Krachtens art. 1278, tweede lid Ger.W. werkt het vonnis of arrest waarbij de echtscheiding wordt uitgesproken, ten aanzien van de echtgenoten, wat hun goederen betreft, terug tot op de dag waarop de vordering is ingesteld en, wanneer er meer dan één vordering is, tot op de dag waarop de eerste is ingesteld, ongeacht of zij werd toegewezen of niet.
Door de ontbinding van een huwelijksvermogensstelsel met een gemeenschap van goederen, ontstaat tussen de gewezen echtgenoten een post-communautaire onverdeeldheid, die de goederen bevat die deel uitmaakten van de gemeenschap op het ogenblik waarop de ontbinding van het huwelijk tussen de echtgenoten terugwerkt, evenals de vruchten die deze goederen nadien hebben opgebracht.
Krachtens art. 577-2, § 3 BW heeft de mede-eigenaar deel in de rechten en draagt hij bij in de lasten van de eigendom naar verhouding van zijn aandeel.
Krachtens art. 577-2, § 5 BW heeft de mede-eigenaar recht op het gebruik en het genot van de gemeenschappelijke zaak, overeenkomstig haar bestemming en in zoverre dit verenigbaar is met het recht van zijn deelgenoten.
Hieruit volgt dat de deelgenoot die alleen het genot van een onverdeeld goed heeft gehad, voor dit uitsluitend genot aan de deelgenoten een vergoeding verschuldigd is.
Het krachtens art. 223, eerste en tweede lid BW of art. 1280, eerste lid Ger.W. toegekende uitsluitend genot van de gezinswoning kan, naargelang van het geval, zijn toegekend als uitvoering in natura van de hulpverplichting tussen de echtgenoten tijdens het huwelijk of als loutere bestuursmaatregel.
Wordt het uitsluitend genot van de gezinswoning toegekend als uitvoering in natura van de hulpverplichting tussen echtgenoten, dan is er, naargelang van hetgeen waarmee de vrederechter of de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg rekening heeft gehouden, aanleiding tot verrekening van dit genot van de echtgenoot op zijn aandeel in de inkomsten van de onverdeelde goederen en wordt, in het geval het aandeel van de onderhoudsgerechtigde echtgenoot in de onverdeelde inkomsten hoger is dan het genoten voordeel, dit genot in zoverre beschouwd als een voorschot op dit aandeel.
De enkele omstandigheid dat de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg in zijn beschikking genomen op grond van art. 1280 Ger.W. geoordeeld heeft over de bijdrage van de partijen in de kosten voor het onderhoud en de opvoeding van de kinderen en over de bijdrage in de lasten met betrekking tot het woonkrediet, rekening houdend met alle gegevens, waaronder de behuizing van de partijen, en het uitsluitend genot van de gezinswoning aan de verweerder toekent, houdt niet in dat de rechter, die uitspraak doet over de vereffening-verdeling, niet kan oordelen dat de echtgenoot die tijdens de echtscheidingsprocedure alleen het genot van de gezinswoning had een vergoeding verschuldigd is voor dit genot.