Een procespartij heeft belang tegen een beslissing waarbij zij alles heeft gekregen wat zij van de eerste rechter vorderde om hoger beroep in te stellen om een eigen fout, nalatigheid of verzuim recht te zetten.
Het hoger beroep is onderworpen aan specifieke toelaatbaarheidsvereisten die niet zonder meer samenvallen met de toelaatbaarheidsvereisten voor een eis. Om hoger beroep te kunnen instellen moet men partij zijn geweest in de procedure voor de eerste rechter.
Het hoger beroep kan geen nieuwe procesverhouding voor het eerst in hoger beroep doen ontstaan. Dit veronderstelt dat het hoger beroep enkel gericht kan worden tegen een partij van wie men voor de eerste rechter iets heeft gevorderd, tegen dewelke men zich voor de eerste rechter heeft verweerd of minstens tegen dewelke men voor de eerste rechter heeft geconcludeerd. Kortom er ontstaat een procesverband voor de eerste rechter vanaf het ogenblik dat partijen enige betwisting voeren over een geschilpunt van feitelijke of juridische aard of tegen elkaar concluderen.
Wanneer een procespartij haar rechtspositie kan verbeteren door hoger beroep in te stellen, heeft deze procespartij het vereiste belang om hoger beroep aan te tekenen. Zo is het hoger beroep van een procespartij tegen een beslissing waarbij zij alles heeft gekregen wat zij van de eerste rechter vorderde, toelaatbaar wanneer deze procespartij hoger beroep instelt om een eigen fout, nalatigheid of verzuim recht te zetten.
Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn (zoals in deze rechtszaak) wanneer hoger beroep wordt aangtekend tegen tussenvonnissen en tegen alle gedaagden in hoger beroep teneinde een deskundigen-onderzoek te bekomen dat op tegenspraak wordt gevoerd tegen alle betrokken partijen, zodat de beroep die beroep aantekent haar rechtspositie kan verbeteren en zij derhalve het vereiste belang heeft om hoger beroep in te stellen tegen de tussenvonnissen.
Krachtens artikel 1050, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek kan er enkel hoger beroep worden aangetekend tegen een maatregel alvorens recht te doen samen met het hoger beroep tegen een eindvonnis. Het hoger beroep tegen een maatregel alvorens recht te doen dat niet samen maar na het hoger beroep tegen een eindvonnis wordt ingesteld, is ontoelaatbaar.
Een tussenvonnis houdt een zuivere maatregel in alvorens recht te doen wanneer in dat tussenvonnis geen enkel geschilpunt van feitelijke of juridische aard beslecht. Tegen een dergelijk tussenvonnis kan bijgevolg enkel hoger beroep ingesteld worden samen met het hoger beroep tegen een eindvonnis.
Een eindvonnis in de zin van artikel 1050, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek is een eindbeslissing van de rechter over de toelaatbaarheid of de gegrondheid van een eis.
Een tussenvonnis is een eindvonnis in de zin van artikel 1050, tweede lid van het Gerechtelijk Wetboek wanneer de eerste rechter in dat tussenvonnis een eindbeslissing neemt over de toelaatbaarheid en de gegrondheid van de eis.
Het behoort tot de rechtsmacht van de rechter enkel om te beoordelen of een eis tot tussenkomst van een derde partij toelaatbaar is, niet of deze eis opportuun is. De opportuniteit om een bepaalde derde al dan niet te betrekken in een lopende procedure, behoort tot het beschikkingsrecht van de procespartijen. Get oordeel van de rechter over de oppotuniteit van de een eis tot tussenkomst van een derde miskent de autonomie van de procespartijen.
Een rechter kan niet meer oordelen over de oppotuniteit van een deskundigenonderzoek in een tussenvonnis wanneer hij zijn rechtsmacht hierover reeds eerder heeft uitgeput door een deskundigenonderzoek te bevelen.
Een deskundigenonderzoek bevolen kan bevolen worden zelfs wanneer een begin van bewijs van het beweerde gebrek niet voorligt. Het recht op bewijs, dat voortvloeit uit het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en uit artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, is het recht van elke procespartij om enerzijds de bewijzen waarover zij beschikt voor te leggen en anderzijds te verzoeken dat de bewijzen waarover zij nog niet beschikt, zouden worden vergaard aan de hand van de nodige onderzoeksmaatregelen (in deze zin:
Dat recht op bewijs verhindert onder meer dat de rechter een onderzoeksmaatregel zou weigeren om de enkele reden dat de aangevoerde feiten niet bewezen worden of omdat niet reeds andere bewijsmiddelen worden aangebracht (Let wel dit belet niet dat de rechter het deskundigenonderzoek afwijst wanneer hij oordeelt dat het deskundigenonderzoek niet kan bijdragen tot de waarheidsvinding of de beslechting van het geschil).
Een rechter kan niet weigeren om een eis bij verstek toe te kennen op grond van kennelijk onredelijkheid en dus strijdigheid met de openbare orde zou zijn, wanneer zij anderzijds de eisende partij op verstek niet toelaat om bewijs te leveren tegen de verwerende partij. Een rechter kan kan onmogelijk besluiten tot de onredelijkheid van een eis en ter zelfde tijd het recht op bewijs van een eis miskennen (artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek).
De (verruimde) devolutieve werking van het hoger beroep houdt in dat het gehele geschil definitief voor dit hof gebracht wordt, met inbegrip van de geschilpunten die nog niet beslecht werden door de eerste rechter. Dit principe kent enkel uitzondering wanneer het hof de beslissing van de eerste rechter zou bevestigen, in welk geval het hof de zaak terug zou moeten verwijzen naar de eerste rechter voor de uitvoering van het deskundigen-onderzoek en de beslechting van dit geschil op basis van het resultaat van deze expertise (art. 1068, tweede lid Ger.W.).
Wanneer de rechter in hoger beroep, na het hoger beroep gegrond te hebben verklaard, het beroepen vonnis tenietdoet, wijzigt of hervormt en zelf uitspraak doet over het geschil, mag hij de zaak niet naar de eerste rechter verwijzen wanneer hij vervolgens zelf een onderzoeksmaatregel beveelt, ook al is die dezelfde als deze die bevolen werd door het beroepen vonnis.