Sociale Zekerheid in Historisch Perspectief, in: De Sociale Zekerheid Verzekerd? ste Referaten van het 22 Vlaamse Wetenschappelijk Economisch Congres, Brussel, VUB Press, 1995, pg 23-26 120 Idem 121 VERGILIUS Moretum, rgl 60-80, 85-90 122 Idem 123 LIS (C.), VANTHEMSCHE(G.), Sociale Zekerheid in Historisch Perspectief, in: De Sociale Zekerheid Verzekerd? ste Referaten van het 22 Vlaamse Wetenschappelijk Economisch Congres, Brussel, VUB Press, 1995, pg 30-37 124 LAMBRECHT (T.), Reciprocal Exchange, Credit and Cash: Agricultural Labour Markets and Local Economies in the Southern Low Countries during the Eighteenth Century, in: Continuity and Change, 18,2,2003, pg 238 [31] leefden samen in een huis. 125 Het delen van een huis en in de noden van het huishouden voorzien, is op zich al een vorm van reciprociteit. Doordat iedereen een bijdrage levert kan het huishouden verder bestaan. Grootouders die babysitten op de jonge kinderen van een huishouden, terwijl de ouders het inkomen binnen brengen is een ander voorbeeld van zulke relaties.126 Deze relaties hoefden trouwens niet noodzakelijk binnen de familie te blijven en kunnen ook meer zakelijk van aard zijn. Het onderzoek van Lambrecht wijst uit dat grote boeren, in ruil voor seizoensarbeid, vaak ploegen en paarden uitleenden aan kleinere boeren. Deze landbouwers hadden niet voldoende opbrengsten om een paard te kunnen houden. Of ze beschikten niet over voldoende liquide middelen om in een ploeg te investeren. Een boer met meer grond, die niet alleen voor eigen levensonderhoud produceert, heeft dit wel. Om zijn eigen kosten inzake oogst te drukken konden de seizoenarbeiders in natura/ privileges worden betaald.127 3.1 Moeilijkheden rond economisch gefundeerde termen: Het beschikken over een bezit en eigen middelen maakt de toegang tot voeding ,volgens Sen, makkelijker. Voor kinderen en slaven is dit echter moeilijk. Slaven konden namelijk geen officieel bezit hebben. Wat niet betekent dat ze buiten de wet om geen bezit konden hebben (zie hieronder peculium). De slaaf Acastus vertelt in de grafinscriptie van Italia, dat ze de grafsteen heeft betaald. Italia was een medeslavin en kleermaakster. 128 Slaven hadden een andere basis voor hun Food Entitlement en andere privileges dan vrije Romeinen. Het citaat van Columella, dat hierboven al is vermeld, is daar een voorbeeld van. Hij vindt het normaal vrouwelijke slaven te belonen voor het baren van kinderen Op zich kan dit gezien worden als een reciprociteitrelatie met economische basis. De slavin baart kinderen waarvoor Columella haar vrijstellingen van werk of zelfs haar vrijheid geeft.129 Of het baren van kinderen steeds doelbewust gepland werd door de slavinnen is twijfelachtig maar ze haalden wel voordelen uit deze daad. Hoe lag dit bij vrije Romeinse vrouwen? Was hun Food Entitlement, kwetsbaarheid en hun veerkracht automatisch gekoppeld aan economische daadkracht/het toevoegen aan het gezinsvermogen of kunnen we ook een andere 125 DIO CHRYSOSTOMOS, De Oratio, 7,10 HIN (S.), The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 104 127 LAMBRECHT (T.), Reciprocal Exchange, Credit and Cash: Agricultural Labour Markets and Local Economies in the Southern Low Countries during the Eighteenth Century, in: Continuity and Change, 18,2,2003, pg 240-248 128 CIL 6,9980 129 COLUMELLA, De Re Rustica, 1,8, 19 126 [32] invalshoek nemen? Bepaalde ziektes zoals bijvoorbeeld rachitis in Rome, troffen alle bevolkingslagen van de stad, aldus Soranus.130 In het stadje Lucus Feroniae (1ste-3de eeuw na chr) leed , volgens het onderzoek van Ricci, Manzi en Salvadei, 40% van de vrouwen aan porotic hyperostosis. Dit is een ziekte, veroorzaakt door een ijzertekort, die botmateriaal sponsachtig en poreus maakt.131 Hieronder zien we een voorbeeld.132 Aangezien de beide ziektes (eerste trof vooral kinderen) vaak voorkwamen moeten we bepalen of economische handelskracht het meeste gewicht in de schaal bracht. Met andere woorden we moeten ons afvragen of de kwetsbaarheid qua Food Entitlement en dus ondervoeding niet van andere factoren zoals cultuur afhangt. Aan het begin van dit hoofdstuk 130 SORANUS , Gynaikeia, 20, 40, 44 RICCI(F.), MANZI(G.), SALVADEI (L.) ,Porotic Hyperostosis as a Marker of Health and Nutritional Conditions During Childhood: Studies at the Transition Between Imperial Rome and the Early Middle Ages, in: American Journal of Human Biology, 13, 2001, pg 709-714 Prorotic Hyperostosis heeft geen adequate Nederlandse vertaling. De Engelse term zal worden toegepast. In een later deel wordt de term tevens afgekort (PH) 132 Kinderschedel CLXXIX. Illustratie afkomstig van de poliopathologische database van de universiteit van Iowa. Weblink: http://people.usd.edu/~archlab/paleo.html Weblink afbeeldingen Crow Creek skeletmateriaal: http://people.usd.edu/~archlab/paleopics/gregg.html Deze afbeelding en alle afbeeldingen die volgen zijn niet afkomstig van Romeinse sites. Ze dienen enkel en alleen als illustratie voor de lezer. 131 [33] werd het onderzoek van Sen (1990) uiteengezet. Hij stelt dat waar vrouwen een voldoende toegang hebben tot medische zorg en voeding, hun leven beter en zonder teveel aandoeningen verloopt.133 De manier waarop naar zieke vrouwen werd gekeken kan een oplossing zijn voor de problematiek. Immers als vrouwen een inadequate diagnose of behandeling kregen kon hun leven in gevaar zijn. De voornaamste bron hiervoor zijn werken van medische auteurs zoals Soranus en Galenus. Maar hoever rijkte hun invloed? Het is een onwezenlijke gedachte dat vrouwen in rurale gebieden, ver weg van een geletterde elite, zich hielden aan de voorschriften van medische auteurs. De verschillende inkomstenbronnen van het kleine boerengezin worden ook bekeken. Hun beperkingen konden namelijk een effect hebben op de consumptie van bepaalde voedingsmiddelen, zoals bijvoorbeeld vlees. 3.2 Moederschap als doel Allereerst moeten we de bekijken wat Sen beschouwt als belangrijke factoren die de toegang tot medische zorg en voeding voor vrouwen hinderen. In zijn artikel vertelt Sen over de biologische stabiliteit van vrouwen. Sen, als tegenstander van de segregatie tussen ‘Oost ‘en ‘West’, geeft een genuanceerd beeld van deze situatie. Verschillende auteurs gaven namelijk simplistische verklaringen gebaseerd op de economische en sociale verschillen tussen ‘Oost’ en ‘West’. De auteur Sen meent dat in zowel ‘Oost’ als ‘West’ teveel differentiatie is om van twee specifieke types te spreken. Zo haalt hij de casus Japan aan. Japan is geen Westers land maar kent wel een goede medische zorg voor vrouwen. Het land kent echter ook een cultuur met een antivrouwelijke mentaliteit. In Sub-Sahara Afrika is er doorgaans een surplus aan vrouwen in de bevolking, terwijl de landen economisch zwak zijn. De twee groepen ‘Oost’ en ‘West’ en de verklaring gebaseerd op economische en culturele verschillen zijn ,volgens Sen te simplistisch. Hij verkiest een combinatie tussen sociale-culturele en sociaal-economische factoren. Belangrijk in dit opzicht zijn de sociale relaties in het gezin. Meer bepaald de elementen die Sen “Cooperative Conflicts” noemt, zijn van belang. 133 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990,dl 1 Opmerking: Her artikel heeft geen duidelijke paginanummers maar is wel opgedeeld in delen. Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 [34] In alle sociale relaties, dus ook in gezinnen, komen mensen samen met gelijke en verschillende doelen. Ten voordele van de groep gaan beslissingen worden genomen die compromissen sluiten tussen tegenstrijdige of gelijke doelen van individuen. Deze afspraken kunnen voordelen met zich meebrengen maar het positieve hoeft niet altijd evenredig verdeeld te zijn in de groep.134 Een gezin waarbij de vrouw de carrière opbouwt en de man huisvader wordt, is een voorbeeld van een zo’n compromis. De man blijft thuis of werkt parttime en zorgt voor de kinderen en het huishouden. De vrouw brengt het gehele of grootste deel van het gezinsinkomen in. De man krijgt wel een soort financiële zekerheid in ruil voor zijn offer. Hij mag namelijk de residentie delen, zonder veel financiële middelen te moeten inbrengen. De man heeft dan wel geen of weinig financiële zelfstandigheid en is vaak volledig op de partner aangewezen op zowel financieel als sociaal vlak. Een ander voorbeeld dat ook door Hin wordt vermeld is het samenwonen van verschillende generaties. Grootouders (of een grootouder) die op de jonge kinderen passen, terwijl de ouders uit werken gaan. De grootouders leveren vrije tijd in om op de kleinkinderen te passen in ruil voor zekerheid van levensonderhoud.135 Belangrijk in dit verband is hoe productiviteit in het gezin gedefinieerd wordt. Ook het concept bijdragen (Wie draagt wat bij? Wat wordt als nuttig gezien?) is een belangrijke factor. Met deze stellingen in het achterhoofd komt Sen tot volgende wetmatigheden: Een vrouw zal een minder sterke positie in het gezin hebben als zij geen inkomen buiten het gezin kan verwerven. Sen meent tevens dat het werk van de vrouw pas als productief wordt gezien als het zich afspeelt buiten de gezinssfeer.136 Werk dat wordt verricht in de nabijheid van, of in het eigen huishouden wordt immers vaak niet gezien als echt werk. Het behoort tot de dagelijkse gezinsactiviteit. Een vrouw uit een boerengezin die tijdens de dag de moestuin verzorgt, bijvoorbeeld, verricht arbeid. Maar dit kan gezien worden als een deel van haar huishoudelijke taken net zoals hout halen voor de haard dat is. Meedraaien in een familiale 134 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990 , dl 3 Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 135 HIN (S.), The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 104 136 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990 , dl 3 Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 [35] onderneming telt in deze context ook niet mee als werk. De eigen grond bewerken en de eigen oogst binnen halen, kan niet gezien worden als voordelig werk. De gezinsleden hebben geen andere keus dan deel te nemen in de activiteit. Als zij niet meewerken is de opbrengst van de grond veel minder. Wat nadelig is voor het gezinsinkomen en heeft dus een weerslag op het levensonderhoud van alle gezinsleden. Pas wanneer vrouwen buitenshuis werken en een extra inkomen voor het gezin leveren kan dit als productief werk worden gezien. Hetzelfde geldt voor bijvoorbeeld Romeinse gezinnen die een eigen bakkerij of dergelijke hebben. Dit bedrijf is de belangrijkste inkomstenbron van een gezin. Als de vrouw hierin meedraait kan het niet gezien worden als productief werk. Het is in haar eigen voordeel dat het bedrijf (in dit geval de bakkerij) zo goed mogelijk draait. Pas als zij uit een andere context een inkomen kan binnenbrengen, kan over productief werk worden gesproken. Wanneer een vrouw terug kan vallen op haar eigen privévermogen, heeft ze extra status binnen een gezin.137 Ze is in deze context immers niet volledig afhankelijk van de kostwinner. Wanneer haar huwelijk spaak loopt of haar echtgenoot sterft,heeft zij middelen om op terug te vallen. Een Romeinse vrouw behoorde na haar huwelijk nog steeds tot de familia van haar vader. Tenzij zij trouwde met manus, waardoor ze onder de familiale macht van haar schoonfamilie kwam te staan. Officieel konden zij dus geen bezit hebben of legale contracten uitvoeren. Na de dood van hun vader kon dit alles wel mits de beperkingen van een tutor in acht werden genomen.138 Vrouwen konden ook gebruik maken van het peculium. Dit was een wettelijk achterpoortje waarmee slaven, zonen en dochters officieel over een deel van het familiale bezit (onder controle van de pater familias) gebruik konden maken.139 Maar of de letter van de wet steeds zo nauwkeurig werd gevolgd is nog maar de vraag. Zeker in meer afgelegen delen zal de controle veel moeilijker zijn geweest. Door het buitenshuis werken en de mogelijkheden voor educatie (informele of formele) die deze actie met zich meebrengt komt een laatste factor naar voren: Als vrouwen zich bewust zijn van onevenredige afspraken binnen groepen (gezinnen etc) en manieren zien om dit 137 Idem RAWSON (B.), Finding Roman Women, in: A Companion to the Roman Republic, Blackwell Publishing, Oxford, 2006, pg 332-333 Inst. 1,9,3 Inst. 1,12 139 GARDNER (J.), Women in Roman Law & Society, Croom Helm, London, 1991,10-11 Dig. 15,1,3 138 [36] onevenwicht op te lossen, is hun status beter.140 Door de confrontatie met de wereld buiten het gezin en de confrontatie met vrouwen uit andere sociale situaties, verandert het perspectief op de eigen sociale positie. Juvenalis heeft in zijn “Satires” een negatief beeld op een te hoog opgeleide vrouw. Zijn irritaties over vrouwen die met mannen mee debatteren over poëten, ethiek, etc kunnen volgens hem evengoed: “Hun tunica inkorten tot een middenkuit lengte.”141 Natuurlijk gaat het hier om satirische geschriften. We weten dus niet of Juvenalis de enige Romeinse man was die slimmere vrouwen irritant vond of dat het een gang baar fenomeen was. Maar aangezien het om een komische situatie gaat zal de schets wel waarheid bevatten. Humor heeft namelijk altijd wortels in de realiteit. Een andere invalshoek voor deze problematiek is de stelling van Alberici en Harlow. Zij menen dat vrouwen het grootste deel van hun leven doorbrengen met andere vrouwen. Hun ideeën over de maatschappij wortelen dus in de invloeden van oudere vrouwen.142 De positie van de Romeinse vrouw binnen haar maatschappij kreeg ze dus mee van haar eigen moeder. Belang van moederschap: Al de bovengenoemde factoren spelen in op de rol die een vrouw in het gezin bekleedt. Wederom wordt met de culturele factor minder rekening gehouden. Alle aspecten zijn namelijk zeer sociaal-economisch gebonden. Wat betekent dit echter voor Romeinse vrouwen? Een belangrijke factor die zowel een culturele als economische invulling heeft is het voortbrengen van een (mannelijke) erfgenaam om de familie te laten voortleven.143 In een studie over de familiale- en voedingsdynamiek in het Florentijnse gezin, bespreekt Counihan de taken van de vrouw binnen het gezin. In het Florence van de twintigste eeuw was de voornaamste taak van de vrouw het voortbrengen en verzorgen van het nageslacht. De opoffering van vrouwen die zichzelf wegcijferden voor hun kinderen werd geprezen. Vrouwen die zich buiten de grenzen van traditie begaven werden het slachtoffer van kritiek van andere moeders. Tekenend is de getuigenis van Valeria, een moeder die kritiek uit op een van haar kennissen. Zo spreekt ze over een vrouw die haar kind van negen ’s avonds alleen 140 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990 , dl 3 Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 141 JUVENALIS, Satires, 6, 434-456 142 ALBERICI (A.), HARLOW (M.), Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity ,in: Cohen en Ruten, 2007, pg 201 143 TREGGIARI (S.), Roman Marriage. Iusti Coniuges rom the Time of Cicero to the Time of Ulpian, Clarendon Press, Oxford, 1993, pg 379 [37] laat om met haar echtgenoot uit te gaan. Een geladen gegeven: Valeria geeft geen kritiek op de echtgenoot die uit gaat. Zijzelf spendeerde haar volledige aandacht aan het grootbrengen en verzorgen van haar gezin, zoals de waarden van het toenmalige Florance voorschreven. 144 Kinderen baren was ongetwijfeld een grote verwachting waaraan Romeinse vrouwen moesten voldoen. Zoals bij hun levensfasering al werd vermeld, was moederschap een belangrijke boost voor de positie in het gezin. Alberici en Harlow ondersteunen dit gegeven en menen dat de positie van een pasgetrouwde vrouw in een familia een aanzienlijke boost kreeg wanneer ze zwanger werd en beviel. 145 Maar een boost in de familiale positie betekent niet dat de medische zorg en de voeding waar vrouwen toegang tot hadden goed was. Kuisheid was een factor die nauw samenhing met het baren van kinderen in bepaalde kringen. Immers in een tijd voor DNA onderzoek, was de loyaliteit van een vrouw jegens haar man de enige manier om te garanderen dat ze niet andermans kind op de wereld zette. Het gaat hier niet om religieus getinte kuisheid zoals wij ze kennen. Deze is gestoeld op een christelijk gedachtegoed dat in de periode die hier besproken wordt, niet dusdanig in de maatschappij was doorgedrongen. Kuisheid is essentieel voor de staat. Want men weet dat de staat samen wordt gehouden door huwelijken, en door hen zijn mensen gebonden,kinderen, de overerving van vermogens en de graad van overerving, en de veiligheid van het huis. 146 Dit citaat gaat zeer ver in het benadrukken van het belang van de kuisheid. Ze wordt gezien als een essentieel deel van de staat. Huwelijken, dus het blijven voortleven van bepaalde families. De sociale wetten die keizer Augustus doorvoerde tussen 18-17 v.chr. maakte overspel strafbaar. Zij illustreren dus het belang van kuisheid. Ook probeerde de keizer het huwelijk en het voortbrengen van een nageslacht te promoten. 147 Deze verantwoording lezen we bij Cassius Dio. Hij zegt het volgende in zijn “Historia Roma” : ...Hij legde z aa de e e oo deli ge op aa o get ou de a e e aa de ou e zonder echtgenoot, aan de andere kant werden huwelijken en het krijgen van kinderen 144 COUNIHAN (C.), Around the Tuscan Table. Food, Family and Gender in Twentieth-Century Florence, Routledge, New York, 2004, pg 140 145 ALBERICI (A.), HARLOW (M.), Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity ,in: Cohen en Ruten, 2007, pg 195-202 146 Declamationes minores, 249, 19 147 MILNOR (C.), Women in Roman Society, in: The Oxford Handbook of Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011, pg 618 [38] beloond. En aangezien in de hoogste klassen meer mannen dan vrouwen waren, liet hij toe dat ieder die het wou, behalve de senatoren, te trouwen met een vrijgelaten vrouw, en beveelde dat hun nakomelingen als legitiem waren. 148 Het feit dat mannen uit hogere klassen mochten trouwen met vrijgelaten vrouwen illustreert het belang van de voortplanting en de promotie van het gezin. De moeite was volgens Tacitus echter tevergeefs, zoals we lezen in zijn “Annales”: ...Deze et.... die door Augustus in zijn latere jaren werd doorgevoerd, om de straffen voor het celibaat te verscherpen en om de inkomsten voor de schatkist aan te dikken. Hij slaagde er echter niet om het huwelijk en het gezin populair te maken, kinderloos blijven was nog steeds i z a g. Volgens 149 Tacitus weerhield deze wetgeving sommige Romeinen niet van een vrijgezellenleven. Sommige onderzoekers menen dat Augustus niet alleen een stijging van de bevolking voor oog had toen hij de wetten doorvoerde. Het slinken van de belangrijke aristocratische families en de losbandigheid wordt vaak als oorzaak voor de doorvoering van deze wetten gezien. Echter het bewijs is voornamelijk gebaseerd op literaire bronnen 150 Als de legislaties echt ter attent van de elites werden doorgevoerd moet ook een sociale differentiatie worden doorgevoerd. Omdat de elites minder huwelijken aangingen, betekent dit nog niet dat personen uit andere sociale lagen ook zo handelden. Andere bewijzen voor het belang van kuisheid en het voortbrengen van kinderen zien we in grafschriften, die vaak het ideaal weergeven. Milnor citeert een epitaaf van de Romeinse vrouw Murdia. Een exacte datering van deze inscriptie is onbekend maar hij zou tijdens de regering van Augustus, zijn opgesteld. Milor gebruikt het grafschrift om de idealen attributen van een Romeinse vrouw weer te geven. De laudatio vernoemt onder anderen pudicitia (kuisheid) en diligentia (hard werken) als belangrijke deugden. Tevens meent Milnor dat de genoemde deugden uit de inscriptie zeker als standaard mogen worden beschouwd. Immers Murdia’s zoon, die de grafrede opstelde, deelt ook mede dat het moeilijk is om originele 148 CASSIUS DIO, Historia Roma, 54,16, 1-2 TACITUS, Annales, 3,25,1 150 MILNOR (C.), Women in Roman Society, in: The Oxford Handbook of Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011, pg 619 149 [39] lofbetuigingen te vinden voor vrouwen. Hun leven is volgens hem namelijk zeer statisch.151 Zeker als we andere inscripties bekijken valt de nadruk op kuisheid en trouw op, alsook de vernoeming van kinderen als die er waren. Anderzijds kunnen de verwijzingen naar kinderen en kuisheid ook gezien worden als een literair topos, dat niet noodzakelijk een reflectie is van de waarden uit de realiteit. Een andere inscriptie uit de tweede eeuw v. chr. luidt als volgt: V ee deli g, ik he aa e kele woorden te vertellen. Stop en lees ze. Dit is het onbeminnelijke graf van een beminnelijke vrouw. Haar ouders noemde haar Claudia. Ze hield van haar echtgenoot met heel haar hart. Ze baarde twee zonen, een van hen laat ze achter op deze wereld, de andere heeft ze al onder de grond gelegd. Ze was charmant in haar spraak, en toch leuk en correct in haar manier van omgang. Ze leidde het huishouden goed. Ze spi de ol. Ik he gesp oke . Ga u op eg. 152 Net zoals de vorige inscriptie wordt ook hier aandacht besteed aan de standaarddeugden van de vrouw. Diligentia komt voornamelijk naar vore met de verwijzing naar Claudia’s goed management van het huishouden. Ook wordt vermeld dat ze wol spon, een activiteit die vaak tot de huiselijke sfeer wordt gerekend . Over haar kuisheid wordt niet gesproken maar het feit dat ze twee zonen heeft gebaard wordt wel in de verf gezet. Wat opnieuw het belang van het moederschap illustreert. 3.2.1 Aandoeningen van vrouwen bij klassieke geneesheren. De baarmoeder en menses als bepalende factoren voor de gezondheid. Volgens antieke geneesheren zoals Hippocrates, etc waren het merendeel van de ziektes die vrouwen ondergingen te wijten aan het vrouw zijn. Dit wil zeggen dat de meeste diagnoses die werden gesteld bij vrouwen werden gekoppeld aan hun specifieke geslachtskenmerken (het voortbrengen van kinderen, het optreden van de menses).153 Sommige geneesheren gaan zelfs zo ver als te beweren dat voortplanting en alle daden die daarbij komen kijken essentieel 151 MILNOR (C.), Women in Roman Society, in: The Oxford Handbook of Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011, pg 611 CIL 5, 10230 152 CIL 1,2,1211 de Deze inscriptie dateert van de 2 eeuw voor chr. en valt dus buiten de chronologie van het onderzoek. Echter hij wordt enkel gebruikt ter illustratie van een cultureel fenomeen. 153 DEMAND (N.), Women and Slaves as Hippocratic patients, in: Women and slaves in Greco-Roman culture: differential equations, Routledge, London, 1998, pg 83 [40] zijn voor de vrouwelijke gezondheid. 154 Zo lezen we onder andere bij Hippocrates dat vrouwen die nooit kinderen hebben gehad blijvende letsels kunnen oplopen.155 De aandoening hysterie werd tevens toegeschreven aan een reizende baarmoeder. Aretaeus geeft de volgende uitleg bij de ziekte: Bij vrouwen, in de holte van het lichaam onder de ribbenkas, ligt de baarmoeder. Ze gedraagt zich als een onafhankelijk dier in het lichaam aangezien het naar eigen dunk voort e eegt….Ve de houdt het a aa het houdt iet a el ieke de geu e e uile geu e e e eegt daa a e eegt het i die i hti g, eg….Als het plots aa o e beweegt en daar voor een lange tijd blijft …. stikt de baarmoeder, zoals bij een epileptische, maar zonder spasmen. Want de lever, diafragma, longen, en het hart worden plots opgesloten in een smalle ruimte. En daarom lijkt het alsof de vrouw niet kan ademen of spreken. Daarenboven trekken de halsslagaders, uit sympathie met het hart, samen en daarom treed zwaarheid van het hoofd, verlies van de zintuiglijke waarneming en diepe slaap op… Als de baarmoeder naar boven dwaalt, veroorzaakt het zeer vlug verstikking bij de vrouw door de luchttoevoer af te sluite … 156 Ademnood lijkt de nadruk te krijgen in dit fragment. Volgens Aretaeus lijken de aanvallen van hysterie sterk op deze van epilepsiepatiënten. Spasmen komen echter niet voor. Zijn verhaal over het samentrekken van de slagaders verwijst naar een verhoging van de bloeddruk. Om de symptomen te verduidelijken lezen we de verklaring van Soranus over hysterie: De te hyste is he ade ood o dt afgeleid a het aa gestoke o gaa e ee symptoom, ademnood. Dit staat voor het stoppen van de ademhaling, samen met het niet kunnen spreken en het verlies van de zintuiglijke waarneming, veroorzaakt door een aandoening van de baarmoeder. In de meerderheid van de gevallen, wordt de ziekte voorafgegaan door veelvuldige miskramen, vroeggeboortes, lang weduweschap, uitblijven van de menses, menopauze, of ontsteking van de baarmoeder. Bij vrouwen die lijden aan de aandoening, komen deze symptomen voor: zwijmelen, sprakeloosheid, moeilijke ademhaling, vlagen van zinsverbijstering, tandenknarsen, spastische samentrekkingen van de 154 HAN“ON A. , The Medi al Writers’ Women, in: Before Sexuality. The Construction of Erotic Experience in the Ancient Greek World, Princeton University Press, New Jersey, 1990, pg 316 155 HIPPOCRATES, Epidemics, 6,7,8 156 ARETAEUS, Medische geschriften, 2, 11, 1-3; 6,10, 1-3 [41] extremiteiten (doch soms alleen maar zwaktes en instortingen), het zwellen van de onderbuik, intrekkingen van de baarmoeder, uiteenzetting van de thorax, verdikking van de aders die kriskras over het gezicht lopen, koelen van het lichaam, transpireren, en een dalende of afwezige polsslag. Over het algemeen herstellen de vrouwen snel van de aa alle , e eestal he i e e ze zi h at e is ge eu d… 157 In tegenstelling tot de vorige passage geeft Soranus weer bij welk soort vrouwen de aandoening vaak voorkomt. Het valt op dat het om vrouwen gaat waarbij een van hun primaire geslachtskenmerken (het krijgen van kinderen) wordt verstoord. Dit kan onrechtstreeks zijn (weduwen) of rechtstreeks (menopauze, miskramen,…) De focus ligt wederom op ademnood doch geeft de klassieke geneesheer ook vele ander symptomen: Het stijgen en dalen van de polsslag bijvoorbeeld waar we ook een glimp van opvangen bij Aretaeus. Ook vallen enkele symptomen zoals tandenknarsen en transpireren op. Ze doen immers denken aan typische uitingen van langdurige stress. Al kan tandenknarsen en transpireren ook gezien worden als uitingen van pijn. Tegenwoordig weten we dat de baarmoeder niks te maken heeft met vlagen van hysterie. Deze aandoening wordt gekarakteriseerd door een veelheid aan fysieke klachten door de patiënt. De basis van de aandoening is vaak te wijten aan stress. 158 Vele symptomen die de twee geneesheren beschrijven kunnen doorgaans ook toegewezen worden aan hyperventilatie. De ademnood, bloeddruk falen, gevoel van verstikking, duizeligheid etc, zijn typische symptomen van een paniekaanval, de basis van alle hyperventilatie-episodes. 159 Ook deze moderne verklaring van de ziekte, helpt om het belang van voortplanting in de Romeinse maatschappij aan te halen. De groep patiënten die volgens Soranus het vaakst aan hysterie lijden zijn namelijk die vrouwen al lang weduwe zijn, vroeggeboortes hebben ondergaan en miskramen hebben gehad. Miskramen en vroeggeboortes geven een moeder doorgaans al genoeg stress. Wanneer daar nog eens sociale druk bijkomt door toedoen van de idealen die we hierboven hebben besproken, is het optreden van hysterie of andere paniekaanvallen niet uitzonderlijk. Immers het moederschap was een belangrijke fase in het leven van de Romeinse 157 SORANUS, Gynaikeia, 3, 6, 26-28 YUTZY (S.), Somatoform Disorders, in: Textbook of Clinical Psychiatry, The A merican Psychiatric Publishing, Washington DC, 2003, pg 664 159 HOLLANDER (E.), SIMEON (D.), Anxiety Disorders, in: Textbook of Clinical Psychiatry, The American Psychiatric Publishing, Washington DC, 2003, pg 547 158 [42] vrouw.160 We kunnen ons alleen maar inbeelden hoe moeilijk het was een kind te verliezen als dit niet alleen nieuw leven betekende maar ook een belangrijke sociale boost voor de moeder in de familie betekende. Gevoeligheid voor stress bij Romeinse vrouwen kan ook een meer biologische verklaring krijgen. Diverse medische auteurs gaven het advies om rijk voedsel (waaronder vlees) uit het vrouwendieet te mijden. Als ze oude zij e de g oei te ei de loopt, e als jo ge ki de a htige spelletjes zee ijk oedsel. eisjes uit s haa te iet la ge ille spele … oge ze hele aal iet aa lees ko e of a de 161 We moeten natuurlijk wel rekening houden met verschillen tussen sociale groepen en tussen de urbane en rurale sfeer. Deze verschillen worden later uiteengezet. Belangrijk hier is de gevolgen van een restrictie op voeding van dierlijke afkomst. Primaire en secundaire producten van de veestapel zijn rijk aan vitamine B12. Deze voedingsstof wordt in het lichaam gebruikt voor de productie van methionine en myeline. Het eerst genoemde element is belangrijk voor de DNA-synthese en dus ook de celdeling. Myeline is een stof die nodig is voor een goede werking van het zenuwenstelsel. Een tekort aan deze stof veroorzaakt niet alleen een vorm van bloedarmoede maar ligt ook aan de wortel van bepaalde psychische aandoeningen. 162 Walker e.a. vermelden in hun onderzoek symptomen van irritatie, verminderde alertheid, spasmen.163 Aanwijzingen die we ook in de diagnoses van Soranus en Aretaeus terugvinden. Natuurlijk betekent dit alles niet dat alle gevallen van hysterie een zuiver biologische aard hebben. Omgevingsfactoren in het gevoelsleven van de persoon mogen niet geminimaliseerd worden. Een verhoogde gevoeligheid door de tekorten in de voeding zal samen met druk uit de omgeving meer kans hebben op de diagnose hysterie. Het uitblijven de menstruatie werd als levensgevaarlijk gezien door sommige klassieke geneesheren. De geneesheer Soranus vat de discussie rond menstruatie samen. Onder de klassieke geneesheren vinden we pleiters met een 160 positief beeld van de effecten van ALBERICI (A.), HARLOW (M.), Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity ,in: Cohen en Ruten, 2007, pg 201 161 ORIBASIUS ,Oribasii Collectionum Medicarum Reliquiae, 4,18,10 162 EASTWOOD (M.), The Principals of Human Nutriton, Blackwell Science, Edinburgh, 2003, pg 286-288 163 WALKER (P.), BATHURST (R.), RICHMAN (R.), GJERDRUM (T.), ANDRUSHKO (V.), The Causes of Porotic Hyperostosis and Cribra Orbitalia: A Reappraisal of the Iron-Deficiency-Anemia Hypothesis, in: American Journal of Physical Anthropology, 139, 2009, pg 114 [43] menstruatie en zij die een negatievere visie aanhouden. Degene die de menses als een positief fenomeen zien, beschouwen het als een natuurlijke manier waarop de vrouw een teveel aan lichaamssappen uitscheidt. 164 Vrouwen hadden volgens hen van nature uit een teveel aan bloed. Hun lichamen kunnen namelijk grotere hoeveelheden voedingsstoffen uit het geconsumeerd voedsel halen. Daar komt nog bij dat het vrouwenlichaam sponsachtiger is dan dat van mannen waardoor ze beter bloed kunnen opslaan in sponsachtig weefsel.165 Het was dus essentieel dat vrouwen het teveel aan bloed kwijtraakten door middel van de menstruatie. Een onderbreking van de cyclus werd dus gezien als een mogelijke oorzaak voor vele aandoeningen. Bepaalde auteurs zoals Galenus raadde zelfs bepaalde voedingsmiddelen af omdat ze de cyclus in gevaar zouden brengen. Linzen zouden volgens hem bijvoorbeeld zeer droog van aard zijn. Wanneer vrouwen ze aten zou hun bloed kunnen verdikken (door uittrekking vocht) waardoor de stroom moeilijker verliep. Koorts kon optreden in zulke gevallen. 166 Het uitblijven van de menstruatie werd dus niet gezien als een symptoom van ziekte maar als oorzaak. In de werken van Hippocrates vinden we enkele voorbeelden van zulke diagnoses: …ee slaaf is ziek, van wie de e st uatie al ze e jaa uit lijft. 167 Door toedoen van een slecht dieet kan de menstruatiecyclus verstoord worden en uitblijven. Deze situatie komt ook voor bij moderne patiënten met een eetstoornis. In het geval van deze tekst gaat het echter om een slaaf.168 Harper stelt in zijn werk dat een van de methodes van onderdrukking voor slaven, het rantsoeneren van hun voeding was. Hij gebruikt daarvoor onder anderen de teksten van Lactanius. Deze verwijst naar honger en dorst als middelen van onderdrukking. 169 Met deze informatie in het achterhoofd is het niet moeilijk om een combinatie van een slecht dieet en hard werk te zien als oorzaak van afwezige menses. Echter we mogen niet vergeten dat een heel scala aan medische aandoeningen de cyclus kunnen verstoren zoals ook blijkt uit de volgende tekst: 164 SORANUS, Gynaikeia,1,6, 27-28 HIPPOCRATES, Ziektes van vrouwen, 1,8,10, 1-14 166 GRANT(M.), Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 97 Nota: Deze ertali g a Gale us’ erk houdt de stra ie a het origi ele erk iet aa . Daaro erd bovenstaande verwijzingsmethode tegepast. 167 HIPPOCRATES, Epidemics, 4, 38 168 WOLINKSY (I.), KLIMIS-ZACAS (D.) ,Nutritional Concerns for Women, CRC Press, Washington D.C., 2004, pg 410 169 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 237 LACTANTIUS, De Ira Dei, 5.12 165 [44] … O de d ukki g a de e ses ij ee patië t et artritis veroorzaakt een hevige pijn in de heup met verlies van het spraakvermogen, alhoewel ze wel kon ho e e eg ijpe . 170 Voor deze tekst kan geen diagnose gesteld worden zonder raadpleging van gespecialiseerde literatuur. Wel kan worden vastgesteld dat, zoals bij vorige teksten, het uitblijven van de maandstonden als oorzaak van de klachten wordt gezien. Natuurlijk waren sommige medische auteurs het niet eens over het positieve effect van de menstruatie op de vrouw. Soranus vermeldt ook hun argumenten. De menstruatie zou alleen maar voordelig zijn voor het voortbrengen van kinderen. Vrouwen moeten een bepaalde leeftijd hebben bereikt om de roofbouw die de menstruatie op het lichaam heeft te kunnen doorstaan. Daarom dat zwakkere groepen zoals vrouwelijke kinderen en oudere vrouwen geen cyclus hebben.171 Daartegenover staan de medici die kiezen voor de gulden middenweg. Zij stellen dat sommige vrouwen beter af zijn als ze niet menstrueren. Zij zouden een goede gezondheid hebben voor de cyclus maar tijdens de periode zwakker worden. Sterkere vrouwen lijken helemaal geen last te hebben van hun maandstonden.172 Concluderende bemerkingen Uit de voorgaande argumentering is gebleken dat de medische zorg van Romeinse vrouwen sterk op voortplanting is gericht. Auteurs als Hanson noemen de attitude van de medici zelfs “product georiënteerd.”173 We mogen echter niet aannemen dat de visie van de geneesheren werd aanvaard door alle lagen van de Romeinse samenleving. Immers deze individuen behoorden zelf al tot een zekere sociale klasse. Zeker in zeer rurale gebieden zal hun kennis niet erg zijn doorgedrongen. Bij deze kritiek hoort een bedenking: we mogen niet vergeten dat klassieke geneesheren vaak hun kennis over het vrouwenlichaam bij vrouwen zelf haalden. Demand vermeldt vrouwelijke assistenten en vroedvrouwen die de geneesheren bijstonden.174 Ook Hanson spreekt over deze vrouwen. En stelt dat ze zeker tijdens de periodes van Soranus 170 HIPPOCRATES, Epidemics, 4, 91 SORANUS, Gynaikeia,1,6, 27-28 172 SORANUS, Gynaikeia,1,6, 29 173 HAN“ON A. , The Medi al Writers’ Women, in: Before Sexuality. The Construction of Erotic Experience in the Ancient Greek World, Princeton University Press, New Jersey, 1990, pg 316 174 DEMAND (N.), Women and Slaves as Hippocratic patients, in: Women and slaves in Greco-Roman culture: differential equations, Routledge, London, 1998, pg 73 171 [45] en Galenus als een positieve aanvulling werden gezien.175 Soranus geeft zelfs selectiecriteria op voor kandidaat-vroedvrouwen en omschrijft ook de ideale verloskundige. 176 In kleinere rurale gemeenschappen kunnen vrouwen aanwezig zijn geweest die medische kennis hadden. Het voorkomen van dit soort vrouwen in kleine gemeenschappen is echter niet bewezen. We kunnen ons wel voorstellen dat in echte rurale gebieden de mensen meer op zichzelf waren aangewezen als het op gezondheid aankwam, door de ligging van hun woonplaats. Daar we niks weten over de mate van aanwezigheid kunnen we ook niks zeggen over hun in vloed op het locale denken. Wegens een gebrek aan tijd en materiaal kan niet verder worden ingegaan op deze stelling. De nuance werd weergegeven daar het nieuwe inzichten creëert over klassieke geneeskunde en het praktiseren ervan. Een ander aspect dat we niet mogen vergeten is het doel van de medische zorg ,specifiek voor vrouwen in dit deel. Hoe slecht de ingrepen, remedies en diagnoses van toen ook waren volgens moderne inzichten, de gemeenschappen van toen dachten dat ze werkten. Met andere woorden, het verzwakken van de patiënt (in dit deel specifiek vrouwen) was niet de bedoeling. De ingrepen werden uitgevoerd omdat werd gedacht dat ze de zieke zouden helpen. De bedenkingen die Sen rond de medische zorg van vrouwen weergeeft gaan in dit geval dus niet op. 177 De toegang werd immers niet beperkt, althans niet voor de meer gegoede klassen en mensen die geografisch gezien snel aan medische zorg konden komen. De kwaliteit van de gezondheidsleer, is hier de boosdoener. 