Art. 38, § 1, eerste en tweede lid Ger.W. bepaalt dat ingeval een exploot niet kan worden betekend zoals bepaald in art. 35 Ger.W., de betekening bestaat in het achterlaten door de gerechtsdeurwaarder aan de woonplaats of, bij gebrek aan een woonplaats, aan de verblijfplaats van de geadresseerde, van een afschrift van het exploot onder gesloten omslag met vermelding van de in art. 44, eerste lid Ger.W. bepaalde gegevens. De gerechtsdeurwaarder vermeldt op het origineel van het exploot en op het betekend afschrift, de datum, het uur en de plaats waarop dit afschrift werd achtergelaten.
Art. 44, eerste lid Ger.W. bepaalt dat wanneer het afschrift niet aan de persoon zelf kan worden betekend, het wordt achtergelaten onder gesloten omslag, met de vermelding van het kantoor van de gerechtsdeurwaarder, de naam en voornaam van de geadresseerde, de plaats van betekening en de vermelding “Pro Justitia – dadelijk af te geven”. Op de omslag mag geen andere vermelding voorkomen.
Overeenkomstig het tweede lid van die bepaling wordt van het vervullen van al die formaliteiten melding gemaakt in het exploot en op het afschrift.
De vermelding van de in art. 44 Ger.W. bepaalde formaliteiten zijn niet op straffe van nietigheid voorgeschreven, zodat de niet-naleving ervan niet tot de nietigheid van de betekening kan leiden.
Geen enkele wettelijke bepaling vereist dat het exploot waarbij een in laatste aanleg gewezen gerechtelijke beslissing wordt betekend, de vermelding bevat van de mogelijkheid om cassatieberoep in te stellen en van de hiertoe vereiste vormen en termijnen.
Uit het civiele onderdeel van art. 6.1 EVRM kan geen verplichting worden afgeleid om bij de betekening van een rechterlijke beslissing op het initiatief van één van de bij die beslissing betrokken procespartijen, informatie te verstrekken over de rechtsmiddelen die tegen die beslissing kunnen worden ingesteld.