Meehelpen? Ga naar etymologieWiki

 

Jaarwoordgenerator
Vul hier een jaartal in (vanaf 1800) en ontdek welke woorden er in dat jaar aan het Nederlands werden toegevoegd.

 

slaaf - (lijfeigene)

Etymologische (standaard)werken

M. Philippa, F. Debrabandere, A. Quak, T. Schoonheim en N. van der Sijs (2003-2009) Etymologisch Woordenboek van het Nederlands, Amsterdam

slaaf zn. ‘lijfeigene’
Mnl. in de toenaam van Willelmus Slave [1268; Beele]; slave ‘slaaf, lijfeigene, ondergeschikte’ in ic ... die bem haer slave ‘ik die haar slaaf ben’ [1350-1400; MNW-R], Die een es keyser, dander slave ‘de een is keizer, de ander slaaf’ [1390-1410; MNW-R]; vnnl. slave [1573; Thes.].
Ontleend, met vereenvoudiging van de in het Nederlands ongewone medeklinkercluster skl- > sl-, aan middeleeuws Latijn sclavus ‘mens die eigendom is van een ander, lijfeigene’ [10e eeuw; Rey], eerder al Slavus ‘iemand van Slavische herkomst’ [7e eeuw; Rey], zelf ontleend aan middeleeuws Grieks sklabos ‘onvrije van Slavische herkomst’ [6e eeuw; FvW], dat wrsch. ofwel afgeleid is van Sklabēnos ‘iemand van Slavische herkomst, Slaaf’ < Oudkerkslavisch Slověninŭ (mv. Slověne) ‘Slaaf’, ofwel van Grieks skuleúein ‘tot krijgsbuit maken, een overwonnen vijand zijn wapenrusting afhandig maken’.
Oudkerkslavisch Slověninŭ is wrsch. van dezelfde oorsprong als Oudkerkslavisch slovo ‘woord, spraak’, vandaar ‘lid van de eigen taalgemeenschap’.
In de middeleeuwen kenden grote delen van Europa vormen van slavernij. Verdun had ca. 800 een grote internationale slavenmarkt. Tijdens plundertochten van Duitsers, Vikingen en Byzantijnen op met name de Balkan in de vier eeuwen daarna werden hele volkeren gevangen genomen en tot slaaf gemaakt. De (Balkan-)Slavische herkomst van deze bevolkingsgroepen verklaart de betekenisovergang. De Duitsers moeten het woord Sklabe aan een Romaanse taal ontleend hebben, aangezien zij de naburige Slavische volkeren onder de Oudhoogduitse naam Winida (mhd. Winden, nhd. Wenden), Illyrisch Veneti, letterlijk ‘(de) bevrienden’, kenden.
De datering 1285 van mnl. slave (Toll., EDale, Van der Sijs 2001) berust op een foutieve emendering in het CG van het woord slaue als *slauen ‘slaven’ (datief meervoud) i.p.v. slane ‘het slaan’ in de zinsnede De ridders begonden oec saden. Van slaue ende ghinghen tfolc vercopen ‘de ridders begonnen ook genoeg te krijgen van het doodslaan (namelijk van de overwonnenen) en gingen de mensen verkopen (als slaaf)’ [1285; CG II].

P.A.F. van Veen en N. van der Sijs (1997), Etymologisch woordenboek: de herkomst van onze woorden, 2e druk, Van Dale Lexicografie, Utrecht/Antwerpen

slaaf [lijfeigene] {slave, slaef 1285} < middeleeuws latijn sclavus, slavus < byzantijns-grieks sklabos [slaaf], Sklabos [Slaaf]; de betekenisovergang van Slaaf naar slaaf ontstond doordat Slaven massaal door de Duitsers werden gevangen en in slavernij gebracht (vgl. Waal).

J. de Vries (1971), Nederlands Etymologisch Woordenboek, Leiden

slaaf znw. m., later-mnl. slāve, evenals later-mhd. slave, sklave (nhd. sklave), ne. slave, ofra. esclaf (nfra. esclave) < mlat. sclavus ‘slaaf’. Dit woord gaat terug op gr. sklabos ‘onvrije van slavische herkomst’, want eig. in de 6de eeuw gevormd uit het bnw. sklabēnos, eig. enk. van de volksnaam der Sklabēnoi (met in het gr. ingeschoven k) < slav. Slověninŭ.

De Duitsers ontleenden dit woord uit een romaanse taal, want zij noemden dit volk ohd. Winida, mhd. Winden, d.i. illyr. Veneti dat ‘bevrienden’ betekent. — Een andere volksnaam, die tot die van ‘slaaf’ werd, is die der keltische Volcae, in het germ. als *Walhōs overgenomen en dan later gebruikt voor romaanse volken, zoals ohd. wal(a)hisc (nhd. welsch), mnl. walsch, waelsch, welsch (nnl. waals), oe. wielisc (hier ‘keltisch’, on. valskr ‘romaans’; maar oe. wealh evenals on. valr betekent ook ‘slaaf’.