178 De uitdieping van de medische zorg (culturele invloed) is niet voldoende om de Food Entitlement van vrouwen uit alle sociale lagen te verklaren. Doch wordt het belang van moederschap als statusfactor niet onderschat voor lagere klassen en rurale gebieden (kleine boerengemeenschappen etc). 175 HAN“ON A. , The Medi al Writers’ Women, in: Before Sexuality. The Construction of Erotic Experience in the Ancient Greek World, Princeton University Press, New Jersey, 1990, pg 309 176 SORANUS, Gynaikeia, 1,1,3; 1,2,4-5 177 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990,dl 1-3 Opmerking: Her artikel heeft geen duidelijke paginanummers maar is wel opgedeeld in delen. Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 178 Idem GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101-103 [46] 3.2.2 Armere vrouwen in rurale en stedelijke context. Gebonden door middelen? Beer schaart zicht, in zijn werk, achter de mening van Garnsey omtrent het dieet van de Romeinse boerengemeenschap. Het was spreekwoordelijk roeien met de riemen die ze hadden. Zeker kleine boerenbedrijven moesten keuzes maken in verband met de productie van voedsel. Immers het Romeinse rijk was groot. Zelfs op het Italiaans schiereiland bestond en bestaat, een grote diversiteit aan bodems. Ook het klimaat speelde mee in de keuze van gewassen.179 Als voorbeeld haalt hij een getuigenis van Galenus aan. In zijn werk vertelt deze klassieke geneesheer het volgende over wikke: Waar ik woon eten koeien wikke, terwijl elders mensen wikke eten dat op voorhand is gezoet. Maar je zou deze zaden echt moeten laten, want ze zijn onaangenaam en bevatten slechte sappen. Echter in tijden van honger, zoals Hippocrates al opmerkten, zijn ze uit oodzaak uttig. 180 Wikke was volgens Galenus dierenvoeding. In tijden van nood werd deze echter ook aangewend door mensen. Een ander voorbeeld van de beperkingen/ andere voedingsgewoonten die de boerengemeenschap had, komen we tegen in een andere getuigenis van deze geneesheer. Hij zou ooit rond etenstijd door de velden hebben gelopen. Daar was Galenus getuigen van een gebruik dat voor hem tot dan toe onbekend was. De vrouwen van de boeren hadden het graan niet tot brood gebakken maar gekookt in water. Een soort pap was het resultaat. De geneesheer en zijn gevolg hadden veel moeite met de vertering van deze pap. De boeren wisten hem te vertellen dat zelfs zij moeite hadden met de vertering van het gerecht. Zij aten het echter uit noodzaak.181 Of Galenus (als lid van een zekere eliteklasse) daadwerkelijk samen met de boeren op een veld heeft gedineerd is twijfelachtig. In deze bron vangen we echter wel een glimp op van een wereld die zelden in de antieke bronnen voorkomt, namelijk de wereld van de kleine boer en (vooral interessant voor dit onderzoek) wat zij aten. Het belang van gerst is in deze context ook belangrijk. Plinius meent in zijn “Naturalis Historia” dat gerst in het verleden vaak werd gebruikt maar in zijn tijd eerder als 179 BEER (M.), The Role of Dietary Restriction in the Construction of Identity in the Graeco-Roman world, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, University of Exeter, 2007, pg 44-46 180 GRANT(M.), Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 105 Nota: Dit erk is ee ertali g a Gale us’s erk. Het houdt e hter iet de origi ele i deli g aa . Wege s noodzaak werd naar dit werk verwezen als een boek. 181 GRANT(M.) ,Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 84 [47] voer voor dieren werd gezien. 182 In datzelfde werk noemt hij gerst een van de meest eerbiedwaardige soorten voedsel. Gladiatoren zouden echte gersteters zijn geweest. 183 Ook Columella meent dat gerst een van de meest voortbrengende granen is. Hij prijst de plant als dierenvoer. Ook in tijden van armoede/ schaarste zou gerst een goede optie zijn als voedsel voor de armen.184 Het is dus duidelijk dat arme boeren een ander dieet hadden dan de rijke rurale gemeenschap (of de rijke urbane gemeenschap).In een wereld van noodzaak ,moeten we ons afvragen wat de vrouw moest doen om zichzelf te laten gelden aan de eettafel. Aangezien boeren zich al konden indekken door het voedsel van dieren te eten, moeten we ons afvragen of ze geen andere manieren hadden om zichzelf in te dekken voor honger. Om terug te koppelen naar de theorie van Lis en Vanthemsche, hoe kwetsbaar en veerkrachtig waren deze boeren en wat was de rol van vrouwen hierin? Immers, zoals in een vorig deel al werd duidelijk gemaakt, vergroot een vrouw haar Food Entitlement als ze werk buitenshuis heeft.185 Daar de mogelijke taken van de Romeinse vrouw hierboven al zijn aangehaald zullen ze niet herhaald worden. Kort kunnen we hierover zeggen dat het vrouwenleven zich voornamelijk in de huiselijke sfeer afspeelde en haar taken en mogelijke handelingen ook allemaal op deze leefwereld gebaseerd waren. Horatius vertelt over de taken van de deugdelijke echtgenote. Zij moet haar deel van het werk in het huishouden verrichten. Het huis en de kinderen verzorgen zijn haar belangrijkste bezigheden. Maar ook kleine rustieke daden zoals de schapen in hun hok zetten en melken horen daarbij.186 Daarbij kwam ook het feit dat vele werkmogelijkheden in het Romeinse rijk werden ingevuld door middel van slavenarbeid. Het was dus niet mogelijk voor vrije Romeinse vrouwen en meisjes om in grotere gezinnen op te treden als meid.187 Ongeacht deze argumenten moeten we niet denken dat vrouwen helemaal geen werk buitenshuis konden hebben. Hierboven haalden we de aanwezigheid van vrouwen in de medische zorg aan. Soranus beschrijft in zijn werk zelfs de perfecte vroedvrouw. 188 Bepaalde 182 PLINIUS, Naturalis Historia, 18,15,75 PLINIUS, Naturalis Historia, 18, 18,79 184 COLUMELLA, De Re Rustica, 2, 9, 14 185 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990 , dl 3 Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 186 HORATIUS, Epodes, 2, rgl 39-46 187 ERDKAMP (P.), The Grain Market in the Roman Empire. A Social, Political and Economic Study, Cambridge University Press, Cambridge, 2005, pg 88 188 SORANUS, Gynaikeia, 1, 1 & 2 183 [48] auteurs menen dat vrouwen tewerkgesteld konden worden in de textielindustrie. Hier gooit de alomtegenwoordigheid van slavenarbeid echter roet in het eten.189 Tevens is textielbewerking een taak die deel uitmaakt van de huiselijke sfeer.190 Al eerder in dit onderzoek werd de getuigenis van Valeria aangehaald, uit het onderzoek van Counihan. Hierin vertelt de moeder dat ze zichzelf een steak zou ontzeggen, zodat ze haar kinderen meer kon geven. 191 Deze opmerking vertelt heel veel over Food Entitlement in een gezin. Een moeder die haar eigen nutritionele noden achter zich laat om meer eten aan haar kinderen te kunnen geven, lijkt een simpel gegeven. Echter het is een factor die niet werd meegerekend in de analyse van Sen. Het is immers en factor die zich buiten het economische raderwerk afspeelt. 192 Natuurlijk gaat het hier om een terloopse uitspraak van een Italiaanse vrouw uit de twintigste eeuw. We mogen zeker geen assumpties projecteren naar de Oudheid. Tussen het Italië van nu en toen bestaan immense verschillen op economisch en cultureel vlak. Om maar te zwijgen over andere factoren. We mogen deze mogelijkheid niet zomaar van ons afduwen. Het belang van moederschap en de positie van de Romeinse vrouw in de domestieke sfeer is reeds in het onderzoek aangehaald. De implicaties van deze invalshoek voor de Romeinse vrouw zijn groot. Immers als we deze factor meenemen in de optelsom zal een vrouw in tijden van crisis de noden van haar kinderen voor haar eigen eisen zetten. Sterker nog: Al we de getuigenissen uit het werk van Counihan nemen voor wat ze zijn, kunnen we stellen dat het als vanzelfsprekend werd beschouwd dat een moeder offers bracht voor haar kinderen. De kritieken die we hierboven lazen op moeders die uitgaan, is hiervan een bewijs.193 Het idee dat zulke eisen niet zouden gelden in een wereld waar de vrouw zo’n duidelijke moederrol heeft als de Romeinse wereld, is onwaarschijnlijk. 189 ERDKAMP (P.), The Grain Market in the Roman Empire. A Social, Political and Economic Study, Cambridge University Press, Cambridge, 2005, pg 91-95 190 COLUMELLA, De Re Rustica, 12,3,6 191 COUNIHAN (C.), Around the Tuscan Table. Food, Family and Gender in Twentieth-Century Florence, Routledge, New York, 2004, pg 139-140 192 SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990 , dl 3 Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 193 COUNIHAN (C.), Around the Tuscan Table. Food, Family and Gender in Twentieth-Century Florence, Routledge, New York, 2004, pg 139-142 [49] 3.3 Kinderen als familiale verzekering Duidelijk uit het deel over levensfasering, is dat de Romeinen een notie van jeugd en kinderen hadden. De factoren die hun Food Entitlement bepalen zijn echter moeilijker te benoemen daar we te maken hebben met paradoxale gegevens. In het voorgaande stuk over Romeinse vrouwen werd duidelijk dat hun voornaamste taak de moederrol was. Het voortbrengen van kinderen was een niet onbelangrijk facet van deze sociale plicht. Diverse antieke geneesheren linken de gezondheid van de vrouw namelijk aan het al dan niet baren van kinderen en alles wat daarbij hoort (menstruatie, etc). Dit gegeven staat echter lijnrecht tegenover het gegeven expositio of ten vondeling leggen. Een merkwaardig feit aangezien de kindersterfte in de Romeinse samenleving al hoog lag. Deze wordt doorgaans berekend aan de hand van Model Life Tabels. Dit zijn tabellen opgesteld aan de hand van statistische gegevens van diverse landen. Ze geven diverse patronen van mortaliteit weer. De Model Life Tables van culturen met lage levensverwachtingen zijn gebaseerd op rekenkundige modellen omdat betrouwbaar cijfermateriaal voor dergelijke samenlevingen ontbreekt. Deze zijn ook geschikt voor historisch onderzoek naar samenlevingen waarvan weinig tot geen exact cijfermateriaal bestaat. 194 Gemiddeld stierf (volgens de tabellen) 33-34 % van de pasgeborenen voor de leeftijd van 1 jaar. Bepaalde Romeinse rituelen reflecteren deze hoge mortaliteit. Romeinse kinderen kregen pas na de eerste 8 à 9 dagen van hun leven een naam. In de eerste week leert de zuigeling namelijk op een efficiënte manier de borst te nemen. Net als alle vaardigheden is dit een werk van trial and error. Het kind kan gewicht verliezen tijdens de eerste dagen omdat het nog niet goed kan aanliggen. Ze worden dan zwakker. Op de achtste dag na de geboorte nam voor de meisjes de dies lustricus plaats. Jongens kregen pas na negen dagen een naam.195 Het betreft een soort sociale geboorte. Garnsey meent dat voor dit ritueel plaatsvond een kind meer als een dier of plant dan als een kind werd gezien.196 Zulke uitspraken moeten echter genuanceerd worden. Gowland analyseerde de gezondheid van Romeinse kinderen aan de hand van osteologische onderzoek. Bij de opgravingen van de begraafplaatsen werden ook resten van kinderen jonger dan één jaar gevonden, alhoewel deze resten vaker worden 194 MURRAY (C.), AHMAD (O.), LOPEZ (A.), SALOMON (J.) WHO System of Model Life Tables, GPE Discussion Paper Series, NR 8, World Heath Organisation, pg 3-4 195 WIEDEMANN (T.) Adults and Children in the Roman Empire, Routledge, Groot-Brittannië, 1989, pg 17 196 GARNSEY (P.) Child Rearing in Ancient Italy, in: The Family in Italy from Antiquity to the Present, Yale University Press, London, 1991, pg 52-53 [50] aangetroffen in de omgeving van Romeinse huizen. De aanwezigheid van het skeletmateriaal in deze necropolissen bewijst dat bepaalde sociale regels niet steeds werden toegepast.197 Rituelen zoals de dies lustricus of het begraven van neonatale baby’s in de eigen woonst, hoeven geen negatieve connotatie te hebben. De auteur Golden gebruikt onderzoek naar stammen uit de Kalahari woestijn en herdersgemeenschappen uit Sarakatsan, om dit te illustreren. Hij stelt dat in deze gemeenschappen een hoge kindermortaliteit heerst maar dat dit feit een emotionele band tussen ouders en kind niet in de weg staat. Deze gemeenschappen kennen immers een veelheid aan rouwrituelen. Golden koppelt dit feit terug naar de Romeinse wereld, aangezien zij ook vele rituelen kenden.198 We hoeven niet te twijfelen aan de helende werking van uitgebreide rouwprocessen. Gedeelde smart is immers halve smart. Echter het feit dat voor de neonatale kinderen geen uitgebreid rouwproces kregen hoeft niet te wijzen op een afwezigheid van sentiment. Niets hielt de ongelukkige ouders tegen om te rouwen in hun eigen huis. Echter het feit blijft dat vondelingen vaak voorkwamen. Enkele argumenten werpen een ander licht op dit fenomeen: Romeinen kenden contraceptieven. Hopkins vernoemt onder anderen het gebruik van olijfolie en honing om de potentie van sperma te verminderen en zo de kansen op bevruchting drastisch te verminderen.199 Deze methodes kunnen qua effectiviteit natuurlijk niet vergeleken worden met moderne contraceptieven. Ongewenste zwangerschappen binnen en buiten het huwelijk kwamen dus zeker voor. Een oplossing voor deze toestand is abortus. Romeinse geneesheren kenden verschillende technieken om abortus te plegen door een miskraam op te wekken. Soranus wijst echter op het gevaar van deze ingrepen daar ze ook de moeder in gevaar konden brengen.200 Boswell stelt daarom dat expositio de voorkeur genoot. 201 Immers Romeinen wouden zeker kinderen. De sociale positie van de vrouw binnen de familia, die in het vorige deel werd nagegaan wijst daarop. Ook de een brief van Plinius aan de grootvader van zijn vrouw, wijst daarop: 197 GOWLAND (R.) & REDFERN (R.) Childhood Health in the Roman World: Perspectives from the Centre and Margins of the Empire, in: Childhood in the Past, 3, 2010, pg 27 198 GOLDEN (M.) Did Ancients Care when their Children Died, in: Greece and Rome, 35, nr 2, 1988, pg 156 199 SORANUS, Gynaikeia, 1, 61 HOPKINS (K.) Contraception in the Roman Empire,in: Comparative Studies in Society and History, Vol. 8, Nr 1, 1965, pg 134-135 200 SORANUS, Gynaikeia, 1, 60 201 BOSWELL (J.) Overgeleverd aan Vreemden. Het Verlaten van Kinderen in de Oudheid en de Middeleeuwen, Kritak, Leuven, 1990, pg 79 [51] O dat je zo e la gd dat e je ee a hte klei zoo s he ke , zal je ed oeft zij o te horen dat je kleindochter een miskraam heeft gehad. Ze is een jong meisje en wist zelfs niet dat ze z a ge as….E alhoe el het ee o o t ee d a ee ste ke lij des e da te , a e d iet is dat je , i je oude dag, bent oet je to h de gode da ke …. o het le e van je kleindochter te sparen. Ze zullen ons zeker zegenen met kinderen; alhoewel de zwangerschap niet succesvol was, geeft het ons moed dat we wel in staat zijn om kinderen te k ijge …Je ku t iet ee e la ge aa a hte klei ki de e da ik doe aa ki de e . Ik denk dat een politieke carrière makkelijk voor hen zal zijn, aangezien zij van zowel jou als mij zullen afstammen, en ik zal ze een goede naam nalaten en een lange lijn van bekende voorouders. Dat ze geboren mogen worden en dat ons verdriet in vreugde mag veranderen. 202 Kinderen waren erg belangrijk. Zoals uit Plinius’ brief blijkt was het voortzetten van de familia een belangrijk gegeven. Alhoewel het schrijven is opgesteld onder bedroevende omstandigheden, bevat hij ook een lichtpunt. Het feit dat Plinius’ vrouw een miskraam kreeg duidde op het feit dat ze wel degelijk zwanger kon worden. Een gegeven dat, zoals uit het voorgaande deel blijkt, zeer belangrijk was voor de Romeinse vrouw. De hoge kindermortaliteit is tevens een indicator voor de nood aan kinderen. Wanneer 3334% van de pasgeborenen stierf voor de leeftijd van 1 jaar, moesten logischerwijs, meer kinderen worden geboren om deze hoge mortaliteit te kunnen compenseren. Volgens de onderzoeker Krause moesten Romeinse ouders zelfs procreatief blijven tot het einde van hun vruchtbare leeftijd. Om de toekomst van de gens of familia veilig te stellen moesten meerdere kinderen worden geboren. Echter het overleven van meerdere kinderen was niet steeds voordelig. Door het opsplitsen van de erfenis onder meerdere kinderen kon de familie immers verpauperen.203 Hortalus bijvoorbeeld kon niet meer aan de minimumvereisten voldoen om senator te blijven omdat hij vier kinderen had.204 Met deze redenen in het achterhoofd is het niet moeilijk om te begrijpen waarom expositio de voorkeur genoot boven abortus en contraceptieve middelen. Het gevaar dat contraceptieven en abortustechnieken voor de 202 PLINIUS, Epistulae, 8.10 KRAUSE (J.) Children in the Roman Family and Beyond, in: Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011, pg 624-625 204 Idem SUETONIUS, De Vita Caesarum,3, 47 203 [52] moeder inhield was te groot. Ook was het niet zo dat kinderen ongewenst waren. De hoge mortaliteit en het voortzetten van de familie, zorgde immers voor een nood aan nakomelingen. Een kind ten vondeling leggen betekende trouwens niet dat het kind sowieso stierf. Harris maakt bij dit fenomeen het verschil tussen Exposure A en Exposure B. Bij Exposure A worden kinderen ten vondeling gelegd op vrij drukke plaatsen (kruispunten, hoofdwegen, tempels etc). De kans dat de kinderen worden meegenomen is dan groter. Diverse onderzoekers verwijzen naar de Columna Lactaria op het Forum Holitorium te Rome. De zogenaamde “melkzuil” wordt gezien als een openbare plaats die dienst deed als legplaats voor vondelingen en waar minnen hun diensten aanboden. 205 Dixon nuanceert deze bevindingen. Wegens de etymologische origine van de benaming Columna Lactaria, stelt ze dat de plaats eerder een verzamelplaats voor voedsters was. Toch meent ze dat expositio vaak op openbare plaatsen plaatsvond.206 Ouders gaven hun kinderen ook vaak voorwerpen mee. Deze konden de kans vergroten dat de kinderen werden meegenomen en dienden vaak als herkenningsmiddel voor de natuurlijke ouders. Dixon legt de parallel met het Italië en Portugal van de 19de eeuw. Ook in deze landen werden vondelingen voorzien van bepaalde materiële herkenningsmiddelen, zodat ouders het kind later nog zouden kunnen herkennen en opeisen.207 Bovendien werden kinderen vaak in de eigen buurt ten vondeling gelegd. Hierdoor was het latere opeisen van kinderen ook makkelijker. Vaak was immers geweten van wie het kind was en waar het uiteindelijk terecht was gekomen. Een soort publiek geheim van de gemeenschap. 