De verstekprocedure geen afbreuk kan doen de werking van het recht op bewijs. Volgens het hof van beroep te Antwerpen kan de rechter, wanneer hij een partij niet toelaat om bewijs te leveren tegen een verstek latende partij, onmogelijk oordelen dat de eis tegen de verstek latende partij kennelijk onredelijk zou zijn, zonder het recht op bewijs van de verzoekende partij te miskennen en artikel 806 Ger.W. te schenden, waarbij ook artikel 980 Ger.W. mee.
Om deze redenering goed te kunnen volgen dient even stilgestaan bij de inwilligingsplicht op verstek ingevolge de Potpourri wetgeving met artikel 806 Ger.W. luidend als volgt: “In het verstekvonnis willigt de rechter de vorderingen of verweermiddelen van de verschijnende partij in, behalve in zoverre de rechtspleging, die vorderingen of middelen strijdig zijn met de openbare orde, met inbegrip van de rechtsregels die de rechter krachtens de wet ambtshalve kan toepassen".
Een rechter kan niet oordelen dat een deskundigenonderzoek enkel kan bevolen worden wanneer een begin van bewijs van het beweerde gebrek voorligt. Het recht op bewijs, dat voortvloeit uit het algemeen rechtsbeginsel van het recht van verdediging en uit artikel 6 van het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens, is het recht van elke procespartij om enerzijds de bewijzen waarover zij beschikt voor te leggen en anderzijds te verzoeken dat de bewijzen waarover zij nog niet beschikt, zouden worden vergaard aan de hand van de nodige onderzoeksmaatregelen (in deze zin: Cass. 25 september 2000, Arr.Cass. 2000, 1424).
Dat recht op bewijs verhindert onder meer dat de rechter een onderzoeksmaatregel zou weigeren om de enkele reden dat de aangevoerde feiten niet bewezen worden of omdat niet reeds andere bewijsmiddelen worden aangebracht (in deze zin: Cass. 17 september 1999, Arr.Cass. 1999, 1122; Cass. 18 maart 1991, Arr.Cass. 1991, 747; Cass.16 september 1996, Arr.Cass. 1996, 754 en Cass. 5 december 1994, Pas. 1994, I, 1053).
Een rechter schendt artikel 806 van het Gerechtelijk Wetboek, wanneer deze oordeelt het toekennen van een eis op verstek, kennelijk onredelijk en dus strijdig met de openbare orde zou zijn, wanneer hij de eiser niet toelaat om bewijs te leveren tegen de verstek latende verweerder.