Wie vond de kruisiging uit?

Waarom kwam kruisiging zo veel voor - en waar komt deze pijnlijke terechtstellingsmethode vandaan?

Soms braken de Romeinen de scheenbenen van de gekruisigde om het lijden te verkorten.

De kruisiging werd waarschijnlijk in de 6e eeuw v.Chr. uitgevonden door de Perzen. De pijnlijke straf verspreidde zich vanuit Perzië over het Middellandse Zeegebied en was met name bijzonder geliefd bij de Romeinen.

Vooral struikrovers, verraders, slaven en piraten vonden de dood aan het kruis. De straf moest zo pijnlijk en vernederend zijn dat hij een afschrikwekkende werking had. De veroordeelde werd met touw aan het kruis vastgebonden of eraan vastgenageld met lange spijkers door de polsen en hielen.

Lange lijdensweg

Er waren verschillende soorten kruizen. Naast de veelgebruikte T-vorm waren er het X-kruis (andreaskruis) en het Latijnse kruis, waaraan Jezus zou zijn gestorven. De veroordeelde droeg zelf de dwarsbalk van circa 50 kilo, de verticale paal stond al op de executieplaats. In het beste geval trad de dood na een paar uur in, maar het kon ook wel vier dagen duren. De doodsoorzaak was bloedverlies, hartstilstand, uitdroging of verstikking.

Scheenbenen werden gebroken

Soms werden de benen van de gekruisigde gebroken. Dat was geen extra straf, maar een manier om het lijden te verkorten. Als het lichaam vrij aan de armen hing, hield de ademhaling al snel op. Kruisiging was een zware straf, volgens de Romeinse redenaar Cicero zelfs ‘de wreedste en meest walgelijke’ die er bestond.

Toen Constantijn de Grote in 313 n.Chr. het christendom tot staatsgodsdienst maakte, schafte hij de kruisdood af uit eerbied voor Jezus.

Vroeger werden Joden in Europa ervan beschuldigd dat ze kinderen van christenen kruisigden.