Het in art. 187, § 6, 1o Sv. bedoelde begrip «overmacht» bestaat uit een niet te voorziene en onoverkomelijke hindernis die tot gevolg heeft dat de afwezigheid van de veroordeelde in de rechtspleging die tot de verstekbeslissing heeft geleid, niet aan hem te wijten is
Het begrip wettige reden van verschoning moet in die zin worden uitgelegd dat het de gevallen dekt die geen geval van overmacht uitmaken en waarin de eiser in verzet kennis had van de dagvaarding maar een reden aanvoert waaruit blijkt dat zijn afwezigheid niet betekende dat hij wenste af te zien van zijn recht om te verschijnen en zich te verdedigen, dan wel de bedoeling had zich aan het gerecht te onttrekken
(GwH 21 december 2017, nr. 2017, § B.35.2, die dienaangaande verwijst naar de parlementaire voorbereiding van de wet van 5 februari 2016 tot wijziging van het strafrecht en de strafvordering en houdende diverse bepalingen inzake justitie, de zogenaamde "Potpourri II-wet", Parl. St. Kamer, nr. 54, 1418).
Daarvoor had het Hof reeds gesteld dat overmacht betrekking heeft op een onvoorzienbare en onoverkomelijke hindernis, waardoor de afwezigheid van de verzetdoende partij in de procedure op verstek die tot de bestreden verstekbeslissing heeft geleid, hem niet toerekenbaar was, maar ook dat, een wettige reden van verschoning elke ter verklaring van deze afwezigheid aangevoerde omstandigheid is waarvoor enig begrip kan worden opgebracht en zonder dat de verstekdoende partij een fout of nalatigheid kan worden verweten. (Cass. 25 april 2017, AR P.17.0066.N, AC 2017, nr. 286) Wat betreft het verzet tegen het verstekvonnis van de strafuitvoeringsrechtbank die een strafuitvoeringsmodaliteit herroept die niet in artikel 96 Wet Strafuitvoering voorzien is, zie GwH 4 maart 2009, nr. 37/2009; Cass. 14 december 2016, AR P.16.1155.F, AC 2016, nr. 727 met concl. van advocaat-generaal VANDERMEERSCH in Pas. 2016, nr. 727.
Geen enkele wetsbepaling legt de rechter die uitspraak doet over de gegrondheid van de door de eiser in verzet als, enerzijds, overmacht en, anderzijds, wettige reden van verschoning aangevoerde omstandigheden, de verplichting op om met afzonderlijke redenen uitspraak te doen of in zijn beslissing uitdrukkelijk te beklemtonen dat hij die feitelijke gegevens afzonderlijk in het licht van de begrippen overmacht en wettige reden van verschoning heeft onderzocht, voor zover hij de gebruikelijke betekenis van die begrippen niet miskent zoals die door de wetgever is bepaald (1). (1) Cass. 21 maart 2018, AR P.17.1062.F, AC 2018, nr. 196 met concl. van advocaat-generaal VANDERMEERSCH (2de middel, 1ste onderdeel) in Pas. 2018, nr. 196.
In zelfde zin: Cass. 3 april 2019, AR nr. P.19.0032.F. Zie ook: GwH 21 december 2017, nr. 148/2017, overweging B.35.2. Vgl. Cass. 11 oktober 2017, RW 2018-19, 636, noot; B. De Smet, Verstek en verzet in strafzaken, CABG, Gent, Larcier, 2017, 87.