208 Suetonius beschrijft het geval van de slaaf Melisius. Gaius Melissius was vrij maar werd onterfd wegens een geschil tussen zijn ouders. Desalniettemin kreeg hij, door de zorg en toewijding van de man die hem opvoedde, een superieure opleiding, e e d aa Mae e as oo gesteld als g a 205 ati us…. Alhoe el zij GARDNER (J.) Women in Roman Law and Society, Croom Helm, London, 1986, pg 243 BOSWELL ( J.) Expositio and Oblatio. The Abandonment of Children and the Ancient and Medieval Family, in: The American Historical Review, Vol. 89, nr 1, 1984, pg 15 206 DIXON (S.) Childhood, Class and Kin in the Roman World, Routledge, London, 2001, pg 62-63 Meer over de verspreiding van voedsters in deel 2 Voeding 207 Idem 208 EVANS GRUBBS (J.) The Dynamics of Infant Abandonment, in: The Dark Side of Childhood in Late Antiquity and the Middle Ages, Oxford Books, Oxford, 2011, pg 22 [53] moeder zijn vrijheid eistte bleef hij slaaf, daar hij zijn huidige positie prefereerde boven deze a zij eige lijke o igi e. 209 In deze passage blijft de Melissius bij zijn meester. Zijn levensstandaard als slaaf was beter dan deze die hij zou hebben als hij vrij was. Desalniettemin levert Suetonius niet alleen het bewijs dat vrijgeboren vondelingen in de slavernij konden terecht komen maar ook dat het niet ongewoon was dat zij door hun ouders werden opgeëist. Zowel Boswell als Harris menen dat een groot deel van de vondelingen uiteindelijk slaven werden. Boswell ziet, zeker voor armere rurale gezinnen, kinderen immers als een soort investering.210 3.3.1 Werkkrachten of investering op lange termijn? Bepalende factoren voor de Food Entitlement van Romeinse kinderen. De Food Entitlement van vrouwen wordt volgens Sen onder andere beïnvloed door het feit dat ze arbeid kunnen verrichten, meer specifiek, werk buitenshuis. Gekoppeld aan de van werkkrachten, stelt Boswell dat expositio meer voorkwam in de steden dan op het platteland. Tevens meent de auteur dat rijken sneller kinderen te vondeling zouden leggen. Voor armere groepen waren kinderen immers een waardevol bezit. Een soort pensioen voor de toekomst dat ook nog eens productief kon zijn.211 Immers een kind kan een steentje bijdragen aan het familiale inkomen. In haar onderzoek verwijst Hin naar de Wealth Flow Theory van de antropoloog Caldwell. Deze ondersteunt Boswells theorie dat kinderen werden gezien als een investering voor minder goede tijden. Zo konden ze bijvoorbeeld voor de ouders zorgen in tijden van ziekten. Hun belangrijkste activiteit was echter arbeid. Natuurlijk konden jongeren niet vanaf hun geboorte werken. In de periode voor ze economisch actief werden, waren ze eerder een kost voor het gezin. Immers ze brachten zelf niets bij tot het gezinsbudget. Caldwell stelt dat de kosten van het levensonderhoud van kinderen in pre-industriële samenlevingen niet hoog waren. Wanneer een kind bekwaam was om te werken, waren de inkomsten ruim voldoende 209 SUETONIUS, De Illustribus Grammaticis, 21,1-2 BOSWELL (J.) Overgeleverd aan Vreemden. Het Verlaten van Kinderen in de Oudheid en de Middeleeuwen, Kritak, Leuven, 1990, pg 83 HARRIS ( W.) Child Exposure in the Roman Empire, in :The Journal of Roman Studies, vol. 84, 1994, pg 9 211 BOSWELL (J.) Overgeleverd aan Vreemden. Het Verlaten van Kinderen in de Oudheid en de Middeleeuwen, Kritak, Leuven, 1990, pg 78-79 210 [54] om de eerdere kosten te dekken. 212 Hin gaat in tegen deze ideeën. Het break even point (Punt waar de kosten door de inkomsten vereffend worden. In dit geval het punt dat de inkomsten van het kind, de kost van zijn opvoeding hebben vereffend 213.) qua opvoedingskosten zou pas veel later optreden dan Caldwell veronderstelt. Tevens was niet in elk Romeins gezin een extra paar handen nodig. Kleine boerderijen kennen maar enkele keren per jaar piekmomenten qua arbeid. Boeren die onvoldoende vermogend waren om seizoensarbeiders in te huren gebruikten hun gezin. Buiten deze piekperiodes waren kinderen meer een kost voor het gezin dan een aanwinst, zelfs als ze op jonge leeftijd begonnen te werken.214 Hin ziet het wegsturen van kinderen om een ambacht te leren, als mogelijkheid om de materiële druk op het gezin te verminderen. Het was niet onrealistisch dat een vrijgeborene een leerjongen werd, zoals blijkt uit het volgende digest: Julia us e ee t dat hij die ee lee li g tijde s de lee pe iode e o d heeft, gehoude wordt door de Lex Aquileia. Maar bij Julianus leest men de volgende casus. Een schoenmaker sloeg een vrijgeboren leerjongen met een leest in de ek…. 215 Echter de opties tot leercontracten waren volgens deze auteur voornamelijk rond de stedelijke context aanwezig. Tevens werden veel slaven en slavenkinderen naar zulke opleidingen gestuurd. Hin duidt ook op de hoge kindermortaliteit als mogelijke remming voor het aangaan van leercontracten. Hin meent namelijk dat ouders de kans niet wouden lopen dat het kind onverwacht stierf. Zo zou hun investering in het leercontract van hun kind voor niets zijn geweest.216 Deze laatste opmerking moet genuanceerd worden. Kinderen die een leercontract konden aangaan waren de gevarenzone van de vroege kindertijd namelijk al lang gepasseerd. (zie hierboven Model Life Table) 212 HIN (S.) The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 110 213 Idem 214 LAES (C.) Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 235-283 HIN (S.) The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD),onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 111-113 215 Dig. 9,2,5 216 Idem [55] De arbeidscapaciteiten van jonge kinderen mogen niet gemarginaliseerd worden. Immers als slavenkinderen al vanaf een leeftijd van vijf jaar en jonger konden worden ingezet, waarom zou dit dan niet kunnen voor vrije kinderen? 217 Varro vermeldt dat armere gezinnen, in de rurale context, beroep doen op hun gezin tijdens de piekmomenten van de oogst. 218 In zijn artikel over kindslaven geeft de auteur Laes een hele waslijst aan taken die kinderen op grote landbouwbedrijven op zich konden nemen. Dit gaat van helpen bij de olijfoogst en kippenhoeden tot meewerken in de keukens.219 Net zoals bij vrouwen moeten we onze blik openstellen voor andere ,meer sociaal-cultureel, bepaalde factoren die de Food Entitlement van Romeinse kinderen bepalen. Kinderen konden namelijk als een goede investering worden gezien maar dan wel voor de oude dag en niet als werkkracht. Parkin wijdt een deel van zijn werk over ouderdom in de Romeinse samenleving aan de taken van kinderen jegens hun ouders. Volgens deze auteur was het verzorgen van de ouders op latere leeftijd een soort reciprociteitrelatie. Ouders hadden hun plicht voldaan door het kind op te voeden. Wanneer zij op leeftijd waren was het de taak van hun nakomelingen om hen onder de vleugels te nemen. 220 Het verzorgen van de ouders werd als een vanzelfsprekende taak gezien. Het onderhoud bestond voornamelijk uit financiële tegemoetkomingen. 221 Bepaalde sociale eliteklassen waren natuurlijk zo welgesteld dat ze mensen konden inhuren om begrafenissen etc voor hen te regelen. De hulp van zijn zoon of dochter is onnodig als je een hele batterij slaven hebt om je op je oude dag te bedienen. Nog een andere factor die de Food Entitlement van kinderen beïnvloed vinden we bij Parkin. Volgens hem primeerde in de hogere sociale lagen het voortbestaan van de familienaam en -fortuin.222 Een uitsprak die wordt gesteund door Krause 223 maar ook door de passage van Plinius die we hierboven hebben gezien. 217 Dig. 7,1,58 (cum tamen infantis aetatem excesserit) Dig. 7,7,6,1 (“i i o a is ui ue….. ulla ope a esse apud do i u potuit, ulla aesti atio fiet) RAWSON (B.) Children and Childhood in Roman Italy, Oxford University Press, New York, 2003, pg 141 218 VARRO, Rerum Rusticarum,1 ,17,2 219 LAES (C.) Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 245-250 220 PARKIN (T.) Old Age in the Roman World. A Cultural and Social History, John Hopkins University Press, Baltimore, 2004, pg 205 221 PARKIN (T.) Old Age in the Roman World. A Cultural and Social History, John Hopkins University Press, Baltimore, 2004, pg 213-216 222 WIEDEMANN (T.) Adults and Children in the Roman Empire, Routledge, Groot-Brittannië, 1989, pg 31 223 KRAUSE (J.) Children in the Roman Family and Beyond, in: Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011, pg 629 [56] …Ik denk dat een politieke carrière makkelijk voor hen zal zijn, aangezien zij van zowel jou als mij zullen afstammen, en ik zal ze een goede naam nalaten en een lange lijn van bekende voorouders. Dat ze geboren mogen worden en dat ons verdriet in vreugde mag e a de e . 224 Plinius de Jongere zegt niet letterlijk dat zijn toekomstige zoon de familienaam moet voortzetten maar de hulp die zijn naam in combinatie met die van zijn grootvader (moeders kant) zal opleveren in een eventuele politieke carrière, geeft wel inzicht in heb belang van familiefaam. Späth formuleerde een onderzoek dat bij deze stelling aansluit. Hij ging, aan de hand van Cicero’s correspondentie na wat zijn relatie met zijn kinderen was. Specifiek schonk hij aandacht aan de genderverschillen in de relatie en opvoeding tussen Cicero’s dochter, Tullia en zijn zoon, Marcus Tullius. De aard van de opvoeding (doelen, etc) werd ook nagegaan. 225 Hij concludeert dat Cicero een zeer rationeel standpunt inneemt als het de opvoeding van zijn kinderen aangaat. De familietraditie en het voortzetten van de naam wordt hoog in het vaandel gedragen. Niet de individuele karakteristieken van de kinderen wordt in de verf gezet, maar hoezeer ze aan de normen van de toenmalige aristocratie voldoen. Beide kinderen moeten op hun eigen manier aan dit ideaal voldoen. Tullia door een goed huwelijk te sluiten. Marcus door een bloeiende carrière. Tevens was Cicero waakzaam over Marcus’ gedrag in het openbaar. De zoon moet namelijk de status en waardigheid van de vader evenaren. 226 We moeten ons natuurlijk behoeden voor literaire valkuilen. Immers net zoals bij vrouwen (zie deel vrouwen) de basisdeugden in grafinscripties konden toegewezen worden aan een literaire topos, kan dit ook met Cicero’s prijzen van zijn kinderen in zijn brieven. Let wel, we spreken hier over gezinnen in de elite sfeer. Voor gezinnen van lagere komaf zal het element van de ouderzorg wel hebben geprimeerd. Concluderende bemerkingen Net zoals bij Romeinse vrouwen blijkt de economische invalshoek, al is hij geworteld in de sociale sfeer van het gezin, geen oplossing te bieden voor de Food Entitlement van Romeinse kinderen. Hin weerlegde de theorie van Caldwell. Kinderen kunnen pas vanaf een bepaalde leeftijd ingezet worden voor werk. Volgens Hin ligt die veel hoger dan initieel gedacht werd. 224 PLINIUS, Epistulae, 8.10 SPÄTH (T.), Cicero, Tullia and Marcus. Gender-Specific Concerns for Family Tradition?, in: Children, Memory and Family Identity in Roman Culture, Oxford University Press, Oxford, 2010, pg 148-149 226 SPÄTH (T.), Cicero, Tullia and Marcus. Gender-Specific Concerns for Family Tradition?, in: Children, Memory and Family Identity in Roman Culture, Oxford University Press, Oxford, 2010, pg 155, 170-171 225 [57] Bovendien krijgen boerengezinnen te maken met overschot aan arbeid. 227 Tevens is het concept “kind als werkkracht” niet toepasbaar voor Romeinse gezinnen uit een middenklasse en hoger. Deze huishoudens draaiden immers op slavenarbeid. Harper noemt de familia : ....the basi so ial u it of Ro a so iety. 228 Hij linkt deze entiteit aan het belang van eer in de maatschappij en stelt dat de familia een belangrijke uiting van deze eer was. Het houden van slaven werd een normaal deel van de volwassen worden gezien ,bij mannen. Hun taak als man was immers meester worden van het huishouden. 229 De drijfveer achter de Food Entitlement van kinderen wortelt (zeker in hogere sociale lagen) dus in een sociaal-culturele basis. Het voortleven van de familia en het hooghouden van diens naam. Natuurlijk moeten we niet aannemen dat armere gezinnen geen drang hadden om zich voort te planten aangezien de opvoeding van kinderen zoveel kosten met zich meebrengt. Zoals bij het deel over expositio werd gezegd, was het voortbrengen van kinderen zeker de bedoeling van het huwelijk. De sociaal-economische status van ouders, alsook de medische toestand van het kind zorgde echter voor expositio of infanticide. Zelfs arme mensen willen dat hun familie blijft voortleven. Het kind moet dus eerder worden gezien als een verzekering voor de toekomst. Niet alleen maar een economische verzekering maar een garantie voor het voortleven van de familie. 3.4 Vele graden van kwetsbaarheid door voorkeur. Food Entitlement van slaven Garnsey vermeldt dat hij vrouwen, kinderen en slaven beschouwd als de groepen die het meest kwetsbaar waren voor kwalitatief slechte voeding. Niet verwonderlijk aangezien de Romeinse samenleving een zeer op mannen gerichte maatschappij was. Slaven hebben echter een extra factor die voor de voorbije groepen niet van toepassing was, ze zijn namelijk niet vrij. Daar komt nog bij dat de Food Entitlement van de voorgaande groepen werd beperkt omdat het in hun voordeel leek te zijn. Kinderen krijgen bijvoorbeeld bij het spenen een zeer 227 LAES (C.) Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 235-283 HIN (S.) The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD),onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009, pg 111-113 228 HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 329 229 Idem pg 329-330 [58] beperkt dieet. Omdat hun spijsvertering als te zwak werd gezien. 230 Vrouwen mochten bepaalde voedingsproducten niet eten omdat het hen kon schaden. Galenus raad het consumeren van linzen af omdat deze het bloed dikker konden maken. Hierdoor werd de menstruatie gehinderd en kon de lichaamstemperatuur abnormaal hoog worden.231 Het is dus niet abnormaal om te stellen dat voor slaven andere factoren inspeelde op hun Food Entitlement. Voor deze inzichten zijn we volledig toegewezen op de geschreven overlevering. In deel 2 (hoofdstuk 5) zullen we zien dat we de tekorten in het dieet kunnen nagaan aan de hand van osteologische overblijfselen. Een skelet, hoe volledig ook, kan ons echter niet vertellen wie de persoon was. De onderzoekers Cox et al onderzochten in hun onderzoek stoffelijke resten uit een kerkhof van Kaap de Goede Hoop. De overblijfselen dateren van tussen 1750-1827.232 Ze passen een soort gelijke onderzoeksmethode toe als de onderzoekers Rutgers et al gebruiken. Deze gebruiken isotopen analyses op de skeletten om na te gaan wat de persoon tijdens zijn leven at.233 Daarnaast gebruikten ze ook een analyse van de bijgiften in de graven. Ze hoopten op deze manier te kunnen achterhalen uit welke bevolkingslaag de dode stamde.234 Cox et al concludeerden aan de hand van isotopenanalyses dat op het kerkhof personen waren begraven die in hun jeugd een tropisch dieet hadden gehad. Dit waren slaven uit de eerste generatie. Aan de hand van bijgiften konden ze slaven van latere generaties (na gevangenschap) identificeren.235 Deze methode geeft een nieuw inzicht in het identificeren van slaven, echter voor de Oudheid kent deze invalshoek enkele obstakels. Zoals uit een vorig deel bleek (2.3) zijn de aanwijzingen voor een zelfreproducerende slavenmaatschappij overtuigend. Bij Columella lezen we het volgende: 230 SORANUS ,Gynaikeia, 21 [41], 46 [115] GRANT(M.), Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 97 232 COX (G.), SEALY (J.), SCHRIRE (C.), MORRIS (A.), Stable Carbon and Nitrogen Isotopic Analyses of the Underclass at the Colonial Cape of Good Hope in the Eighteenth and Nineteenth Centuries, in: World Archaeology, 33, 1, 2001, pg 73 233 RUTGERS (L.), VAN STRYDONCK (M.), BOUDIN (M.), VAN DER LINDE (L.) Stable Isotope Data from the Early Christia Cata o s of A ie t Ro e: Ne I sights i to Dietar Ha its of Ro e’s Earl Christia s, i : Journal of Archaeological Science, 38, 2009, pg 1127-1134 234 COX (G.), SEALY (J.), SCHRIRE (C.), MORRIS (A.), Stable Carbon and Nitrogen Isotopic Analyses of the Underclass at the Colonial Cape of Good Hope in the Eighteenth and Nineteenth Centuries, in: World Archaeology, 33, 1, 2001, pg 89 235 Idem 231 [59] Ook aa ou e die o ge oo p odu tief zij , e die eloo d oete o de oo het baren van een bepaald aantal kinderen, heb ik vrijstelling van werk en soms zelfs vrijheid geschonken nadat ze vele kinderen hebben groot gebracht. Aan een moeder van drie zonen ed ijstelli g a e k gege e , aa ee oede a ee e d ook ijheid e lee d. 236 Als we uitgaan van een slavenpopulatie die voor een groot deel wordt aangevuld door reproductie, zal een isotopenanalyse geen goede resultaten leveren. Daar ze op het Italisch schiereiland zijn geboren zullen ze het voedingspatroon van de Romeinse samenleving hebben overgenomen. Natuurlijk is Italië groot en zullen de verschillende regio’s ook in de late Oudheid kenmerkende elementen in hun dieet hebben gehad. Deze zijn echter moeilijk te achterhalen. Zeker voor de lagere sociale lagen, waarmee het dieet van de gemiddelde latifundia slaaf, veel gemeen zal hebben gehad. Echter we hebben indicatoren dat slaven ander voedsel kregen dan vrije Romeinen. Een inscriptie uit Pompeii vertelt ons over de aankoop van slavenbrood. In feite wordt gesproken van puero panem, wat jongensbrood betekent. 237 Harper ondersteunt het feit dat slaven ander voedsel kregen. 238 De opgravingcontext is dus zeer belangrijk voor het achterhalen van de sociale positie. Het probleem is echter dat de archeologische verslagen die voor deel 2 zijn gebruikt niet de context per skelet weergeeft. Dit is ook niet altijd mogelijk maar het beperkt wel de inzichten. De geschreven bronnen zijn degene die ons het meeste vertellen over het dieet van slaven. Volgens Lactantius werd strikt toezicht op hun voeding gehouden. Honger was immers een straf. Slaven kregen hun voedsel ook in rantsoenen. Het zou immers niet economisch zijn om daar geen controle op te voeren.239 Het zal niet moeilijk zijn geweest om op grote latifundia een strenge controle te houden. Columella vermeldt dat het onder de taken van de meester valt om de slaven in de gevangenis te inspecteren bij zijn bezoeken. Ook moet hij een kwaliteitscontrole doen van het eten en drinken van de slaven. 