Kwijtschelding van de borg vergt onderzoek naar de proportionaliteit, meer bepaald naar de vraag of de borgstellingen in het voordeel van de kredietverstrekkers die na faillissement blijven aandringen in casu zelfs op de ex-echtgenote door EUROPABANK NV, KBC-BANK NV en FIDUCRE NV voor de kredieten die de handelaar voor zijn handel bekwam, in verhouding staan tot verdere inkomsten en patrimonium'.
In vele gevallen zal het antwoord op deze vraag in het voordeel van de handelaar dienen beantwoord en zal vastgesteld worden dat de eigen middelen van de handelaar, diens echtgenote of de borgsteller eerder laag waren, zo niet uitgeput door eerdere investeringen in de zaak.
Hierbij mag men niet uit het oog verliezen dat de meeste zelfstandigen een zeer klein inkomen halen uit hun zelfstandige activiteit en zeker zij die verschoond werden en dus verondersteld worden om geen te hoge inkomsten uit de zaak gehaald te hebben. Vaak hebben zij hun laatste cent in de zaak gestoken en zichzelf maanden geen loon toegekend.
Bij aanvang bezaten deze handelaars veelal niet over voldoende geldmiddelen, om te voorzien in de nodige liquiditeiten voor de handelszaak.
Naast de inbreng van hun arbeid, aanvaarden zij voor het welslagen van de beoogde handel een kredietrisico. Zij worden hierin veelal gevolgd door hun echtgenote of naaste familieleden.
En ja niet alleen de handelaar, maar ook de kredietverschaffer investeert en neemt risico.
Vaak stellen we vast dat gereputeerde financiële instellingen de natuurlijke personen na een faillissement gerust laten, weze het niet om ethische redenen maar wel om economische redenen, gezien deze pogingen tot verdere recuperatie in de regel meer kosten dan baten opleveren.