Het art. Art. XX.45. bepaalt de voorwaarden voor de opening van de gerechtelijke organisatie.
De procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend indien de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn bedreigd is.
Indien de schuldenaar een rechtspersoon is, wordt de continuïteit van zijn onderneming in elk geval geacht bedreigd te zijn wanneer de verliezen het netto actief hebben herleid tot minder dan de helft van het maatschappelijk kapitaal.
De staat van faillissement van de schuldenaar sluit op zich niet uit dat een procedure van gerechtelijke reorganisatie kan worden geopend of voortgezet.
Het ontbreken van de in artikel XX.41, § 2, bepaalde stukken sluit niet uit dat toepassing wordt gemaakt van artikel XX.84, § 2.
Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die minder dan drie jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, kan de procedure van gerechtelijke reorganisatie enkel geopend worden indien ze strekt tot overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten.
Een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft geen schorsende werking, zoals beschreven in artikel XX.44, indien het uitgaat van een schuldenaar die minder dan zes maanden tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd, tenzij de rechtbank anders bepaalt in een met redenen omklede beslissing.
Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die meer dan drie maar minder dan vijf jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, mag de nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie niet terugkomen op de verworvenheden van de schuldeisers die zijn verkregen tijdens de vorige procedure.
De alhier verder besproken rechtspraak gaat de invoering van het WER vooraf. In de oude wet op de WCO werd niet met zoveel woorden bepaald dat de stukken nadien nog konden aangevuld.
Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die minder dan drie jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, kan de procedure van gerechtelijke reorganisatie enkel geopend worden indien ze strekt tot overdracht, onder gerechtelijk gezag, van het geheel of een gedeelte van haar activa of activiteiten.
Een verzoek tot gerechtelijke reorganisatie heeft geen schorsende werking, zoals beschreven in artikel XX.44, indien het uitgaat van een schuldenaar die minder dan zes maanden tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd, tenzij de rechtbank anders bepaalt in een met redenen omklede beslissing.
Wanneer het verzoek uitgaat van een schuldenaar die meer dan drie maar minder dan vijf jaar tevoren reeds het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie heeft aangevraagd en verkregen, mag de nieuwe procedure van gerechtelijke reorganisatie niet terugkomen op de verworvenheden van de schuldeisers die zijn verkregen tijdens de vorige procedure
samenvatting van de alhier verder besproken rechtspraak volgens de oude wet WCO
Artikel 23, eerste lid van de wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen bepaalt dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend zodat de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn, bedreigd is en het in artikel 57, § s van de wet bedoelde verzoekschrift is neergelegd.
Artikel 24, § 2 bepaalt dat indien de voorwaarden vermeld in artikel 23 vervuld lijken, de rechtbank de procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend verklaart en de duur bepaalt van de in artikel 16 van de wet bedoelde opschorting, die niet langer mag zijn dan zes maanden, bij ontstentenis verwerpt de rechtbank het verzoek.
Er worden derhalve slechts twee voorwaarden opgelegd door artikel 23, eerste lid van de wet van 31 januari 2009 voor de openverklaring van de procedure van gerechtelijke reorganisatie: het bestaan van een dreiging van de continuïteit en het neerleggen van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie.
Wanneer deze voorwaarden vervuld lijken, moet de rechtbank de opening van procedure van gerechtelijke reorganisatie toestaan.
De beoordelingsrnarge van de rechtbank bij het toelaten of het verwerpen van het verzoek is dan ook uiterst beperkt.
In de parlementaire voorbereiding van de wet wordt in dit verband het volgende gesteld: 'Het is nodig maar het volstaat dat de continuïteit van de onderneming bedreigd is op korte of middellange termijn, naar het oordeel van de schuldenaar, en dat de reorganisatieprocedure een deel van de oplossing kan bieden voor het gehele of gedeeltelijke behoud van de economische activiteit'. (Pad. St. Kamer, 2007-08, nr. 0160/002, 58).
Artikel 57, S 2, 4° van de wet van 3/ januari 2009 schrijft voor bij het verzoekschrift de twee recentste jaarrekeningen, of indien de schuldenaar een natuurlijke persoon is, de twee recentste aangiftes in de personenbelasting moeten worden gevolgd.
Volgens het bestreden vonnis kunnen deze jaarrekeningen niet meer bij het verzoekschrift worden gevoegd na de neerlegging ervan. Enkel de stukken vermeld onder § 2, 5° tot 9° van artikel 17 zouden nog gedurende een termijn an 14 dagen bij het verzoekschrift kunnen worden gevoegd (artikel 17, S4)
Deze interpretatie kan niet worden bij getreden.
Krachtens artikel 23 van de wet van 31 januari 2009 "met de procedure van gerechtelijke reorganisatie worden geopend zodra de continuïteit is bedreigd en in het artikel 17 § 1 bedoelde verzoekschrift is neergelegd".
Verder bepaalt artikel 41, § 2 van dezelfde wet dat de rechtbank ambtshalve de procedure van gerechtelijke reorganisatie kan beëindigen wanneer de schuldenaar de in artike157, § 2, tot 9 bepaalde stukken niet heeft neergelegd binnen een termijn van veertien dagen na de neerlegging van zijn verzoekschrift.
Dit houdt in dat de rechtbank de procedure van gerechtelijke reorganisatie kan toestaan, zelfs indien nog, niet alle stukken vereist door artikel 17, § 2, I° tot
9° zijn neergelegd. De procedure ingeleid met het oog op een minnelijk: akkoord kan dus worden geopend zonder dat alle stukken voorhanden zijn.
In voorliggend geval was het stuk dat ontbrak bij de neerlegging van het verzoekschrift, de aangifte aanslagjaar 2009, voorhanden op het moment dat het verzoek door de rechtbank werd, behandeld, namelijk op 3o december 2009.
A fortiori kan het feit dat deze aangifte niet gevoegd was bij het verzoekschrift ten tijde van de neerlegging, dan ook geen reden zijn om het verzoek onontvankelijk te verklaren.
Het bestreden vonnis heeft het verzoek bijgevolg ten onrechte niet ontvankelijk verklaard.
Hou er rekening mee dat deze rechtspraak dateert van voor de invoering van boek XX WER inzake het insolventierecht van kracht sinds 1 mei 2018:Dit maakt de rechtspraak daarom niet irrelevant, maar vergt een vergelijkend nazicht met de actuele wetgeving.
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming