Het door artikel 6, 1. EVRM gewaarborgde recht van toegang tot de rechter, zoals uitgelegd door het Europees Hof voor de Rechten van de Mens, belet de lidstaten niet om het instellen van rechtsmiddelen afhankelijk te maken van voorwaarden, voor zover die voorwaarden een wettig doel dienen en er een redelijke verhouding bestaat tussen de opgelegde voorwaarden en het nagestreefde doel.
Die voorwaarden mogen niet ertoe leiden dat het recht op het instellen van het rechtsmiddel in de kern wordt aangetast. Bij de toepassing van die voorwaarden mag de rechter niet overdreven formalistisch zijn zodat de billijkheid van de procedure wordt aangetast of overdreven soepel zodat de opgelegde voorwaarden inhoudsloos worden.
Artikel 204 Wetboek van Strafvordering bepaalt:
“Op straffe van verval van het hoger beroep bepaalt het verzoekschrift nauwkeurig de grieven die tegen het vonnis worden ingebracht, met inbegrip van de procedurele grieven, en wordt het verzoekschrift binnen dezelfde termijn en op dezelfde griffie ingediend als de in artikel 203 bedoelde verklaring. Het verzoekschrift wordt ondertekend door de eiser in hoger beroep of zijn advocaat, of door een ander bijzonder gevolmachtigde. In dit laatste geval wordt de volmacht bij het verzoekschrift gevoegd.
Dit verzoekschrift kan ook rechtstreeks worden ingediend op de griffie van de rechtbank of het hof waarvoor het hoger beroep wordt gebracht.
Daartoe kan een formulier, waarvan het model wordt bepaald door de Koning, worden gebruikt.
Deze bepaling geldt ook voor het Openbaar Ministerie.”
4. Het door artikel 204, derde lid Wetboek van Strafvordering bedoelde grievenformulier werd vastgesteld met het koninklijk besluit van 18 februari 2016 tot uitvoering van artikel 204, derde lid Wetboek van Strafvordering. Dit voorgedrukt grievenformulier bevat een lijst van mogelijke grieven tegen de beschikkingen op strafgebied (1.1 tot 1.12) en op burgerlijk gebied (2.1 tot 2.5) en het vermeldt dat de gebruiker van het formulier het toepasselijke vakje moet aankruisen, hij desgevallend moet schrappen wat niet past en hij desgevallend moet aanvullen met opmerkingen.
5. Uit deze bepalingen en de wetsgeschiedenis ervan volgt dat:
de wetgever door het invoeren van de verplichting om de tegen het in eerste aanleg gewezen vonnis geformuleerde grieven nauwkeurig te bepalen een doelmatiger behandeling van de strafzaken in hoger beroep beoogt en in het bijzonder nutteloze werklast en kosten wil vermijden door niet langer niet-betwiste beslissingen aan de appelrechter voor te leggen;
door de verplichting de grieven nauwkeurig te bepalen de appellant wordt gedwongen na te denken over de wenselijkheid en de gevolgen van het instellen van het hoger beroep en de geïntimeerde dadelijk kan uitmaken welke beslissingen van het eerste vonnis worden betwist en waarover hij in hoger beroep verweer zal moeten voeren;
aan alle partijen die een hoofdberoep of volgberoep aantekenen op straffe van vervallenverklaring van dat hoger beroep de verplichting wordt opgelegd te preciseren welke punten van het in eerste aanleg gewezen vonnis zouden moeten worden gewijzigd, zonder dat zij evenwel daartoe de argumenten voor de beoogde wijzigingen dienen op te geven;
het modelgrievenformulier vooral bedoeld is voor hen die geen advocaat hebben noch een ruime scholing om zich bewust te zijn van de draagwijdte van de akte van hoger beroep en van de mogelijkheid om die te beperken en om hen in staat te stellen te preciseren op welke punten de in eerste aanleg gewezen beslissing moet worden gewijzigd;