240 Uit de geschriften van Columella krijgen we ook een vreemd beeld als het aankomt op het sociale verschil tussen 236 COLUMELLA, De Re Rustica, 1.8.19 CIL 4,5380 Meer over deze inscriptie volgt in deel 2 238 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 238 239 LACTANTIUS, De Ira Dei, 5.12 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 238 240 COLUMELLA, De Re Rustica, 1.8.16,18 237 [60] slaven onderling. De steward van een huishouden (een slaaf met een hoge positie) mag volgens de klassieke auteur immers alleen eten wat de anderen ook krijgen. ... dat die welgekende voorschriften, oud maar met goede moraliteit, die niet meer toegepast worden, vandaag de dag toch hoog gehouden mogen worden: Date en opzichter niet de diensten van zijn medeslaaf mag gebruiken, behalve als het de zaken van de meester aangaat; hij zal niet eten tenzij in de buurt van het huishouden, noch al hij ander voedsel (eten) dan datgene wat voor de rest is voorzien, want zo kan hij nagaan of het brood goed ge aakt is e of a de e di ge o e t zij e eid. 241 Het staat bijna gelijk aan een open deur intrappen, om te zeggen dat een huisslaaf niet op dezelfde manier werd behandeld als een mijnslaaf. Deze passage doet dan ook zeer vreemd aan. Immers bij dezelfde auteur lezen we dat de steward zeker voorzien moet worden van een gezellin.242 Al hoeft dit laatste feit niet gezien te worden als een privilege. O e het k eke a he de s; oo he die altijd op de oe de ij lij e is het si pel, daa zij steeds een slavin in hun verblijfplaats hebben, en de Venus van de herder niet verder kijkt dan dat. Maar voor hen die de kuddes in de bergvalleien en bosrijke gebieden leiden en die niet in de slavenvertrekken maar in tijdelijke hutten schuilen van de regen, hebben velen gedacht dat het voordelig zou zijn vrouwen de kuddes te laten volgen, het voedsel voor de herders te bereiden en hen ijveriger te maken. Echter zulke vrouwen moeten sterk en niet lelijk zijn. Op vele plaatsen moeten ze niet onderdoen voor de mannen qua werk, zoals hier in Illyricum, ze zijn bekwaam om de kuddes te verzorgen, brandhout te dragen en het eten te koken, of ze houden te hutten ordelijk. Over het voeden van hun jongen, merk ik alleen op dat ze he i de eeste ge alle e e goed zoge als a e …..toe je i Li u ia as, je moeders tegelijk houtblokken en kinderen ,aa de o st, zag d age ….. at too t dat o ze pas bevallen vrouwen, die dagen onder hun muggennet blijven liggen, waardeloos en verachtelijk zijn. . … E i Illy i u ….dat ee z a ge e ou , als de tijd is geko e , ee paar passen van haar werk stapt, het kind baart en zo snel terug is dat je eerder zou zeggen dat ze het kind gevonden heeft. 243 241 COLUMELLA, De Re Rustica, 1.8.12 COLUMELLA, De Re Rustica, 1.8.5 243 VARRO, Rerum Rusticarum, 2, 10, 6-9 242 [61] Varro wil zijn herders niet gewoon van vrouwelijk gezelschap voorzien maar ervoor zorgen dat zijn slavenbestand aangevuld wordt. Het is niet voor niets dat hij dit deel over slaven in zijn werd onderbrengt bij de verzorging van vee. Dit zijn natuurlijk slaven uit een rurale context. In grote huishoudens werden natuurlijk ook slaven ingezet. Deze stonden naar gelang hun taak, korter bij de vrije leden van het gezin. Gaius Melissius was vrij maar werd onterft wegens een geschil tussen zijn ouders. Desalniettemin kreeg hij, door de zorg en toewijzing van de man die hem opvoedde, een supe ieu e opleidi g, e e d aa Mae e as oo gesteld als g a ati us…. Alhoe el zijn moeder zijn vrijheid eiste bleef hij slaaf, daar hij zijn huidige positie prefereerde boven deze a zij eige lijke o igi e. 244 Melissius werd vrij geboren maar had een beter leven als slaaf. Zijn positie als grammaticus speelde zeker mee in de kwaliteit van zijn leven. Immers als grammaticus had hij nauw contact met de kinderen van het gezin waardoor een soort band kan worden geschept. Harper vermeldt ook dat vaak de best gevoede slaven werden gezien als degene die seksuele deugden verschafte.245 Op dezelfde manier vertelt Laes dat prestigieuze huishoudens vaak specifieke slaven hadden voor dit doel. 246 Tiberius had naakte meisjes die opdienden tijdens zijn banketten.247 De connectie die Harper vermeldt tussen dit soort slaven en goede voeding is vrij logisch. Een uitgemergelde slaaf of een die een algemeen ongezond voorkomen heeft is niet aantrekkelijk. Dat was juist het doel van deze dienaren, aantrekkelijk zijn voor de gasten.248 In een van zijn artikels maakte Laes volgende concluderende opmerkingen: It is ethodologi ally u sou d to take a too strict, absolute approach of slavery, as if the quality of life and labour depended entirely on whether or not one was a slave. In fact there was a good deal of intermingling. A free son who as apprentice joined a craftsman or a slave who was sent by his master to that end: their life was quite similar. Other examples come to mind: the free servant who served as goldsmith in a large household, or the young slave who 244 SUETONIUS, De Illustribus Grammaticis, 21,1-2 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 238-239 246 LAES (C.),Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 253 247 SUETONIUS, De Vita Caesarum, Tiberius, 42.2 248 LAES (C.),Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 253 245 [62] by the selfsame skill aroused the pride and affection of parents and master. A free child or a little slave who travelled with a group of entertainers probably took the same food, shared life’s joys a d so o s ith ea h othe . 249 Het zijn juist al deze overeenkomsten die het moeilijk maken om de Food Entitlement van slaven te bepalen. Want alhoewel veel afhing van het soort werk dat ze deden en waar ze tewerk gesteld waren, vaak hadden ze het niet beter of slechter dan hun vrije tegenhangers. Zeker de economisch minder sterke lagen zullen niet veel verschild hebben van de gemiddelde werkende slaaf. Laes geeft voldoende voorbeelden waar de twee werelden elkaar overlappen. Vandaar dat osteologisch bewijs niet veel gewicht in de schaal kan leggen op dit vlak. Een slaaf is ook maar een mens. Biologisch gezien verschilt hij niks van meesters. Het zijn echter deze machthebbers die van de slaaf een minderwaardig iemand maken. Het onderzoek van Cox et al onderscheidde slavenskeletten van deze van vrije personen door na te gaan wat ze aten. Dit gaat echter niet met het Romeinse slavenbestand. Graan was de kern van voedingseconomie. Natuurlijk is het mogelijk dat slaven andere soorten graan kregen. Plinius vertelt over gladiatoren die bekent stonden als echte gersteters.250 Dit is echter een soort graan die ook veel door armere mensen werd gegeten (zie deel 2). Trouwens graan is graan. Elke soort graan, frequent en veel geconsumeerd, heeft dezelfde impact op de fysieke gezondheid, zoals we in een volgend deel gaan lezen. 249 250 LAES (C.),Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 271 PLINIUS, Naturalis Historiae, 8.8.79 [63] Mea Cena I ee klei hutje … oo de Bau is, ee god eze de oude ou , e Phile o , haar echtgenoot en gelijke in leeftijd en vroomheid. Op jonge leeftijd waren ze in dit hutje getrouwd en hier werden ze samen oud. Hun armoede maakten ze dragelijk door het te aa aa de zo de te klage e zo de e itte i g. … Bau is t ok de uite ste bladen van de kool, die haar man had geplukt uit hun goed bevochtigde tuin. Met een gevorkte stok haalde Philemon een stuk gerookt varkensvlees van een roestige balk. Hij sneed een klein stuk van het vlees, dat ze al zo lang bewaarde, af en kookte het in ate . … Bau is plaatste zowel groene als zwarte olijven op tafel en ook kornoeljesbessen, geplukt in de herfst en bewaard in wijnbezinksel en andijvie, radijzen, kaas en eieren licht gekookt op een laag vuur. Alles e d opgedie d i aa de ko e … Voo het dessert waren er noten, vijgen, gerimpelde dadels, pruimen en zoet ruikende appels in een wijde mand en versgeplukte, paarse druiven. In het midden van de tafel stond een glimmende honingraad. En naast de tafel straalde de vriendelijke gezichten van het oude paar, die zo rijk en genereus waren met hu goede il. 251 Baucis en Philemon waren een oud paar dat in Phrygia woonde. Zij werden bezocht door Mercurius en Jupiter die zich hadden vermomd als stervelingen. Het echtpaar was als enige gastvrij voor deze vreemdelingen en deelden het weinige eten dat ze hadden. Nadat ze zich bekend hadden gemaakt vernietigden de goden de rest van de regio. Baucis en Philemon werden door hun goedheid gespaard en mochten tevens een wens doen. Het koppel vroeg om eeuwig bij elkaar te blijven. De goden willigde dit verzoek in door het echtpaar te veranderen in bomen. Deze legende werd opgeschreven door Ovidius. Aangezien het koppel wordt beschreven als zeer arm kunnen we veel vraagtekens plaatsen bij de maaltijd die de schrijver zo uitvoerig verhaalt. Het is natuurlijk onwaarschijnlijk dat Baucis en Philemon zoveel eten op tafel konden zetten aangezien ze arm waren. Het gedicht Moretum (toegeschreven aan Vergilius) staat in scherp contrast met deze rijke maaltijd. Het gedicht schetst het leven van de boer Similus. Naast zijn hut heeft hij een kleine tuin waar verschillende soorten kruiden en groenten groeien. De tuin bevat kool, bieten, sla, radijzen, etc. Echter de boer, uit het gedicht, 251 OVIDIUS, Metamorfoses, 1.630-678 [64] kweekt deze gewassen niet voor zichzelf maar voor de markt. Zelf eet hij na zijn terugkomst van de handelsplaats een soort “pesto”, waarin knoflook en peterselie uit zijn tuin zijn verwerkt. 252 Erg arm was Similus niet daar hij een Afrikaanse slavin had. 253 Hij kan ook gewoon krenterig worden genoemd. Tevens kan worden gesteld dat aangezien Baucis en Philemon gasten hadden ze een extra tandje bijstaken. Toch blijft de maaltijd overvloedig voor arme mensen, zeker als we ons bedenken dat het echtpaar niet wist wie de reizigers waren. Natuurlijk schreef Ovidius voor een elitepubliek. Daar hij zelf tot deze klasse behoorde is het onwaarschijnlijk dat hij ooit bij arme boeren had gedineerd en dus correct kon rapporteren wat in zulke kringen werd gegeten. Zeker de tekst van Ovidius illustreert echter, hoe de materiële toestand van een gezin de toegang tot voeding kon veranderen. Baucis en Philemon hadden maar een klein stuk varkensvlees dat ze al lang hadden bewaard. Vlees was voor hen dus een luxe. We kunnen ons tevens voorstellen dat stedelingen (meerbepaald armere groepen) niet de toegang tot bepaalde producten hadden, die plattelandsbewoners wel hadden. Similus had toegang tot een tuin met groenten, ook al gebruikte hij de producten ervan niet zelf. Echter, in een stad als Rome waar de bevoorrading voornamelijk rond graan draaide was diversiteit qua voeding waarschijnlijk meer weggelegd voor de rijkere groepen. Voordat het osteologisch onderzoek in dit deel wordt uiteengezet, wordt eerst het gangbare dieet van de Romeinse bevolking nagegaan. Immers we kunnen avitaminose aandoeningen niet koppelen aan voeding als we niet weten wat voornamelijk werd gegeten. 4. Droog brood: Dagelijkse Romeinse voeding Een inscriptie die ons veel vertelt over het dagelijkse dieet van Romeinen is afkomstig uit Pompeii. Voor dit deel werd naar meerdere inscripties gekeken maar de belangrijkste is graffiti gevonden op een gevel in de stad. Volgens Beard wou de schrijver van deze lijst een weekoverzicht krijgen van zijn uitgaven aan voedsel.254 De graffiti dateert uit een onbekend jaar en een onbekende maand. Over een periode van 7 dagen werd 54 as aan verschillende soorten brood uitgegeven. Als we dit omrekenen tot sestertiën komen we tot een weekuitgave 252 VERGILIUS ,Moretum, rgl 60-80, 85-90 VERGILIUS ,Moretum, rgl 30-35 254 BEARD (M.) Pompeii. Het Dagelijks leven in een Romeinse Stad, Athenaeum –Polak & Van Gennep, Amsterdam 2010, pg 294-295 253 [65] van 13,5 sestertiën aan brood.255 Op zich vertelt dit bedrag ons niet veel daarom vergelijken we het met het dagloon van een loonarbeider. Deze verdienden ongeveer 3 sestertiën per dag. In deze inscriptie alleen al wordt ongeveer 4,5 dagloon uitgegeven aan brood op +/- 1 week tijd. We kunnen niet met zekerheid zeggen wat de monetaire situatie van de persoon in kwestie was. Enkele indicatoren duiden niettemin op een groter vermogen dan de gemiddelde loonarbeider. De persoon spendeert immers 4,5 dagloon op 7 dagen tijd aan brood alleen. De uitgaven aan andere producten in deze periode is ook niet te onderschatten: Voor olie werd op 7 dagen tijd 10 sestertiën (40 as) neergeteld. 6 sestertiën (23 as) werd aan wijn uitgegeven.256 De belangrijkste uitgaven samen komen neer op 29,5 sestertiën. De schrijver van de lijst gaf met andere woorden op 7 dagen tijd ongeveer 10 daglonen uit aan brood, olie en wijn. Dit beeld komt overeen met de gangbare visie over het Romeinse dieet. Fraser en Rimas stellen dat de focus op graan als basisproduct onder anderen te maken heeft met het Mediteraanse klimaat. Dit is geschikt voor de teelt van graan, wijndruiven en olijven. Deze auteurs leggen vooral de nadruk op gerst en tarwe als voornaamste graansoorten. Vooral gerst is een goede plant daar het een korte groeitijd heeft en opnieuw kan gezaaid worden indien de oogst mislukt. Tarwe is, als plant, delicater.257 Graan werd ook niet steeds in de vorm van brood gegeten. De getuigenis van Galenus, over de consumptie van graanpap is al eerder vermeld.258 Deze auteur vermeldt ook de consumptie van gerst in de vorm van soep. Hij beklaagd zich namelijk over de het feit dat dit gerecht altijd fout wordt bereid.259 Een andere aanduiding voor het vermogen van de consument is het feit dat hij slavenbrood kocht. Dit argument is niet zo standvastig als deze van zijn totale uitgaven. Immers we weten niet wat met slavenbrood wordt bedoeld. In de inscriptie staat puero panem, wat ook brood voor de jongen kan betekenen. Echter in andere bronnen zoals Soranus ,die verwijst naar brood als voedsel voor spenende baby’s, wordt geen vermelding gemaakt van brood specifiek voor jongens. Daar komt nog eens bij dat slaven vaak met de term puer werden 255 Idem 1 sestertie = 4 as 256 Getallen worden naar boven afgerond ( vb: 5,8 wordt 6, 5,5 blijft, 5,4 is 5) 257 FRASER (E.), RIMAS (A.), Empires of Food. Feast, Famine and the Rise and Fall of Civilizations, Arrow Books, London, 2010, pg 47, 48 258 GRANT(M.) ,Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 84 259 GRANT(M.) ,Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 86,87 [66] aangesproken 260 Om deze redenen wordt de term puero panem in dit onderzoek geïnterpreteerd als slavenbrood. We kunnen de term letterlijk opvatten en concluderen dat de auteur van de inscriptie een slaaf had. Hij kocht immers brood voor hem. Het is ook mogelijk dat slavenbrood doelt op baksels van minderen kwaliteit (die vaak voor slaven werden gekocht) of oud brood dat de schrijver van de kostenraming, voor eigen consumptie kocht.261 Aangezien slavenbrood vaak op dagen werd aangeschaft waarop ook gewoon brood werd gekocht, wordt in dit onderzoek aangenomen dat de consument uit de inscriptie, een slaaf bezat. Hij kocht immers ook ander, kwalitatief beter brood. Dit komt overeen met de wat Harper vertelt in zijn werk. Hij haalt aan dat voor slaven vaak een aparte soort brood werd gekocht.262 Logischerwijs zal slavenbrood goedkoper zijn geweest dan ander brood. Hierdoor kreeg de consument meer voor zijn geld. Deze gedachtegang verklaart waarom op maar 3 dagen van de 7 dit soort brood werd aangekocht. Dit kan ook verklaard worden door het rantsoeneren van het slavenvoedsel.263 Het lijkt tevens onwaarschijnlijk dat de grote uitgave aan basisproducten voor maar één persoon was bestemd. Natuurlijk weten we niet hoeveel brood, olie of wijn de consument voor de betaalde prijs kreeg. Toch lijkt de uitgave teveel voor één persoon. Het huishouden van de consument bestond dus mogelijk uit meer personen dan hijzelf en een slaaf. De gegevens zijn te beperkt om de samenstelling van het gezin na te gaan. Toch kunnen we concluderen dat de auteur van de inscriptie meer dan een slaaf in het huishouden had. Dit gegeven verklaart waarom zoveel geld aan basisproducten werd besteed. De schrijver van de lijst moest immers niet alleen zichzelf maar ook een slaaf en een ander gezinslid (eventueel een echtgenote) van voedsel voorzien.264 Een nuance moet worden gemaakt bij deze analyse. De prijs van voeding (zeker brood) verandert aan de hand van het aanbod en de vraag op de markt. Ook daglonen zijn onderheven aan een soort gelijke dynamiek. Deze elementen zijn voor deze inscriptie echter niet gekend. Toch geeft de CIL duidelijk weer dat brood als een 260 )ie deel le e sfaseri g: Ee slaaf erd klei gehoude . Als het om oud brood gaat kan dit product ook andere doeleinden hebben gehad. Het kon bijvoorbeeld dienst hebben gedaan als dierenvoer. 262 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 238 263 HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011, pg 236-237 264 CIL 4,5380 261 [67] basiselement in het dieet werd gezien. Een feit dat wordt gestoeld door twee andere inscripties. In beide gevallen wordt brood gekocht, alsook wijn ,olie en kaas.265 De positie van wijn in het antieke dieet is een onderzoek op zich. Op dit gegeven zal dus niet dieper worden ingegaan. Wel moet worden vermeld dat wijn net als brood vele vormen en doelen kende. Volgens Galenus werden gerstwafels wel eens gedompeld in gezoete, verdunde wijn. Wijn zou ook gebruikt worden als medicijn voor de digestie. De medische auteur meent echter dat dit niet werkt.266 Wijn werd ook vaak verdund. Galenus bespreekt dit wanneer hij de nutritieve waarde van wijn analyseert. De minst sterke/nutritieve vorm is de witte verdunde wijn. Het was ook niet abnormaal dat zeer jonge kinderen een vorm van wijn kregen toegediend. Soranus zegt het volgende over speenvoeding: …is het o aal o het ki d te oede et op g aa ge asee d oedsel: et k ui els brood verzacht met hydromel( honing verdunt in water), verdunde wijn of honingwijn. Later moet men ook soep gemaakt van spelt (een voorloper van tarwe), vochtige pap en een ei aa op gezoge ka o de , ge e …pas op ij het ge e voeding wordt dan moeilijk vertee aa … a elk ij de aaltijd a t de 267 Opvallend uit deze passage is dat water nooit in zijn pure vorm aan baby’s wordt gegeven. Het is steeds een verdunnend element voor een andere vloeistof. Dit feit hoeft ons niet te verbazen. Vandaag de dag staan in Rome overal drinkfonteinen. Zeker op de meer toeristische plaatsen. Omdat het water nu drinkbaar is, wil het niet zeggen dat het water toen dat ook was. De passage hierboven geeft een inzicht in de nood naar het zuiveren van water. Immers de vloeistoffen die worden verdund door het water beschikken over desinfecterende kwaliteiten (honing en alcohol in wijn). Olijfolie is een ander belangrijk product. Volgens Fraser en Rimas was olijfolie een belangrijke leverancier van vitamines A,C en D in het Romeinse dieet. Zeker voor armere bood dit product een variatie om de letterlijke droge boterham. Een andere saus die bij brood werd gegeten is garum. Deze vissaus was net als olijfolie zeer populair.268 265 CIL 4,8561a & CIL 4,8566b GRANT(M.) ,Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 72,92 267 SORANUS ,Gynaikeia, 21 [41], 46 [115] 268 FRASER (E.), RIMAS (A.), Empires of Food. Feast, Famine and the Rise and Fall of Civilizations, Arrow Books, London, 2010, pg 51-52 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Camebridge Unoversity Press, Camebridge, 1999, pg 16 266 [68] Vlees en vis? Garnsey gaat uit van een vleesarm dieet op het Italisch schiereiland. Vandaar dat hij peulvruchten en andere gedroogde groenten en fruit aanhaalt. Deze zijn een uitstekende vleesvervanger daar zij rijk zijn aan proteïne en andere essentiële voedingsstoffen. Garnsey gaat ervan uit dat zelfs elites, die meer toegang hadden tot vlees, dit eten toch vaak lieten liggen. Onder andere omdat op het Italisch schiereiland landbouw de voorkeur genoot ten opzichte van grootschalige veehouderij. 269 Verbouwde grond brengt immers meer op per vierkante meter dan vee gehouden op dezelfde oppervlakte. Tevens is het Mediteraanse gebied minder geschikt voor het houden van vee. Het klimaat houdt de ontwikkeling van grasweien tegen waardoor het houden van bijvoorbeeld melkkoeien moeilijk wordt.270 Geiten en schapen kwamen volgens Garnsey wel vaak voor. Zij konden immers ook huiden, wol en melk leveren. Tevens zijn dit taaiere diersoorten. Dit feit wordt bewezen door onder andere Columella en Varro. Zij vertellen in hun werken uitgebreid over bijvoorbeeld het houden van geiten.271 Varkens werden gehouden omdat zij ook belangrijke offerdieren waren. Vooral het biggetje was hiervoor geschikt.272 In de drie reeds genoemde inscripties wordt echter wel verwezen naar vlees en de prijs ervan. In CIL 4,8561a wordt spek gekocht (3 as) en in CIL 4,8566b wordt varkensvlees gekocht (1 as). CIL 4,5380 maakt verwijzing naar rundvlees, maar dit is onzeker. De twee eerstgenoemde opschriften zijn momentopnames. We weten niet hoe vaak vlees werd gekocht. Veelzeggend is het feit dat in CIL,5380 op de 7 aankoopdagen zelfs meer kaas is gekocht (voor 7 as) dan vlees. Door een gebrek aan technologie en een natuurlijk tekort aan grote visscholen menen auteurs zoals Garnsey dat de consumptie van vis niet zo hoog lag. Vissauzen waren vooral populair onder de stedelijke bevolking. 273 Echter het vissen naar zoetwaterfauna zou volgens het onderzoek van Rutgers et al een activiteit zijn geweest die door een armere sociale klasse werd uitgevoerd. De onderzoekers menen dat lagere sociale klassen in rivieren zoals de Tiber (alhoewel het werd afgeraden) wegens noodzaak gingen vissen. Op deze manier konden ze 269 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University press, Cambridge, 1999, 16-17 FRASER (E.), RIMAS (A.), Empires of Food. Feast, Famine and the Rise and Fall of Civilizations, Arrow Books, London, 2010, pg 46-47 271 VARRO, Rerum rusticarum , 2.3.6 COLUMELLA, De Re Rustica, 7.6.5, 7.6.9 272 WILKINS (J.), HILL (S.), Food in the Ancient World, Blackwell Publishing, Oxford, 2006, pg 147 273 Idem 270 [69] voor weinig geld een extraatje aan hun dieet toevoegen. Vlees en vis waren immers duur en waren voor armere mensen onbetaalbaar. Het onderzoek is gebaseerd op stoffelijke resten uit christelijke catacomben. Alhoewel de vis een centrale rol speelt in vroegchristelijke kunst en ideologie, concludeerden de auteurs dat de aanwezigheid van vis in het dieet meer een indicator van armoede dan geloof was.274 Wilkins en Hill sluiten zich aan bij deze theorie. Zij gebruiken comparatieve gegevens uit het Napels van 1884 waarin wordt vermeld dat vis van mindere kwaliteit kan worden gekocht. Het gaat om stukjes octopus en sardienen.275 Het onderzoek van Prowse e.a. wijst op het belang van vis in het dieet van personen in maritieme gebieden. De onderzoekers van deze bewering baseren zich op stoffelijke resten (1ste -3de eeuw na chr.) gevonden in een begraafplaats in Isola Sacra. De oorzaak van dit dieet is duidelijk. De bewoners van deze streek speelden een sleutelrol in de maritieme handel met Rome en hadden dus steeds toegang tot de zee en de verschillende vissoorten. Want inderdaad wijst het skeletonderzoek uit dat de vitamines (aangetroffen in de botten) te vaak voorkomen om alleen afkomstig te zijn van vissauzen zoals garum.276 4.1 Toegankelijkheid buiten Food Entitlement Wie een oordeel over het Romeinse dieet zou moeten maken uit het voorgaande deel zou kunnen zeggen dat ondanks het gebrek aan vlees, het voedingspatroon adequaat is. Garnsey meent immers dat een tekort aan proteïne (verminderde vleesconsumptie) opgevangen kan worden door peulvruchten, etc.. Echter niet iedereen op het Italisch schiereiland had even goede toegang tot deze etenswaar. We moeten een differentiatie maken tussen de rurale en urbane bevolking. Steden In steden moesten vooral de lagere sociale groepen inleveren op variëteit qua voeding. Rome bijvoorbeeld, steunt voor zijn bevoorrading op import uit het hinterland en van verdere oorden (voorbeeld graan uit Egypte). Transport was een problematische aangelegenheid in de 274 RUTGERS (L.), VAN STRYDONCK (M.), BOUDIN (M.), VAN DER LINDE (L.) Stable Isotope Data from the Early Christian Catacombs of Ancient Rome: New Insights into Dietary Habits of Ro e’s Earl Christia s, in: Journal of Archaeological Science, 38, 2009, pg 1132-1133 275 WILKINS (J.), HILL (S.), Food in the Ancient World, Blackwell Publishing, Oxford, 2006, pg 59, 156 276 PROWSE (T.), SCHWARCZ (H.), SAUNDERS (S.),MACCHIARELLI(R.),BONDIOLI (L.) Isotopic paleodiet studies of skeletons from the Imperial Roman-age cemetery of Isola Sacra, Rome, Italy,in: Journal of Archaeological Science, 31, 2004, pg 270 [70] Oudheid. Greene stelt dat economisch vervoer over water het goedkoopste was. Steden die kort aan de zee of waterwegen lagen, konden dus makkelijker bevoorraad worden. Steden in het binnenland waren voornamelijk aangewezen op eigen voorzieningen en dus kwetsbaarder voor hongersnoden. Immers zij konden niet rekenen op goede aanvoerroutes (tenzij uit zeer nabije gebieden) die het makkelijker maakten om landbouwsurplus van een andere regio over te brengen. De kosten van de etenswaar zouden tevens te hoog zijn door het transport. Grote delen van de lokale bevolking zouden dan alsnog hun honger niet kunnen stillen.277 Dit was waarschijnlijk ook het geval in steden als Rome. Deze stad had dan wel een grote import aan producten maar het is onwaarschijnlijk dat alle inwoners van Rome van de toevoer konden genieten. Volgens Garnsey was een groot deel van Rome’s bevolking, arm. Hij maakt een verschil tussen de permanente armen en de tijdelijke armen. Deze laatste groep bestond uit bijvoorbeeld kleine zelfstandigen die alleen in tijden van grote tekorten moeite hadden met eten kopen. De permanente armen voerden elke dag een strijd om hun dagelijks brood. 278 De graanuitdeling in de stad was geen oplossing. De populatie van de stad wordt tussen de 750.000 – 1.000.000 geschat. Slechts 150.000 van deze mensen konden aanspraak maken op een graantoelage. Deze bedroeg 5 modii (+/- 44 kg) per maand. Bij het uitdelen van de toelage werd geen rekening gehouden met de grote van gezinnen. De toelage was voor één persoon en kon dus ontoereikend zijn voor grotere gezinnen. Tevens is het onwaarschijnlijk dat heel de uitkering bruikbaar was. We kunnen ons voorstellen dat problemen omtrent bewaring niet vreemd waren, bijvoorbeeld. Zoals uit het vorige deel bleek, maakte vlees geen groot deel uit van het dieet.. Zeker voor de armere mensen zal vlees een ware luxe zijn geweest. Voor Rome is pas vanaf 270 na christus een zekerheid dat een kleine groep in de stad vlees consumeerde. Immers vanaf dan begon Aurelius met het uitdelen van varkensvlees. 279 Vis was waarschijnlijk wel makkelijker te krijgen. De Tiber loopt immers door de stad. Voor achtergestelde delen van de bevolking zullen de marktprijzen te hoog hebben gelegen. Een fenomeen dat kon worden opgelost door 277 GREENE (K.) The Archaeology of the Roman Economy, University of California Press, Los Angeles, 1986, pg 39-40 EVANS (J.) Wheat Production and Its Consequences in the Roman World, in : The Classical Quarterly, New Series, 31, nr 2, 1981, pg 429 278 GARNSEY (P.), Cities, peasants and food in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1988, pg 226 279 GARNSEY (P.), Cities, peasants and food in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1988, pg 236-240-243 [71] zelf de hengel in de handen te nemen. Tevens moeten we niet vergeten dat in kleine taveernes en in kraampjes vlees en vis werd aangeboden. Wilkins en Hill menen dat net als in Italiaanse steden van latere tijden, deze etablissementen een aanbod hadden voor klanten van alle lagen van de bevolking. Zij geven voorbeelden uit het 19de eeuwse Napals: De armste aten pasta zonder saus. Hele armen hadden geen pasta maar het water waarin de pasta was gekookt. De auteurs geven het voorbeeld van een vrouw die haar arme buur het kookwater van de pasta ging brengen. 280 Vlees en vis (zie de sardienen en octopussen uit het vorige deel) kunnen gekocht worden als ze van mindere kwaliteit zijn. Steden konden ook bepaalde publieke ruimtes in dienst stellen voor meer rurale activiteiten. Beard vertelt dat de stad Pompei een deel van haar terrein gebruikte als landbouwgrond. Vaak werden hier dieren op gehouden. Deze dieren moeten niet automatisch gezien worden als een deel van de voedselketen. Uit het vorige deel bleek al dat dieren maar zelden werden gehouden als vleesvee. De aanwezige dieren konden ook als aandrijvingkracht voor graanmolens dienen of melk en textiel leveren. Voor deze activiteit zijn archeologische bewijzen gevonden op de Pompei site. De grond werd volgens Beard ook gebruik om voedsel op te verbouwen. Ze wijst daarbij niet alleen op kleine tuinen van huizen maar ook op een grote lap grond nabij het Amfitheater. Op deze plek zijn bewijzen gevonden van wijnbouw, olijfbomen en groenten. Deze laatste stellingen staan echter ter discussie. 281 Voor Rome, meent Garnsey, bestond de mogelijkheid voor armere sociale lagen om groenten van lage kwaliteit aan te kopen. Deze waren volgens hem afkomstig uit tuinbouw binnen Rome zelf.282 Plinius de Oudere vertelt ons dat in de stad Rome goedkope groenten konden worden gekocht. Deze waren afkomstig uit tuinen. Gewone groenten waren immers te duur voor de armere sociale lagen aangezien de rijken de prijzen opgedreven.283 Enkele kanttekeningen bij deze beweringen: De mogelijkheid tot horticultuur in tuinen binnen de stad is zeker mogelijk. Het is echter twijfelachtig dat het grootste deel van de producten dienden voor de markt. Consumptie binnen het eigen huishouden lijkt meer waarschijnlijk. Als de groenten dan al te koop waren zal de prijs wel hoger hebben gelegen dan auteurs als Plinius vermelden. Goederen waarvoor 280 WILKINS (J.), HILL (S.), Food in the Ancient World, Blackwell Publishing, Oxford, 2006, pg 59, 154 BEARD (M.) Pompeii. Het Dagelijks leven in een Romeinse Stad, Athenaeum –Polak & Van Gennep, Amsterdam 2010, pg 215-217, 227-229 282 GARNSEY (P.), Cities, peasants and food in Classical Antiquity,Cambridge University Press, Cambridge, 1988, pg 240-243 283 PLINIUS ,Naturalis Historia, XIX, LII 281 [72] de vraag groot is, hebben automatisch een hogere verkoopprijs. Tenzij het natuurlijk gaat om groenten van slechte kwaliteit of de vraag niet hoog was. Dit laatste argument staat echter wankel. Waarom zou Plinius de aanwezigheid van goedkope groenten immers vernoemen, als er geen vraag was? We moeten ook niet vergeten dat Plinius niet echt een berooid leven leidde. Wat voor hem goedkoop was, kan duur zijn geweest voor de gemiddelde man. Wederom is dit fenomeen een onderzoek op zich. Een verder onderzoek met comparatieve gegevens uit de 19de eeuw en uit de periode van de wereldoorlogen zou zeker interessant zijn. Daar dit teveel zou afleiden van de kern van dit onderzoek is hier echter niet verder op ingegaan. Platteland Volgens Garnsey was zelfvoorziening het doel van Romeinse boeren. Zij stonden het dichts bij de bron van de meeste voeding op het Italisch schiereiland, namelijk grond. Alhoewel zij veel voor zichzelf konden kweken, was het voor boeren essentieel om bepaalde waren aan te kopen.284 Olijfolie bijvoorbeeld, kon niet op elke boerderij gekweekt worden daar het een zeer kostelijke onderneming is in het begin. Kleine boeren moesten dus niet alleen telen voor eigen gebruik maar ook voor de markt. Immers je kan niets kopen als je geen toegang hebt tot liquide middelen. Evans meent dat naast de commerciële gewassen ook andere producten (sla, radijzen, peulvruchten) werden verbouwd. Het ging hier om een soort tuinbouw voor eigen gebruik en moet dus niet op dezelfde schaal worden gezien als de verbouwing van marktgoederen. Al mag niet vergeten worden dat een deel van deze marktgerichte producten, ook voor eigen gebruik werd gehouden.285 Een voorbeeld van wat in de groentetuin van de boer kon worden aangetroffen, lezen we bij Vergilius. In het gedicht “Moretum” werpen we een blik in het leven van Similus, volgens de poëet een arme boer. Similus beschikt niet alleen over velden maar ook over een moestuin waar hij bepaalde groenten en kruiden in kweekt. De tuin bevat kool, bieten, sla, radijzen, etc. Echter de boer, uit het gedicht, kweekt deze gewassen niet voor zichzelf maar voor de markt. 286 De situatie van Similus is niet representaties daar hij een slavin heeft en de opbrengsten uit zijn tuin liever verkoopt dan zelf gebruikt.287 Desalniettemin geeft het gedicht 284 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity,Cambridge University press, Cambridge, 1999, pg 23 EVANS (J.), Wheat Production and Its Consequences in the Roman World, in : The Classical Quarterly, New Series, 31, nr 2, 1981, pg 433 286 VERGILIUS, Moretum, rgl 60-80, 85-90 287 VERGILIUS ,Moretum, rgl 30-35 285 [73] een idee van de mogelijke beplanting in de boerentuin. Ook geeft “Moretum” een beeld over de positie die de horticultuur innam ten opzichte van de commerciële gewassen. Similus geeft prioriteit aan zijn voornaamste gewassen. De tuin komt op de tweede plaats .Echter dit wil niet zeggen dat alleen op dagen dat het werk op het grote veld stil lag, de tuin aandacht kreeg. De poëet vertelt immers dat in de tuin altijd werk is. 288 Misschien was het de taak van de slavin om een deel van de tuinbouw op zich te nemen. Bij getrouwde boeren was dit een taak die door de vrouw kon worden opgevangen. De toegang tot de natuur is een aspect dat het dieet op het platteland grondig kan beïnvloeden. Frayn meent dat de Romeinse boer toegang had tot wilde (eetbare) planten en kon jagen op lokaal wild. De onderzoeker besteed vooral aandacht aan het consumeren en domesticeren van wilde planten. In gevallen van hongersnood werden wilde planten belangrijker in het dieet, aldus Frayn. Immers als de oogst was mislukt en de het boerengezin niet voldoende middelen had om via handel aan voldoende voedsel te komen, bood de natuur een uitweg. 289 Deze visie heeft implicaties voor de mogelijke vleesconsumptie in boerengemeenschappen. Immers wat hielt een boer tegen om in tijden van schaarste en daarbuiten, te jagen en te vissen in zijn directe omgeving? We weten natuurlijk niets over eventuele sociale controle die lokale gemeenschappen uitoefenden op het gedrag van de bevolking. Tevens moeten we rekening houden met de aanwezigheid van grootgrondbezitters. Het is onwaarschijnlijk dat zij het toelieten dat kleine boeren op strooptocht gingen op hun gronden. We kunnen wel stellen dat het voor plattelandsbewoners en vooral dan kleine (arme) boeren het makkelijker was om aan vlees te geraken dan arme stadsbewoners. Toch als we de factor stroperij of legitieme jacht in acht houden. Indien de gezinnen vermogend genoeg waren om dieren te houden hadden ze in tijden van honger nog een andere optie om voedsel te garanderen. Ze konden het dierenvoer eten. Galenus vermeldt wikke als een graansoort die meestal voor dieren werd gebruikt. In tijden van nood werd het door de mensen gegeten.290 Een andere factor, die in het voordeel van de plattelandsbewoners pleit is het fenomeen aren lezen. Na het oogsten blijven altijd een paar graanhalmen over op de velden. Deze kunnen door omwonende opgeraapt worden als aanvulling op hun dagelijks rantsoen. Immers de overgebleven graanstengels zijn vaak niet meer bruikbaar voor de handel. Volgens de 288 VERGILIUS , Moretum, rgl 65-70 FRAYN (J.) ,Wild and Cultivated Plants: A Note on the Peasant Economy of Roman Italy, in: The Journal of Roman Studies, 65, 1975, pg 32, 37, 39 290 GRANT(M.) ,Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 105 289 [74] onderzoeker Scheidel was dit een vaak voorkomend gebruik op het platteland. Zeker bij armere groepen. Hij benadrukt echter dat niet alle grootgrondbezitters zich genereus opstelden ten opzichte van het aren lezen.291 5. Je bent wat je eet. Gevolgen van het Romeinse dieet. Verklaring van het osteologisch onderzoek Vitamines zijn de drijfveren van ons lichaam. We hebben ze nodig om bepaalde lichamelijke processen in gang te zetten of om deze processen goed te laten verlopen. Bepaalde aandoeningen die wortelen in een vitaminetekort kunnen sporen nalaten op het lichaam/skelet. Dit is een invalshoek die verschillende vragen kan opleveren en beantwoorden. Immers de aandoeningen die optreden vertellen ons iets over de tekorten die een persoon had zijn dieet. Een voorbeeld daarvan is een vitamine D tekort. Deze is essentieel voor de aanhechting van kalk en andere stoffen aan de botten tijdens de groei. Een tekort aan deze voedingsstof kan bij groeiende kinderen leiden tot rachitis, een vergroeiing van de beenderen (X- en/of O-benen).292 Bij het optreden van deze ziekte kunnen we verschillende conclusies trekken over het leven en de voeding van een kind. Dit is zeker het geval voor de Oudheid aangezien vitaminesupplementen en dergelijke nog niet gekend waren. De antieke geneesheer Soranus raad aan om kinderen een dieet te verschaffen dat arm is aan vitamine D, zoals blijkt uit volgende (reeds vernoemde) passage: …is het o aal om het kind te voeden met op graan gebaseerd voedsel: met kruimels brood verzacht met hydromel( honing verdunt in water), verdunde wijn of honingwijn. Later moet men ook soep gemaakt van spelt (een voorloper van tarwe), vochtige pap en een ei waarop gezoge ka oedi g o dt da o de , ge e …pas op ij het ge e oeilijk e tee aa … a elk ij de aaltijd a t de 293 291 “CHEIDEL W. ,The Most “ile t Wo e of Gree e a d Ro e: Rural La our a d Wo e ’s Life i the A ie t World, in: Greece and Rome, 43, 1, 1996, pg 2 292 HOLICK (M.), DAWSON-HUGHES (B.) ,Nutrition and Bone Health, Humana Press, New Jersey, 2004, pg 403406, 415-419 293 SORANUS ,Gynaikeia, 21 [41], 46 [115] [75] Vitamine D wordt bij volwassenen voornamelijk opgenomen via zonlicht.294 Voor baby’s is de voornaamste bron van deze voeding echter moedermelk en melk in het algemeen. Zoals uit de passage blijkt, raad Soranus echter een op graan gebaseerd dieet aan voor spenende kinderen. Dit zorgt voor problemen aangezien de voedingsstof in het lichaam wordt opgenomen via vetten. Granen absorberen veel vet en andere voedingstoffen in de maag waardoor de vitamine niet kan worden opgenomen.295 Porotic Hyperostosis/Cribra Orbitalia Zoals al eerder vermeld, is porotic hyperostosis (PH) een aandoening die ervoor zorgt dat het botmateriaal van de schedel sponsachtig wordt en perforaties vertoont. Cribra orbitalia (CO) is het optreden van deze letsels in de oogkassen. Hun oorzaak is hetzelfde al is over dit feit de laatste paar jaar vaak gediscussieerd.296 Het onderzoek van Ricci et al focust zich op de site van Lucus Feroniae voor de late Oudheid. Zij leggen de oorzaak van de aandoening bij een ijzertekort. Deze tekorten zouden voornamelijk bij kinderen voorkomen daar in skeletten van volwassenen zijn de letsels wel aanwezig maar doorheen de jaren genezen zijn. Het ijzertekort in de voeding wijden zij aan vele factoren. Een lange periode van borstvoeding, verkeerde speenmethodes, slechte hygiëne en ontoereikende ijzerreserves bij de moeder (borstvoeding), zijn volgens de onderzoekers enkele van de mogelijke oorzaken.297 IJzertekorten bij moeders kunnen we koppelen aan de gegevens die we in deze paper al hebben aangehaald. Oribasius zegt het volgende over meisjes die de puberteit naderen: 294 COKELAERE (M.), Functionele Anatomie van de Mens. Deel 1, Aurelia e Paramedica, St.Martens-Latem, 1986, pg 93 295 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 48 EASTWOOD (M.), Principles of Human Nutrition,Blackwell Science, Edinburgh, 2003, pg 290 296 RICCI(F.), MANZI(G.), SALVADEI (L.) ,Porotic Hyperostosis as a Marker of Health and Nutritional Conditions During Childhood: Studies at the Transition Between Imperial Rome and the Early Middle Ages,in: American Journal of Human Biology, 13, 2001, pg 709-714 WALKER (P.), BATHURST (R.), RICHMAN (R.), GJERDRUM (T.), ANDRUSHKO (V.), The Causes of Porotic Hyperostosis and Cribra Orbitalia: A Reappraisal of the Iron-Deficiency-Anemia Hypothesis, in: American Journal of Physical Anthropology, 139, 2009, pg 109 297 RICCI(F.), MANZI(G.), SALVADEI (L.) ,Porotic Hyperostosis as a Marker of Health and Nutritional Conditions During Childhood: Studies at the Transition Between Imperial Rome and the Early Middle Ages,in: American Journal of Human Biology, 13, 2001, pg 714-715 [76] Als ze oude zij e de g oei te ei de loopt, e als jo ge ki de a htige spelletjes zee ijk oedsel. eisjes uit schaamte niet langer ille spele … oge ze hele aal iet aa lees ko e of a de 298 Hoe s elle ze z aa de o dt, des te s elle is ze verlangen naar seksuele betrekkingen e het k ijge a aa e des te s elle o dt haa a ki de e aa ge akke d. … 299 We hebben gezien hoe belangrijk de kuisheid van vrouwen was in deel 3.2 uiteengezet. In dit deel zagen we ook dat vele aandoeningen die vrouwen konden ontwikkelen gelinkt werden aan hun mogelijkheid om kinderen te baren. Vrouwen kregen een bepaald dieet opgelegd. Vaak was dit regime arm aan vlees, terwijl een vrouw een hogere nood aan ijzer heeft dan de gemiddelde man. Zeker tijdens de puberale periode, neemt de vrouwelijke nood aan ijzer toe, onder andere door de start van de menstruatie. Het tekort aan ijzer resulteert vaak in bloedarmoede.300 Oribasius beperkt de toegang tot vlees omdat het de deugdelijkheid van meisjes zou kunnen schaden (zie hierboven). Galenus raadt linzen af tijdens de menstruatie. Deze zijn volgens hem zeer droog en zouden het bloed dik maken. Waardoor de doorstroom moeilijker verloopt.301 Natuurlijk zullen niet alle Romeinse vrouwen toegang hebben gehad tot de raad van geneesheren als Galenus en Soranus die bepaalde restricties in het dieet aanraden daarom moeten we de concluderende opmerkingen van 3.2 in gedachten houden. Meerbepaald de getuigenis van Valeria, die zelf een steak minder zou eten zodat haar kinderen maar genoeg zouden hebben. De oorzaak van PH/CO werd echter aangevochten. Walker et al leggen de oorzaak van deze aandoening bij een andere soort van anemie, namelijk een megaloblastische anemie. Deze vorm van bloedarmoede treed op bij een vitamine B12 tekort.302 Het tekort aan deze vitamine verstoort de aanmaak van rode bloedcellen. De cellen (beenmerg) hebben niet voldoende essentiële stoffen (B9/ foliumzuur en B12) om de DNA synthese voor de nieuwe bloedcellen te voltooien. Hierdoor ontstaan niet alleen minder rode bloedcellen maar treed ook 298 ORIBASIUS Oribasii Collectionum Medicarum Reliquiae, 4,18,10 ORIBASIUS Oribasii Collectionum Medicarum Reliquiae, 4, 18,2 300 WOLINKSY (I.), KLIMIS-ZACAS (D.) ,Nutritional Concerns for Women, CRC Press, Washington D.C., 2004, pg 55 301 GRANT(M.), Galen on Food and Diet, Routledge, London, 2000, pg 97 302 WALKER (P.), BATHURST (R.), RICHMAN (R.), GJERDRUM (T.), ANDRUSHKO (V.), The Causes of Porotic Hyperostosis and Cribra Orbitalia: A Reappraisal of the Iron-Deficiency-Anemia Hypothesis, in: American Journal of Physical Anthropology, 139, 2009, pg 114 299 [77] macrocytose op. Dit laatste is de ontwikkeling van abnormaal grote rode bloedcellen. 303 Vitamine B12 wordt voornamelijk onttrokken uit voeding met een dierlijke origine (kalfsvlees, etc). Volwassenen kunnen meestal rekenen op reserves de hun lichaam heeft aangelegd. Baby’s hebben geen reserves en halen deze voedingsstof uit moedermelk of uit vaste voeding.304 Voor dit vitaminetekort hebben we meer indicatoren uit de geschreven bronnen. In deel 3.2 spraken we over hysterie bij Romeinse vrouwen. Een vitamine B12 tekort uit zich onder anderen door het optreden van psychische problemen. B12 is namelijk nodig om de connecties in de hersenen te onderhouden.305 Walker meent dat wanneer een moeder een verminderde reserve aan B12 heeft, het kind dat ook zal hebben.306 Romeinse vrouwen kenden al een beperking op voeding die B12 kon bevatten. Borstvoeding eist een zware tol van het lichaam. Het is niet voor niets dat Garnsey lacterende vrouwen samen met groeiende kinderen, als de twee groepen ziet, die het ergst getroffen werden door ondervoeding307 Romeinse baby’s leefde (volgens Soranus) het best tot zo’n zes maanden van moedermelk. Zoals bij het gangbare Romeinse dieet, was de speenvoeding voornamelijk gebaseerd op graan.308 Echter Eastwood vertelt dat vanaf 4 maanden de nutritieve basis van de moedermelk ontoereikend is voor zuigelingen. Soranus laat het speenproces overigens duren tot +/- 1,5 à 2 jaar oud. Dit betekent dat Romeinse kinderen tijdens hun eerste levensjaren weinig toegang hadden tot voeding van dierlijke origine. Zij waren volledig om de reserves van hun moeder toegewezen als zij nog moedermelk kregen. Gowland maakte een studie over de gezondheid van kinderen in de Romeinse wereld. Ze baseerde zich op skeletten uit necropolissen op het Italisch schiereiland. Op de begraafplaatsen werden kinderen van alle leeftijden gevonden. Ook zeer jongen (> 6 maanden).309 Zij meent al bij kinderen zo jong als 6 maanden de letsels van CO te detecteren. 303 BRUSSELMANS (C.), Cyto-hematologische atlas, UZ Leuven Laboratoriumgeneeskunde, [datum online onbekend] http://w1.uzleuven.be/labo/Leermodule/HEMATO_ATLAS/indexziekten.htm [14/5/2012] 304 EASTWOOD (M.), Principles of Human Nutrition,Blackwell Science, Edinburgh, 2003, pg 286-289 305 Idem 306 WALKER (P.), BATHURST (R.), RICHMAN (R.), GJERDRUM (T.), ANDRUSHKO (V.), The Causes of Porotic Hyperostosis and Cribra Orbitalia: A Reappraisal of the Iron-Deficiency-Anemia Hypothesis, in: American Journal of Physical Anthropology, 139, 2009, pg 113-114 307 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 100102 308 SORANUS ,Gynaikeia, XXI [XLI], 46 [115] 309 GOWLAND (R.), REDFERN (R.), Childhood Health in the Roman World: Perspectives from the Centre and Margin of the Empire, in: Childhood in the Past, 3, 2010, pg 23, 27 [78] Wat betekent dat de reserves van kinderen bij geboorte al niet hoog waren en dat de moedermelk niet voldoende B12 leveren.310 Het belang van andere ziektes De vorige analyse geeft een goede koppeling tussen het Romeinse dieet en de archeologische gegevens. We kunnen echter twee kritieken uiten op het voorgaande: Soranus raad een bepaalde speenvoeding aan voor kinderen. Dit betekent echter niet dat over heel het Italisch schiereiland, zijn raad werd opgevolgd. Tevens moeten we ons de vraag stellen of het optreden van een B12 alleen door een slecht dieet verklaard kan worden. Ziektes en aandoeningen treden immers pas op als een persoon al verzwakt is. Soranus wijt een heel hoofdstuk in zijn werk aan speendiaree.311 Diaree is al gevaarlijk op zich daar het lichaam van vocht en voedingsstoffen ontdoet. Hoe moeten we dan in zulke gevallen letsels als PH en CO bekijken. Gowland geeft antwoord op deze stelling. In haar onderzoeken vergelijkt ze vaak sites uit Groot-Brittannië met sites uit Italië. Alhoewel ze in beide contexten een hoog percentage aan PH en CO aantreft bij skeletten, spannen Italiaanse sites de kroon.312 De oorzaak ligt volgens haar bij de aanwezigheid van malaria op het Italiaans schiereiland ten tijde van de Romeinen. Rome kende immers meerdere moerassen en de Tiber. Vooral de lagere sociale lagen werden door deze ziekte getroffen. Gowland meent dat moeders geïnfecteerd door de ziekte sneller hun reserves opgebruikten waardoor hun kinderen niet alleen in de baarmoeder slecht werden gevoed maar ook na de geboorte, door slechte moedermelk. Malaria is een parasiet die zich voortplant met behulp van rode bloedlichaampjes. De parasiet zorgt zo voor een daling van het aantal bloedcellen, daar de voortplanting de cellen vernietigd.313 Gowland meent tevens dat de ziekte zo actief in Rome aanwezig kon zijn door de constante toestroom aan migranten. Deze waren namelijk nog niet geconfronteerd met de ziekte waardoor deze kon blijven voortbestaan. Tevens geeft de aanwezigheid van migranten ook een inzicht in de 310 GOWLAND (R.), REDFERN (R.), Childhood Health in the Roman World: Perspectives from the Centre and Margin of the Empire, in: Childhood in the Past, 3, 2010, pg 33 311 SORANUS , Gynaikeia, XXVIII [XLVIII], 57[126] 312 GOWLAND (R.), REDFERN (R.), Childhood Health in the Roman World: Perspectives from the Centre and Margin of the Empire, in: Childhood in the Past, 3, 2010, pg 32-34 313 GOWLAND (R.), GARNSEY (P.), Skeletal Evidence for Health, Nutritional Status and Malaria in Rome and the Empire, in: Roman Diasporas. Archaeological Approaches To Mobility and Diversity in the Roman Empire, Portsmouth, Rhode Island, 2010, pg 146-147 [79] gezondheidstoestand van kinderen in meer rurale gebieden. Immers de letsels van PH/CO treden op tijdens de kinderenjaren.314 Een aandoening die volgens Gowland beter de synergie tussen ondervoeding en infectieziektes weergeeft is lineaire email hypoplasie. Deze aandoening treed op wanneer de aanmaak van tandglazuur wordt gehinderd. Dit kan door infectieziektes die de reserves van het lichaam verlagen of door een slecht dieet. De combinatie van de twee oorzaken is natuurlijk ook mogelijk. Daar de ziekte sporen nalaat op de tanden kan de leeftijd wanneer de ziekte plaatsvindt worden nagegaan.315 Het probleem met deze aandoening is dat de letsels zich vaak op de kroon van de tand bevinden en deze door slijtage kunnen verdwijnen.316 314 GOWLAND (R.), GARNSEY (P.), Skeletal Evidence for Health, Nutritional Status and Malaria in Rome and the Empire, in: Roman Diasporas. Archaeological Approaches To Mobility and Diversity in the Roman Empire, Portsmouth, Rhode Island, 2010, pg 148-150 315 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 54 316 GOWLAND (R.), REDFERN (R.), Childhood Health in the Roman World: Perspectives from the Centre and Margin of the Empire, in: Childhood in the Past, 3, 2010, pg 23 [80] Conclusie Het doel van dit onderzoek was nagaan wat de oorzaak was van de osteologisch letsels die voorkomen op Romeinse skeletten. De archeologische verslagen geven vaak een zuiver biologische verklaring van het probleem maar deze verklaart niet waarom de toegang tot voeding, dewelke een van de oorzaken is van de letsels, beperkt was voor de skeletten die de letsels opliepen. Garnsey geeft de eerste aanzetten tot een sociaal-culturele verklaring voor het optreden van ondervoeding. Hij is echter niet volledig in zijn opzet. De toegang tot voeding zou voor de zwakkere delen van de Romeinse maatschappij (bijvoorbeeld vrouwen) beperkter zijn. Garnsey verklaart dit door te wijzen op de dominantie van Romeinse mannen.317 Beard ondersteunt deze visie door te wijzen op het meest bizarre aspect van de site Pompeii, namelijk de fallische beeldtaal. Dit symbool is overal in de stad aanwezig, tot op de straatstenen toe.318 De Food Entitlement van Romeinse vrouwen ,kinderen en slaven bleek geen zuiver economisch maar een sterk sociaal-cultureel aspect te bevatten. De manieren waarop antieke geneesheren omgingen met de gezondheid van vrouwen en kinderen gaf al een manier waarop de Food Entitlement werd beperkt. Immers zoals uit het onderzoek bleek werd het vrouwen afgeraden om vlees te eten. Spenende baby’s kregen een beperkt speendieet dat voornamelijk uit graan bestond waardoor hun botgroei en weerstand in gedrag kwam. Het feit dat het de geneesheren zijn die deze beperkingen oplegden wijst op de goede bedoelingen van deze beperkingen. Ze werden niet simpelweg toegepast omdat mannen belangrijker waren maar omdat werd gedacht dat deze bevorderlijk waren voor de gezondheid van vrouwen en kinderen. Voor vrouwen en kinderen uit minder gegoede sociale lagen (zeker deze die buiten de invloedsfeer van klassieke geneesheren lagen) golden natuurlijk andere factoren. Hier waren economische invloeden meer prominent aanwezig. In ruralere gebieden was het inkomen uit het land het hoofdbestanddeel voor het dieet. Een mislukking van de oogst zal de toegang tot voeding beperkt hebben. In de stedelijke context zal een lage inkomen de toegang tot voeding beperkt hebben. Een comparatieve invalshoek bracht echter een nieuw idee naar vore. Al meerdere keren werd in dit onderzoek de getuigenis van Valeria geciteerd. Deze 317 GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999, pg 101103 318 BEARD (M.) Pompeii. Het Dagelijks leven in een Romeinse Stad, Athenaeum –Polak & Van Gennep, Amsterdam 2010, pg 307 [81] geeft een beeld van de moeder die zichzelf wegcijfert voor de gezondheid en comfort van haar eigen kinderen. We weten natuurlijk niet of Romeinse moeders (zeker deze uit lagere sociale lagen) letterlijk brood uit de mond spaarden in tijden van nood, om aan hun kinderen te geven. Het ideaalbeeld van de moeder, dat naar vore komt in het onderzoek van Counihan geeft een nieuwe invalshoek voor het onderzoek naar de dynamieken binnen de Romeinse familia. De vergelijking tussen deze twee is op zich een onderzoek waardig Natuurlijk mogen we niet vergeten dat tussen de regio Toscane uit de Romeinse periode en dat van de 19de eeuw één groot verschil bestaat, namelijk de aanwezigheid van het christendom. Het ideaalbeeld van Counihan is ongetwijfeld gebaseerd op een verering van de moeder Maria in een diepgelovige gemeenschap. Toch mogen we dit gegeven niet zomaar afschrijven. Het is zeker de moeite om dit gegeven te onderzoeken mits de verschillen qua cultuur in acht worden genomen. In tegenstelling tot wat eerder werd gedacht, is de Food Entitlement van slaven niet uitsluitend afhankelijk van economische factoren. Uitspraken zoals deze van Varro en Columella (zie 3.4 het kweken van herders bij Varro en het belonen van slavinnen die kinderen kregen bij Columella) die op een zeer dagdagelijkse toon handelen over het kweken van slaven en dergelijke, doen denken aan de stellingen die de agrarische auteurs maken over de veestapel. Daartegenover staan de slaven uit de urbane sfeer. De slaven die dienden in de woningen van de meester. Slaven mogen niet uitsluitend als economisch goed worden gezien. Tussen het leven op het platteland waar de slaven letterlijk in grote kuddes bijeen zaten en weinig connectie hadden met de meester (op sommige taken zoals steward na) en het leven in het stedelijke huishouden bestonden veel verschillen. De kleinere afstand tussen meester en slaaf in deze huishoudens had ongetwijfeld een invloed op de Food Entitlement van slaven. Als deel van de familia gaven slaven ook uitdrukking van het prestige van het huishouden. Het was dan de taak van de meester om ervoor te zorgen dat zij geen slecht figuur sloegen door er bijvoorbeeld ongezond/ondervoed bij te lopen.319 De getuigenis van Suetonius die spreekt over de slaaf/grammaticus Gaius Mellisius is ook een indicator van de diverse leefomstandigheden die een slaaf kon hebben. Gaius Mellisius kreeg de kans om vrijgelaten te worden maar verkoos het leven dat hij leidde als slaaf. Hij was een grammaticus, iemand die met andere woorden een sterke band kon opbouwen met de kinderen van het gezin.320 319 LAES (C.),Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 253 De aanwezigheid van seksslaven. 