Op 1 juni 2014 werd het statuut van de verlengde minderjarigheid en de bijstand door een gerechtelijk raadsman opgeheven en geïntegreerd in een algemeen beschermingsstatuut, met het bewind als basis.
Dit 'bewind' laat de vrederechter toe om een bescherming op maat te moduleren waarbij in de eerste plaats naar de mogelijkheden van de betrokkene wordt gekeken.
De rechter beslist voor welke beslissingen de te beschermen persoon bescherming en begeleiding nodig heeft van een bewindvoerder. Hierbij wordt aandacht geschonken aan het onderscheid tussen handelingen die de persoon raken en handelingen die betrekking hebben op het beheer van goederen. De bewindvoerder kan maar moet niet dezelfde persoon zijn voor beide soort handelingen. Er kan dus een bewindvoerder zijn voor de persoonsgebonden zaken en een andere voor de handelingen met betrekking tot het vermogen.
De aanstelling van een vertrouwenspersoon is mogelijk maar niet verplicht
De figuur van de toeziende voogd werd afgeschaft.
De oude en inmiddels afgeschafte regeling met betrekking tot de verlengde minderjarigheid voorzag dat als iemand met een beperking achttien jaar werd en kon beslist worden om de minderjarigheid te verlengen. Door deze verlengde minderjarigheid werden deze mensen volledig handelingsonbekwaam en konden deze dus ook niet trouwen.
Deze regeling werd vervangen door de nieuwe alomvattende regeling van het bewind bij wet van 1 juni 2014.
De vrederechter benoemt de bewindvoerder op vraag van de ouders, of dichte familieleden of verzorgenden.
De vrederechter zal geval per geval en handeling per handeling kunnen oordelen over onbekwaamheid, bekwaamheid of bekwaamheid met bijstand.