Op grond van het nieuwe artikel 1047 van het Gerechtelijk Wetboek, zoals gewijzigd door Potpourri V van 6 juli 2017, kunnen enkel de verstekvonnissen gewezen in laatste aanleg nog het voorwerp uitmaken van verzet, behalve de uitzonderingen die de wet voorziet. Artikel 14, tweede lidFaill.W. (huidig art. XX.108, § 2 WER) is zo een uitzondering.
Artikel 14, tweede alinea, van de faillissementswet (thans Art. XX.108. WER) bepaalt evenwel dat elke uitspraak waarbij een faillissement wordt uitgesproken of waarbij de datum van staking van betaling wordt vastgesteld, door verzet kan worden aangevochten door de versteklatende partij.
In overeenstemming met het adagium Specialia generalibus derogant wijkt het speciale regime dat voortvloeit uit deze wettelijke bepaling af van de algemene regel die voortvloeit uit het nieuwe artikel 1047 van het Gerechtelijk Wetboek. Een verstekvonnis in faillissement of vonnis tot vaststelling van de datum van staking van betaling bij verstelk gewezen is derhalve vatbaar voor verzet.
zie ook de wijziging in de faillissementswetgeving in:
Uittreksel uit het wetboek van economisch recht
Boek XX insolventie van de onderneming
Art.XX.2. [1 Geen verzet of hoger beroep staat open tegen:
1° de beslissingen van de kamers voor ondernemingen in moeilijkheden bedoeld in artikel XX.29;
2° de beslissingen waarbij een gedelegeerd rechter, een rechter-commissaris of een insolventiefunctionaris wordt benoemd of vervangen;
3° de beslissingen van de rechter-commissaris waarbij overeenkomstig artikel XX.122 uitstel of afstel wordt verleend voor de verkoop van in beslag genomen voorwerpen;
4° de beslissingen van de rechter-commissaris waarbij de verkoop van goederen en koopwaren die tot het faillissement behoren, wordt toegestaan;
5° de vonnissen waarbij uitspraak wordt gedaan over de betwistingen inzake de afgifte, aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin, van de huisraad en de voorwerpen nodig voor eigen gebruik, evenals inzake de toekenning van levensonderhoud aan de gefailleerde natuurlijke persoon en aan zijn gezin;
6° de vonnissen waarbij uitspraak wordt gedaan over het beroep tegen de beschikkingen die de rechter-commissaris of gedelegeerd rechter heeft gegeven bij de vervulling van zijn opdracht.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art.XX.34. [1 Verzet tegen de beslissingen gewezen in toepassing van de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 is niet toegelaten.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art.XX.35. [1 Hoger beroep tegen de beslissingen bedoeld in de artikelen XX.30, XX.31 en XX.32 wordt ingesteld bij verzoekschrift dat ter griffie van het hof van beroep wordt neergelegd binnen een termijn van acht dagen na bekendmaking van het vonnis of bevelschrift. De griffier van het hof van beroep geeft kennis van het verzoekschrift aan de gebeurlijke geïntimeerde en, in voorkomend geval, bij gewone brief of elektronische mededeling aan zijn advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de neerlegging van het verzoekschrift.]1
Art. XX.47. [1 Tegen het vonnis dat beslist over de vordering tot het openen van een procedure van gerechtelijke reorganisatie staat geen verzet open.
Het hoger beroep ertegen wordt ingesteld bij verzoekschrift, neergelegd op de griffie van het hof van beroep binnen acht dagen na de kennisgeving van het vonnis. De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de eventuele geïntimeerde en in voorkomend geval bij gewone brief aan zijn advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag die volgt op de neerlegging.
Als het vonnis de vordering verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op.
De zaak wordt behandeld, bij hoogdringendheid, op de inleidingszitting of op een nabijgelegen zitting. De gedelegeerd rechter wordt gehoord in zijn verslag. Het verslag kan evenwel ook neergelegd worden in het register uiterlijk twee dagen voor de zitting.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.59. [1 § 1. Op verzoek van de schuldenaar of van de gerechtsmandataris in het geval van een procedure van overdracht onder gerechtelijk gezag bedoeld in artikel XX.84 kan de rechtbank de overeenkomstig artikel XX.46, § 2, of overeenkomstig dit artikel verleende opschorting verlengen voor de duur die de rechtbank bepaalt.
De rechtbank oordeelt op verslag van de gedelegeerd rechter. Deze laatste legt zijn verslag in het register neer uiterlijk twee werkdagen voor de zitting.
De maximale duur van de verlengde opschorting bedraagt niet meer dan twaalf maanden vanaf het vonnis dat de opschorting toestaat.
Op straffe van onontvankelijkheid, dient het verzoekschrift uiterlijk vijftien dagen voor het einde van de toegekende termijn te worden neergelegd.
§ 2. In buitengewone omstandigheden en wanneer het belang van de schuldeisers dit toelaat, kan deze termijn echter worden verlengd met maximaal zes maanden.
Buitengewone omstandigheden in de zin van deze bepaling zijn in het bijzonder de grootte van de onderneming, de complexiteit van de zaak of de hoegrootheid van het behoud van de werkgelegenheid.
§ 3. Tegen de beslissingen gewezen op grond van dit artikel is geen verzet of hoger beroep toegelaten.
§ 4. Het vonnis dat de verlenging toestaat, wordt door toedoen van de griffier binnen een termijn van vijf dagen na de dagtekening ervan bekendgemaakt bij uittreksel in het Belgisch Staatsblad.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.79. [1 § 1. Binnen vijftien dagen na de zitting, en in elk geval vóór de vervaldag van de met toepassing van de artikelen XX.48 en XX.59 bepaalde opschorting, beslist de rechtbank of zij al dan niet het reorganisatieplan homologeert.
§ 2. Indien de rechtbank oordeelt dat de pleegvormen niet werden nageleefd of dat het plan de openbare orde schendt, mag zij bij een met redenen omklede beslissing en vooraleer recht te doen, aan de schuldenaar toestaan een aangepast reorganisatieplan aan de schuldeisers voor te leggen volgens de pleegvormen van artikel XX.77. De rechtbank vermeldt in een enkele beslissing alle bezwaren die zij meent te moeten opwerpen ten aanzien van het voorgelegde reorganisatieplan. In dit geval beslist zij dat de periode van opschorting wordt verlengd, zonder dat de bij artikel XX.59 bepaalde maximumtermijn echter kan worden overschreden. Zij stelt ook de datum vast van de zitting waarop zal overgegaan worden tot de stemming over het plan. Tegen de op grond van deze paragraaf gewezen beslissingen kan slechts hoger beroep of verzet worden ingesteld samen met het eindvonnis over de homologatie.
Art. XX.81. [1 Tegen het vonnis dat oordeelt over de homologatie staat geen verzet open.
Hoger beroep kan worden ingesteld door de schuldenaar, indien de homologatie wordt geweigerd, en door de partijen die tijdens de procedure in het geding bij verzoekschrift zijn tussengekomen, indien de homologatie wordt toegekend. Het door een schuldeiser ingestelde hoger beroep is gericht tegen alle partijen die in het geding zijn tussengekomen alsook tegen de schuldenaar.
Het hoger beroep wordt ingesteld bij verzoekschrift dat op de griffie van het hof van beroep wordt neergelegd binnen vijftien dagen na de kennisgeving van het vonnis. Het kan worden ingesteld zelfs voor de bekendmaking van de beslissing over de homologatie.
De zaak wordt behandeld, bij hoogdringendheid, op de inleidingszitting of op een nabijgelegen zitting. De gedelegeerd rechter wordt gehoord in zijn verslag. Het verslag kan evenwel ook schriftelijk worden gedaan en moet dan neergelegd worden in het register uiterlijk twee dagen voor de zitting.
De rechter in hoger beroep beschikt over de mogelijkheden geboden in artikel XX.79.
De griffier van het hof van beroep geeft bij gerechtsbrief kennis van het verzoekschrift aan de geïntimeerden en, in voorkomend geval, aan hun advocaat, uiterlijk op de eerste werkdag na de neerlegging ervan.
Als het vonnis de homologatie verwerpt, schort het hoger beroep de uitspraak op.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.108.[1 § 1. Ieder vonnis van faillietverklaring of ieder vonnis waarbij het tijdstip van staking van betaling wordt vastgesteld, is bij voorraad en op de minuut vanaf de uitspraak uitvoerbaar.
§ 2. Tegen het vonnis kan verzet worden gedaan door de verstekdoende partijen en derdenverzet door de belanghebbenden die daarbij geen partij zijn geweest.
§ 3. Het verzet is slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen vijftien dagen na de betekening van het vonnis.
Indien het faillissement van een in [2 artikel I.1, eerste lid, 1°, c)]2, van dit boek bepaalde onderneming, of een rechtspersoon waarvan de vennoten onbeperkt aansprakelijk zijn, betreft, is het verzet uitgaande van een vennoot die niet op de hoogte gebracht is of geen kennis gekregen heeft van de aangifte van faillissement slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen de zes maanden na de opneming van de bekendmaking van het faillissement in het Belgisch Staatsblad, en ieder geval, binnen vijftien dagen na kennisname van het vonnis.
Het derdenverzet is slechts ontvankelijk indien het wordt gedaan binnen vijftien dagen na de opneming van de bekendmaking van het faillissement in het Belgisch Staatsblad.
De termijn om hoger beroep in te stellen tegen het vonnis, is vijftien dagen te rekenen vanaf de bekendmaking bedoeld in artikel XX.107.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
(2)<W 2018-04-15/14, art. 233, 059; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.109. [1 Hoger beroep, verzet of derdenverzet tegen het vonnis van faillietverklaring of tegen het vonnis dat de faillietverklaring afwijst, worden zonder verwijl in staat gesteld.
De curator dient in de zaak te worden betrokken voor het sluiten van de debatten.
Op verzoek van de meest gerede partij wordt de zaak vastgesteld om gepleit te worden binnen een maand volgend op het verzoek tot bepaling van de rechtsdag.]
Art. XX.120.[1 § 1. Alle beslagen gelegd vóór het vonnis van faillietverklaring worden geschorst.
Indien evenwel de dag van de gedwongen verkoop van de in beslag genomen roerende goederen voor dat vonnis was bepaald en door aanplakking bekendgemaakt, geschiedt die verkoop voor rekening van de boedel. Wanneer het belang van de boedel het vereist, kan de rechter-commissaris op verzoek van de curatoren, en na de oproeping van [2 de ingeschreven of geregistreerde hypothecaire en bevoorrechte schuldeisers, de beslagleggende schuldeiser]2 bij gerechtsbrief ten minste acht dagen voor de zitting, uitstel of afstel van de verkoop toestaan.
Indien voorafgaand aan dit vonnis, de beschikking gewezen overeenkomstig de artikelen 1580, 1580bis en 1580ter van het Gerechtelijk Wetboek, niet langer vatbaar is voor het verzet bedoeld in de artikelen 1033 en 1034 van hetzelfde Wetboek, kunnen de verkoopverrichtingen na uitvoerend onroerend beslag eveneens voor rekening van de boedel worden voortgezet.
Art. XX.163. [1 Op de dag bepaald voor de behandeling van de betwistingen beslist de rechtbank, zonder voorafgaande dagvaarding, zo mogelijk bij een enkel vonnis, over alle betwistingen. Dit vonnis wordt gewezen, nadat de curatoren, de gefailleerde en de schuldeisers die bezwaren hebben ingebracht en zij die aangifte hebben gedaan, indien zij verschijnen, zijn gehoord. Tegen het vonnis staat geen verzet open.
De betwistingen die niet onmiddellijk in beraad worden genomen, worden afzonderlijk en verder behandeld volgens de gewone rechtspleging met voorrang boven alle andere zaken.]1
----------
(1)<Ingevoegd bij W 2017-08-11/14, art. 3, 058; Inwerkingtreding : 01-05-2018>
Art. XX.239. [1 Iedere schuldeiser wiens schuldvordering, hoofdsom, interest en kosten, niet geheel is voldaan, en iedere andere belanghebbende kan binnen een maand na de bekendmaking in het Belgisch Staatsblad, tegen de rehabilitatie bij eenvoudige akte ter griffie verzet doen onder overlegging van bewijsstukken. De schuldeiser die verzet doet, kan nooit als partij optreden in de procedure tot rehabilitatie.]1