De KI stelde een persoon in vrijheid onder voorwaarden waaronder een verbod de woning te verlaten tussen 19 uur ’s avonds en 7 uur ’s morgens, tenzij om te gaan werken.
Elke vrijheidsbeperking moet echter een basis hebben in de nationale wetgeving, waarin zowel de criteria voor de toepassing van de vrijheidsbeperkende maatregel als de inhoud van deze maatregelen voldoende duidelijk en precies zijn omschreven, zodat ze voorzienbaar zijn.
Het bestreden arrest oordeelde enkel dat het gevaar voor recidive en collusie kan worden geneutraliseerd door het opleggen van een avondklok, terwijl uit geen enkel stuk bleek waarom een dergelijke voorwaarde het gevaar op recidive of collusie zou kunnen neutraliseren;
Aldus oordeelde het hof va cassatie dat de opgelegde voorwaarde het door het EVRM gewaarborgde fundamentele recht op vrije verplaatsing belemmert zonder dat de appelrechters de absolute noodzaak daartoe bijzonder motiveren.
Krachtens art. 35, § 1 en § 5 Voorlopige Hechteniswet kunnen de onderzoeksgerechten ambtshalve, op vordering van het openbaar ministerie of op verzoek van de verdachte, de betrokkene in vrijheid laten onder oplegging van een of meer voorwaarden voor de tijd die zij bepalen en maximum voor drie maanden. Paragraaf 3 van dat artikel bepaalt dat de voorwaarden betrekking moeten hebben op een van de redenen genoemd in art. 16, § 1, vierde lid, en daaraan aangepast zijn, in acht genomen de omstandigheden van de zaak.
De rechter oordeelt welswaar onaantastbaar in feite welke voorwaarden noodzakelijk zijn, gelet op de redenen vermeld in art. 16, § 1, vierde lid Voorlopige Hechteniswet, maar kan geen voorwaarden opleggen die in beginsel in strijd zijn met supranationale verdragsbepalingen die rechtstreekse werking hebben in de interne rechtsorde of die in beginsel strijdig zijn met de Grondwet, de nationale wetten of de algemene rechtsbeginselen, behalve wanneer hij de absolute noodzaak daarvan motiveert.
Het arrest oordeelde van de KI oordeelde dat het gevaar voor recidive en collusie kon worden geneutraliseerd door de eiser voorlopig in vrijheid te stellen onder de verplichting o.m. als voorwaarde na te leven: «3o) verbod de woning te verlaten tussen 19 uur ’s avonds en 7 uur ’s morgens, tenzij om te gaan werken.»
Welnu, Cassatie oordeelde dat dit verbod het recht op vrijheid van de inverdenkinggestelde belemmert , zonder dat de appelrechters de absolute noodzaak ervan gemotiveerd hebben.
Op die gronden werd het cassatieberoep gegrond verklaard.