Krachtens art. 815, eerste lid BW kan niemand worden genoodzaakt in (toevallige) onverdeeldheid te blijven en kan de uitonverdeeldheidtreding steeds worden nagestreefd (M. Puelinckx-Coene, J. Verstraete, N. Geelhand en I. Verhaert, «Overzicht van rechtspraak (1996-2004): Erfenissen», TPR 2005, p. 620, nr. 256).
Een dergelijke vordering is onverjaarbaar (H. De Page, Traité élémentaire de droit civil belge, IX, Les successions, Brussel, Bruylant, 1946, p. 800, nr. 1085; M. Puelinckx-Coene, J. Verstraete, N. Geelhand en I. Verhaert, «Overzicht van rechtspraak (1996-2004): Erfenissen», TPR 2005, p. 620-621, nr. 257).
Een gebeurlijk vernieuwbare overeenkomst tot onverdeeldheid kan slechts voor maximaal vijf jaar binden.
Een bezitverkrijgende verjaring onderstelt dat een erfgenaam-deelgenoot een afzonderlijk erfgoed animo domino (d.w.z. met het inzicht om eigendomsrecht uit te oefenen en te verwerven) heeft bezeten. Het genot sinds jaar en dag van kan niet dienen om door verjaring te verkrijgen. Het betreft «louter vermogen» of «eenvoudig gedogen» in de zin van art. 2232 BW.
Het jarenlang vasthouden aan de onverdeeldheid maakt rechtsmisbruik of rechtsverwerking uit.