N. van Wijk (1936 [1912]), Franck's Etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, 2e druk, Den Haag

slaaf znw., later-mnl. slāve m. = later-mhd. slave, sklave (nhd. sklave) m., ofr. esclave (fr. esclave), eng. slave enz. “slaaf”. Dit algemeen westeurop. woord gaat terug op mlat. sclavus “slaaf”, vroeger “als lijfeigene verkochte Slaviër”, oorspr. een volksnaam; in Zuid-Europa ontleend uit byzantijnsch Sklábo, een al in de 6. eeuw voorkomende jongere vorm naast Sklabēnós; dit uit oudslav. Slověninŭ, mv. Slověne “Slaviër(s)”. Voor de bet. vgl. ags. wealh m. “Kelt, slaaf”, oi. dâsá- “niet-Ariër, knecht”. Dat later-mhd.-mnl. slave “slaaf” tijdens de oorlogen der Duitschers met de Slaven uit een slav. dialect is ontleend, is een minder wsch. hypothese. De ohd. naam van de Slaven is Winida (mhd. Winden, nhd. Wenden) = lat. Veneti.

J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal, Den Haag / Gent

slaaf m., gelijk Eng. slave, Fr. esclave, Hgd. sklave, over Mlat. sclavus, uit Mgr. sklábos, eigenlijk een Slavoensch krijgsgevangene. De bet. van den naam der Slaven of Slovenen is onzeker; wellicht = beroemd, van slava = roem (z. luid).

Dialectwoordenboeken en woordenboeken van variëteiten van het Nederlands

J. van Donselaar (1989), Woordenboek van het Surinaams-Nederlands, Muiderberg

rood, (ook:) bruin en alle tinten tussen rood en bruin; in: rodebosgoejave*, rode ceder*, rode kabbes*, rode* slaaf, rode tijger*. - Etym.: S redi = id., hoewel ook S broin (= bruin) bestaat.
— : zie rode bosgoejave*, ceder*, fajalobi*, foengoe*, gedoe*.
—: rode hond’ (de), warmtepuistjes, d.z. lichte ontstekingen aan de uiteinden van de buisjes der zweetklieren. Ik werd sedert eenige weken door een huiduitslag, den zoogenaamden rooden hond, zoo geplaagd, dat mijn lijf er als eene enkele wond uitzag en mijne klederen mij overal vastkleefden (Kappler 1854: 47; oudste vindpl.). - Etym.: Vroeger was AN ’rode hond’ de aanduiding voor verscheidene, toen nog slecht onderscheiden ziektes die rode vlekken veroorzaken (WNT 1924). Nu beperkt de bet. zich in AN tot ’rubella’, in BN tot ’scarlatina’ (= AN roodvonk). S lontontoe (= id.) lijkt afkomstig van ’rode hond’.
— : zie ro(o)d(e) jakanta*, kabbes* (II), kana*, katoen*, kin*, klinkzand*, krapia*, lokus*, markoesa*, openkap*, panta*, sali*, sangrafoe*, savannegoejave*.
—: rode slaaf (de, slaven), (hist.) Indiaanse slaaf. De Corporaal Coens uit Abary zich andermaal op weg hebbende begeeven kwam behouden op de Dageraat aan met vyf Indiaanen en twee Roode Slavinnen van de Eendragt () (Hartsinck 1770: 420). - Etym.: Indianen zijn bruin tot roodbruin (zie rood*), i.t.t. de zwarte negerslaven. Oudste vindpl. plak. van 1698 (S&dS 219).
— : zie rode spinazie*, tijger*.
— : rode vis (de, -sen), (niet alg.) roodachtige zeevis met een rij scherpe stekels in de rugvin (Lutjanus purpureus). Tussen de 70 en 150 m [diepte] werd met lijnen gevist op de red snapper* (), in Suriname meer bekend als de rode vis (Enc.Sur. 638) - Opm.: Het syn. (zie het cit.) is juist méér gebr.
— : zie rode zuring*, zuurling*.

Thematische woordenboeken

N. van der Sijs (2005), Groot Leenwoordenboek

slaaf (Latijn sclavus)

T. Pluim (1911), Keur van Nederlandsche woordafleidingen, Purmerend

Slaaf, eig. een krijgsgevangen Slaaf of Sloveen. Dit volk noemde zich zelf Sloveninu en heette bij de Duitschers WendenDeze wonen in het Spreewald en hebben nog zeer ouderwetsche gebruiken. De verdwenen stad Vineta was ook een Wendische stad. – De naam Slaven ontstond in Italië op voorbeeld der Grieken, die de Zuid-Slaven Esklabènoi noemden, en waarvan het Lat. Sclavus maakte. Dit woord drong ook in Duitschland door (Sklave) en kreeg de bet. van lijfeigene, toen de Duitschers dezen Slavischen stam onderwierpen.

Uitleenwoordenboeken

N. van der Sijs (2010), Nederlandse woorden wereldwijd, Den Haag; met aanvullingen uit Uitleenwoordenbank 2015

slaaf ‘lijfeigene’ -> Negerhollands slaav, slāvun, slāun ‘lijfeigene’; Sranantongo srafu (ouder: slaafoe, slave) ‘lijfeigene’; Surinaams-Javaans slaf ‘lijfeigene’.

Dateringen of neologismen

N. van der Sijs (2001), Chronologisch woordenboek: de ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, Amsterdam

slaaf lijfeigene 1285 [CG Rijmb.] <ME Latijn

Overige werken

Woordenboek der Nederlandsche taal (WNT) & Middelnederlandsch woordenboek (MNW) & Vroegmiddelnederlands woordenboek (VMNW) & Oudnederlands woordenboek (ONW) – alle onderdeel van de Geïntegreerde Taalbank (GTB)

Zoek dit woord op in het WNT, MNW, VMNW, ONW.

Hosted by Instituut voor de Nederlandse Taal