320 SUETONIUS, De Illustribus Grammaticis, 21,1-2 [82] In eerste instantie werd ook gesteld dat osteologische bewijzen niet veel inzicht konden geven in de diëtaire geschiedenis van Romeinse slaven. Biologisch gezien verschillen slaven namelijk niks van vrije Romeinen. Het waren allemaal mensen, ook al werden ze zo niet bekeken door het gedachtegoed van toen. Buiten het analyseren van de vindcontext (bijgiften of niet etc) kunnen de botten ons ook iets vertellen over het leven van de overledenen. Het onderzoek van Cox et al onderzocht osteologische vondsten uit een kerkhof in Kaapstad (18de-19de eeuw). Via isotopen analyse konden de onderzoekers nagaan of de persoon in kwestie een slaaf was of niet. Immers slaven van de eerst generatie hadden in de eerste helft van hun leven een ander dieet gekend dan na hun gevangenschap. Degenen die in hun jeugd een tropisch dieet hadden gehad waren volgens de onderzoekers dus slaven uit de eerste generatie.321 Sommige onderzoekers gaan uit van een zelfreproducerende slavenmaatschappij, waardoor een kleiner aantal moest worden geïmporteerd uit de veroverde gebieden.322 Toch kan dit onderzoek (mits de isotopenanalyse vaker wordt toegepast) nuttige informatie blootleggen. Een bepaalde deel van de slavenbevolking was steeds afkomstig uit het buitenland. In combinatie met de vindcontext kunnen zo slaven worden geïdentificeerd. De vindcontext is hier zeer belangrijk. Iemand van buiten Rome die daar begraven is hoeft niet perse een slaaf te zijn (migratie). Een verdere analyse van de diëten uit verschillende delen van het Italisch schiereiland kan ook een inzicht bieden in de aanwezigheid van slaven of migranten in bepaalde gebieden van Rome. Uit de bespreking van de osteologische gegevens en de analyse van het dagelijkse Romeinse dieet bleek dat ziektes als PH en CO niet te wijten zijn aan één factor, zoals een slecht dieet. Voeding was een meewerkende factor die het optreden van infectieziektes in de hand werkte. Wat niet betekent dat de aandoeningen ons geen inzicht meer kunnen bieden in de voedingsgewoonten. PH en CO worden immers veroorzaakt door een vitamine B12 tekort. Een voedingsstof die afkomstig is uit dierlijke voeding. Tevens ontdeden infecties en andere ziektes (zie malaria) het lichaam van de nodige nutritieve reserves. De combinatie van deze aandoeningen en het gebrek van bepaalde vitamines in het dieet leidde tot het optreden van osteologische letsels. Het is belangrijk om erop te wijzen dat het optreden van avitaminose ziektes (PH en CO) niet leidde tot de dood van een persoon. Vaak traden deze ziektes op tijdens de belangrijke groeifasen (wanneer de nood aan voedingsstoffen ook groter is) en 321 COX (G.), SEALY (J.), SCHRIRE (C.), MORRIS (A.), Stable Carbon and Nitrogen Isotopic Analyses of the Underclass at the Colonial Cape of Good Hope in the Eighteenth and Nineteenth Centuries, in: World Archaeology, 33, 1, 2001, pg 89 322 MCKEOWN (N.), The Invention of Ancient Slavery?, Duckworth, London, 2007, pg 124-131 [83] genazen de individuen van deze aandoeningen. PH/CO letsels bijvoorbeeld traden in Lucus Feroniae op tijdens de jonge kinderjaren en de puberteit. Echter bij volwassen skeletten vertoonden de letsels tekenen van genezing. Wat erop wijst dat de ziekte hen niet de das had omgedaan.323 De combinatie van een analyse van geschreven bronnen, osteologische vondsten en een biomedische insteek, bleek een heel scala aan mogelijkheden teweeg te brengen voor het onderzoek naar de Romeinse samenleving. In deel 3.2.1 konden we bijvoorbeeld het een en ander afleiden over hysterie bij Romeinse vrouwen en de mogelijke oorzaak van deze aandoening in het voedingspatroon. De resultaten van dit hoofdstuk vertelde ons trouwens niet alleen iets over voeding maar ook over de Romeinse samenleving. Het medische beeld van hysterie uit de tijd werd gekoppeld aan de baarmoeder/ het kunnen voortbrengen van kinderen. Een gegeven dat ons inzicht geeft in het leven van de Romeinse vrouw en haar sociale functie als moeder. Deze werkmethode hoeft dus niet gebonden te zijn aan het onderzoek over Romeinse voeding. Een onderdeel over wijn had zeker een nuttige bijdrage kunnen leveren tot het onderzoek. We kennen allemaal de gevolgen van overdadig alcoholgebruik. Ongetwijfeld laat dit ook zijn sporen na op het lichaam. Echter zoals al eerder vermeldt, is wijn en onderzoeksonderwerp op zich. In een groter onderzoek over Romeinse voeding had dit zeker een plaats gehad. Een masterproef is hier echter te beperkt voor. Van het onderdeel slaven kan bijna hetzelfde gezegd worden. Uit 3.4 bleek dat slaven een uiteenlopende sociaal-economische context kunnen hebben. Een slaaf die grammaticus was of eentje die werkte in mijnen of op voor een latifundia werkte als herder, hadden totaal verschillende levens. Omdat dit onderzoek een breed antwoord wou formuleren is niet dieper ingegaan op deze nuances (al zijn ze wel aangegeven). Tevens was wederom het medium van de masterproef te beperkt om verschillende slavengemeenschappen met elkaar te vergelijken. Een onderwerp dat net als wijn, zijn eigen studie verdient. Voor een later onderzoek zou een keuze tussen vrij Romeinen en slaven moeten worden gemaakt om een beter inzicht in de Food Entitlement te krijgen. Een aspect van de beide groepen blijkt echter het meest interessant te zijn, namelijk de synergetische relatie tussen moeder en kind. Uit deel 5 bleek immers dat hun gezondheid 323 RICCI(F.), MANZI(G.), SALVADEI (L.) ,Porotic Hyperostosis as a Marker of Health and Nutritional Conditions During Childhood: Studies at the Transition Between Imperial Rome and the Early Middle Ages, in: American Journal of Human Biology, 13, 2001, pg 709-714 [84] (zeker tijdens de vroegste levensfasen) nauw aan elkaar verbonden zijn. Het feit bijvoorbeeld dat verzwakte vrouwen (lichamelijke reserves uitgeput) door borstvoeding niet alleen zichzelf maar ook hun kinderen kunnen schaden (baby’s krijgen niet voldoende voedingsstoffen), ondersteunt dit feit. Tevens blijkt deze relatie voor de twee sociale klassen (vrij of niet vrij) op verschillende manieren van belang zijn geweest, wat op zich weer effect heeft op de Food Entitlement. Verschillende keren kwam in dit onderzoek het voorbeeld van Columella voorbij, die zijn slavinnen beloonde voor het krijgen van kinderen.324 Zulke getuigenissen brengen natuurlijk heel wat vragen met zich mee. Gaat het hier om voortplanting om de familie (ook al was hij niet officieel) te kunnen voortzetten of om sociale vooruitgang? De beloningen konden immers ook meer voeding en minder werk inhouden. Deze vragen zijn voor Romeinse slaven moeilijk te beantwoorden omdat vrijwel alle bronnen een visie van vrijen op slaven zijn. Daarbij komt natuurlijk het feit dat archeologische bronnen, ondanks recente visies (zie hierboven isotopenonderzoek) vaak niet het verschil kunnen geven tussen een vrije Romein van lage komaf en een Romeinse slaaf. Comparatief onderzoek kan een uitweg bieden voor deze problemen. Dit zijn zeker interessante opties voor latere onderzoeken. 324 COLUMELLA, De Re Rustica, 1.8.19 [85] Bibliografie - ALBERICI (A.), HARLOW ( M.) Age and Innocence :Female Transition to Adulthood in Late Antiquity, in: Cohen en Ruten, 2007, blz 193-209 - APPIGNANESI (L.), Alles over de Liefde. Anatomie van een Onbeheersbare Emotie, De Bezige Bij, Amsterdam, 2011 - BEARD (M.) Pompeii. Het Dagelijks leven in een Romeinse Stad, Athenaeum –Polak & Van Gennep, Amsterdam 2010 - BEER (M.), The Role of Dietary Restriction in the Construction of Identity in the GraecoRoman world, onuitgegeven doctoraatsverhandeling, University of Exeter, 2007 - BRUSSELMANS (C.), Cyto-hematologische atlas, UZ Leuven Laboratoriumgeneeskunde, [datum online onbekend] http://w1.uzleuven.be/labo/Leermodule/HEMATO_ATLAS/indexziekten.htm - BOSWELL (J.) Overgeleverd aan Vreemden. Het Verlaten van Kinderen in de Oudheid en de Middeleeuwen, Kritak, Leuven, 1990 - CLERINX (N.) Don’t Dig your Grave with your own Knife and Fork. Voeding en ondervoeding bij kinderen in de Klassieke Oudheid, Onuitgegeven Bachelor paper, Vrije Universiteit Brussel, 2011 - COKELAERE (M.), Functionele Anatomie van de Mens. Deel 1, Aurelia e Paramedica, St.Martens-Latem, 1986 - COUNIHAN (C.), Around the Tuscan Table. Food, Family and Gender in TwentiethCentury Florence, Routledge, New York, 2004, - COX (G.), SEALY (J.), SCHRIRE (C.), MORRIS (A.), Stable Carbon and Nitrogen Isotopic Analyses of the Underclass at the Colonial Cape of Good Hope in the Eighteenth and Nineteenth Centuries, in: World Archaeology, 33, 1, 2001, pg 73-97 - DEMAND (N.), Women and Slaves as Hippocratic patients, in: Women and slaves in Greco-Roman culture: differential equations, Routledge, London, 1998 - EASTWOOD (M.) Principles of Human Nutrition, Blackwell Science, Edinburgh, 2003 - ERDKAMP (P.), The Grain Market in the Roman Empire. A Social, Political and Economic Study, Cambridge University Press, Cambridge, 2005 - EVANS (J.) Wheat Production and Its Consequences in the Roman World, in : The Classical Quarterly, New Series, 31, nr 2, 1981, pg 428-442 [86] - EVANS GRUBBS (J.), The Dynamics of Infant Abandonment, in: The Dark Side of Childhood in Late Antiquity and the Middle Ages, Oxford Books, Oxford, 2011 - FRASER (E.), RIMAS (A.), Empires of Food. Feast, Famine and the Rise and Fall of Civilizations, Arrow Books, London, 2010 - FRAYN (J.) ,Wild and Cultivated Plants: A Note on the Peasant Economy of Roman Italy, in: The Journal of Roman Studies, 65, 1975, pg 32-39 - GARDNER (J.), Women in Roman Law & Society, Croom Helm, London, 1991 - GARDNER (J.) Women in Roman Society, Croom Helm, London, 1986 - GARDNER (J.) & WIEDEMANN (T.), The Roman Household: a Sourcebook, Routledge, London, 1991 - GARNSEY (P.), Cities, peasants and food in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1988 - GARNSEY (P.), Food and Society in Classical Antiquity, Cambridge University Press, Cambridge, 1999 - GARNSEY (P.) Child Rearing in Ancient Italy, in: The Family in Italy from Antiquity to the Present, Yale University Press, London, 1991 - GARNSEY (P.), Child Rearing in Ancient Italy, in: The Family in Italy from Antiquity to the Present, Yale University Press, London, 1991 - GREENE (K.) The Archaeology of the Roman Economy, University of California Press, Los Angeles, 1986 - GOLDEN (M.), Did Ancients Care when their Children Died, in: Greece and Rome, 35, nr 2, 1988, pg 152-163 - GOWLAND (R.) & REDFERN (R.) Childhood Health in the Roman World: Perspectives from the Centre and Margins of the Empire, in: Childhood in the Past, 3, 2010, pg 15-42 - GOWLAND (R.), GARNSEY (P.), Skeletal Evidence for Health, Nutritional Status and Malaria in Rome and the Empire, in: Roman Diasporas. Archaeological Approaches To Mobility and Diversity in the Roman Empire, Portsmouth, Rhode Island, 2010 - HANSON (A.), The Medical Writers’ Women, in: Before Sexuality. The Construction of Erotic Experience in the Ancient Greek World, Princeton University Press, New Jersey, 1990 - HARPER (K.) Slavery in the Late Roman World. AD 275-425, Cambridge University Press, Cambridge, 2011 [87] - HARPER(K.), The Greek Census Inscriptions of Late Antiquity, in: The Journal of Roman Studies, 98, 2008, pg 83-119 - HIN (S.) The Dynamics of Life. Demography and the History of Roman Italy ( 201 BC – 14 AD), onuitgegeven proefschrift, Universiteit Leiden, 2009 - HOLICK (M.), DAWSON-HUGHES (B.) ,Nutrition and Bone Health, Humana Press, New Jersey, 2004 - HOLLANDER (E.), SIMEON (D.), Anxiety Disorders, in: Textbook of Clinical Psychiatry, The American Psychiatric Publishing, Washington DC, 2003 - HOPKINS (K.) Contraception in the Roman Empire, in: Comparative Studies in Society and History, Vol. 8, Nr 1, 1965, pg 124-151 - KRAUSE (J.) Children in the Roman Family and Beyond, in: Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011 - LAES (C.), STRUBBE (J.) Jeugd in het Romeinse Rijk. Jonge jaren, wilde haren, Davidsfonds NV, Leuven, 2008 - LAES (C.) Children in the Roman Empire. Outsiders Within, Cambridge University Press, Cambridge, 2011 - LAES (C.) Child Slaves at Work in Roman Antiquity, in: Ancient Society, 38, 2008, pg 235-283 - LAES (C.), Kinderen bij de Romeinen. Zes eeuwen dagelijks leven, Davidsfonds NV, Leuven, 2006 - LAMBRECHT (T.), Reciprocal Exchange, Credit and Cash: Agricultural Labour Markets and Local Economies in the Southern Low Countries during the Eighteenth Century, in: Continuity and Change, 18,2,2003, pg 237-261 - LELIS (A.), PERCY (W.),VERSTRAETE (B.) The Age of Marriage in Ancient Rome, Mellen Press, Lewiston, 2003 - LIS (C.), VANTHEMSCHE(G.), Sociale Zekerheid in Historisch Perspectief, in: De Sociale Zekerheid Verzekerd? Referaten van het 22ste Vlaamse Wetenschappelijk Economisch Congres, Brussel, VUB Press, 1995 - LIS (C.), VANTHEMSCHE(G.), Sociale Zekerheid in Historisch Perspectief, in: De Sociale Zekerheid Verzekerd? Referaten van het 22ste Vlaamse Wetenschappelijk Economisch Congres, Brussel, VUB Press, 1995 - MCKEOWN (N.), The Invention of Ancient Slavery?, Duckworth, London, 2007 - MILNOR (C.), Women in Roman Society, in: The Oxford Handbook of Social Relations in the Roman World, Oxford University Press, Oxford, 2011 [88] - MURRAY (C.), AHMAD (O.), LOPEZ (A.), SALOMON (J.) WHO System of Model Life Tables, GPE Discussion Paper Series, NR 8, World Health Organisation - PARKIN (T.) Old Age in the Roman World. A Cultural and Social History, John Hopkins University Press, Baltimore, 2004 - PROWSE (T.), SCHWARCZ (H.), SAUNDERS (S.),MACCHIARELLI(R.),BONDIOLI (L.) Isotopic paleodiet studies of skeletons from the Imperial Roman-age cemetery of Isola Sacra, Rome, Italy, in: Journal of Archaeological Science, 31, 2004, pg 510-519 - RAWSON (B.), Finding Roman Women, in: A Companion to the Roman Republic, Blackwell Publishing, Oxford, 2006 - RAWSON (B.) , Children and Childhood in Roman Italy, Oxford University Press, New York, 2003 - RICCI(F.), MANZI(G.), SALVADEI (L.) Porotic Hyperostosis as a Marker of Health and Nutritional Conditions During Childhood: Studies at the Transition Between Imperial Rome and the Early Middle Ages, in: American Journal of Human Biology, 13, 2001, pg 709-717 - RUTGERS (L.), VAN STRYDONCK (M.), BOUDIN (M.), VAN DER LINDE (L.) Stable Isotope Data from the Early Christian Catacombs of Ancient Rome: New Insights into Dietary Habits of Rome’s Early Christians, in: Journal of Archaeological Science, 38, 2009, pg 1127-1134 - SCHEIDEL (W.) Epigraphy and Demography: Birth, Marriage, Family and Death, Princeton/ Stanford Working Papers in Classics, 2007 - SCHEIDEL ( W.) The Most Silent Women of Greece and Rome: Rural Labour and Women’s Life in the Ancient World, in: Greece and Rome, 43, 1, 1996, pg 1-10 - SEN (A.) Poverty and Famines: An Essay on Entitlement and Deprivation, Oxford, Clarendon, 1981 - SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990 - SEN (A.), More than 100 Million Women Are Missing, in: The New York Review of Books, December, 1990,dl 1. Online verkrijgbaar: http://www.nybooks.com/articles/archives/1990/dec/20/more-than-100-million-womenare-missing/?page=1 - SHAW (B.) The Age of Roman Girls at Marriage: Some Reconsiderations, in :The Journal of Roman Studies, Vol. 77 , 1987, [89] - SHELTON (J.), As the Romans Did: A Sourcebook in Roman Social History, Oxford University Press, New York, 1988 - SPÄTH (T.), Cicero, Tullia and Marcus. Gender-Specific Concerns for Family Tradition?, in: Children, Memory and Family Identity in Roman Culture, Oxford University Press, Oxford, 2010 - SWAAB (D.), Wij Zijn ons Brein. Van Baarmoeder tot Alzheimer, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2010 - TREGGIARI (S.), Roman Marriage. Iusti Coniuges from the Time of Cicero to the Time of Ulpian, Clarendon Press, Oxford, 1993 - WALKER (P.), BATHURST (R.), RICHMAN (R.), GJERDRUM (T.), ANDRUSHKO (V.), The Causes of Porotic Hyperostosis and Cribra Orbitalia: A Reappraisal of the IronDeficiency-Anemia Hypothesis, in: American Journal of Physical Anthropology, 139, 2009, pg 109-125 - WIEDEMANN (T.) Adults and Children in the Roman Empire, Routledge, London, 1989 - WILKINS (J.), HILL (S.), Food in the Ancient World, Blackwell Publishing, Oxford, 2006 - WOLINKSY (I.), KLIMIS-ZACAS (D.) Nutritional Concerns for Women, CRC Press, Washington D.C., 2004 - YUTZY (S.), Somatoform Disorders, in: Textbook of Clinical Psychiatry, The American Psychiatric Publishing, Washington DC, 2003 [90] Bronnenmateriaal Loeb Classical Library - COLUMELLA, De Re Rustica - OVIDIUS, Metamorfoses, - PLINIUS, Naturalis Historia, - SUETONIUS, De Vita Caesarum, - SUETONIUS, De Illustribus Grammaticis, - TACITUS, Annales - VARRO , Rerum Rusticarum, - XENOPHON, Oikonomicos, Andere publicaties Een groot deel van de citaten gebruikt in het onderzoek zijn afkomstig uit bronnenboeken (GARDNER (J.) & WIEDEMANN (T.) en SHELTON (J.)) alsook online publicaties van de bronnen, meebepaalt de volgende: - Lucus Curtius (http://penelope.uchicago.edu/Thayer/E/Roman/home.html) - Digital Hippocrates (http://www.chlt.org/sandbox/dh/) - Documenta Catholica Omnia (http://www.documentacatholicaomnia.eu/30_10_0240-0320-_Lactantius.html) - Perseus Digital Library (http://www.perseus.tufts.edu/hopper/) - The Latin Library (http://www.thelatinlibrary.com/) De opgesomde bronnen hieronder zijn afkomstig van/ uit bovengenoemde bronneboeken of websites tenzij anders aangegeven. - ARETAEUS, Medische geschriften, - CASSIUS DIO, Historia Roma, - CORPUS IURIS CIVILIS & INSTITUTEN (Vertaling van SPRUIT (J.), FEENSTRA (R.), BONGENAAR (K.), Zutphen, Walburg, 1995) - CENSORINUS , Die Natali Liber - Declamationes minors [91] - DIO CHRYSOSTOMOS, De Oratio, - GALENUS , On Food and Diet, (GRANT(M.) , Routledge, London, 2000, blz 214) - HIPPOCRATES, Epidemics, - HIPPOCRATES, Ziektes van vrouwen, (as the romans did) - HORATIUS, Epodes, (as the romans did) - JUVENALIS, Satires, - LACTANTIUS, De Ira Dei, - ORIBASIUS ,Oribasii Collectionum Medicarum Reliquiae, - PLINIUS, Epistulae (perseus) - QUINTILIANUS ,Institutio Oratoria, - SERVIUS ,Commentum Aeneadum, - SORANUS ,Gynaikeia, (Vertaling TEMKIN (O.), EASTMAN (N.), EDELSTEIN (L.),Johns Hopkins University Press, Baltimore, 1991) - VERGILIUS , Moretum, (Vertaling van KENNEY (E.), Bristol University Press, Bristol, 1984) Inscripties Inscripties afkomstig van: Clauss-Slaby, Epigrafische Database (http://www.manfredclauss.de/) - CIL 4,5380 - CIL 4,8561a - CIL 4,8566b - CIL 1,2,1221 - CIL 6,9980 - CIL 5, 10230 [92]