Art. 23, eerste lid van de Wet van 31 januari 2009 betreffende de continuïteit van de ondernemingen bepaalt dat de procedure van gerechtelijke reorganisatie wordt geopend zodra de continuïteit van de onderneming, onmiddellijk of op termijn, bedreigd is en het in art. 17 § 1 van de wet bedoelde verzoekschrift is neergelegd.
Art. 24 § 2 bepaalt dat indien de voorwaarden vermeld in art. 2 3 vervuld lijken, de rechtbank de procedure van gerechtelijke reorganisatie geopend verklaart en de duur bepaalt van de in art. 16 van de wet bedoelde opschorting, die niet langer mag zijn dan zes maanden; bij ontstentenis verwerpt de rechtbank het verzoek.
Er worden derhalve slechts twee voorwaarden opgelegd door art. 2 3 eerste lid van de Wet van 31 januari 2009 voor de openverklaring van de procedure van gerechtelijke reorganisatie : het bestaan van een dreiging van de continuïteit en het neerleggen van een verzoekschrift tot gerechtelijke reorganisatie. Wanneer deze voorwaarden vervuld lijken, moet de rechtbank de opening van de procedure van gerechtelijke reorganisatie toestaan.
De beoordelingsmarge van de rechtbank bij het toelaten of het verwerpen van het verzoek is dan ook uiterst beperkt.
In de parlementaire voorbereiding van de wet wordt in dit verband het volgende gesteld : «Het is nodig maar het volstaat dat de continuïteit van de onderneming bedreigd is op korte of middellange termijn, naar het oordeel van de schuldenaar, en dat de reorganisatieprocedure een deel van de oplossing kan bieden voor het gehele of gedeeltelijke behoud van de economische activiteit» (Pari. St., Kamer, 2007-2008, nr. 0160/002, 58).
Hou er rekening mee dat deze rechtspraak dateert van voor de invoering van boek XX WER inzake het insolventierecht van kracht sinds 1 mei 2018:Dit maakt de rechtspraak daarom niet irrelevant, maar vergt een vergelijkend nazicht met de actuele wetgeving.
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming