Wettelijke bron: artikel 63 Arbeidsovereenkomstenwet.
Wanneer een werkgever een arbeider ontslaat om redenen die geen verband houdt met zijn geschiktheid of gedrag op het werk, dan wel op onredelijke wijze hiermee verband houdt, en ook in geen verband staan met de werking van de onderneming heeft de ontslagen arbeider recht op een vergoeding van 6 maand loon.
Gedragingen die zich hebben voorgedaan voor de tewerkstelling kunnen een gegronde reden tot ontslag uitmaken evenals ernstige feiten in het privéleven van de arbeider.
Krachtens artikel 63, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet, wordt onder willekeurige afdanking , voor de toepassing van dit artikel, verstaan, het ontslag van een werkman die is aangeworven voor een onbepaalde tijd, om redenen die geen verband houden met de geschiktheid of het gedrag van de werkman of die niet berusten op de noodwendigheden inzake de werking van de onderneming, de instelling of de dienst.
Die bepaling beperkt de redenen die van aard zijn het willekeurig karakter van het ontslag uit te sluiten doordat ze verband houden met het gedrag of de houding van de werkman, niet tot het strikte kader van de contractuele betrekkingen.
Het arrest dat beslist dat de eiseres "het in artikel 63 van voornoemde wet van 3 juli 1978 ingevoerde vermoeden niet weerlegt" en de verweerder een "ongeschikte houding" ten laste legt, stelt dat laatstgenoemde "in dienst was van [de eiseres] van dinsdag 1 tot maandag 7 januari 2008", en dat, "rekening houdend met het feit dat de eerste januari een verlofdag [is], hij dus in werkelijkheid gedurende vier dagen bij [de eiseres] tewerkgesteld was" en oordeelt dat, "zo een ongepaste gedraging [van de verweerder] diens ontslag rechtvaardigt, [die houding] zich beslist moest voordoen tijdens die periode".
Door het onderzoek van het gedrag van de verweerder te beperken tot de loutere periode waardoor de partijen door een arbeidsovereenkomst gebonden zijn, schendt het arrest artikel 63, eerste lid, Arbeidsovereenkomstenwet.