De weigeringsbeslissing van de ambtenaar van de burgerlijke stand om een huwelijk te voltrekken is een administratieve rechtshandeling.
Krachtens artikel 167, eerste lid, Burgerlijk Wetboek weigert de ambtenaar van de burgerlijke stand het huwelijk te voltrekken wanneer blijkt dat niet is voldaan aan de hoedanigheden en voorwaarden vereist om een huwelijk te mogen aangaan, of indien hij van oordeel is dat de voltrekking in strijd is met de beginselen van de openbare orde.
Krachtens artikel 167, tweede lid, Burgerlijk Wetboek, kan de ambtenaar van de burgerlijke stand, indien er een ernstig vermoeden bestaat dat niet is voldaan aan de in het vorige lid gestelde voorwaarden, de voltrekking van het huwelijk uitstellen, na eventueel het advies van de procureur des Konings van het gerechtelijk arrondissement waarin de verzoekers voornemens zijn te huwen te hebben ingewonnen, gedurende ten hoogste twee maanden vanaf de door de belanghebbende partijen vooropgestelde huwelijksdatum, teneinde bijkomend onderzoek te verrichten. De procureur des Konings kan deze termijn verlengen met een periode van hoogstens drie maanden. In dat geval geeft hij daarvan kennis aan de ambtenaar van de burgerlijke stand die de belanghebbende partijen ervan in kennis stelt.
Krachtens artikel 167, derde lid, Burgerlijk Wetboek, dient de ambtenaar van de burgerlijke stand onverwijld het huwelijk te voltrekken, zelfs in die gevallen waar de in artikel 165, § 3, bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken, indien hij binnen de in het vorig lid gestelde termijn nog geen definitieve beslissing heeft genomen.
Uit deze bepalingen volgt dat indien de ambtenaar van de burgerlijke stand nog geen definitieve beslissing heeft genomen binnen de door hem verlengde termijn van maximaal twee maanden vanaf de huwelijksdatum, gebeurlijk verlengd door de procureur des Konings met een periode van maximaal drie maanden, hij verplicht is om het huwelijk onverwijld te voltrekken, zelfs indien de in artikel 165, § 3, Burgerlijk Wetboek bedoelde termijn van zes maanden reeds is verstreken.
De ambtenaar van de burgerlijke stand die na het verstrijken van de voormelde termijn alsnog weigert het huwelijk te voltrekken, begaat machtsoverschrijding. Een onderzoek door de rechter, bij wie beroep wordt aangetekend tegen de laattijdige weigeringsbeslissing, of het voorgenomen huwelijk al dan niet een schijnhuwelijk is, is daardoor niet aan de orde.
De rechterlijke macht is bevoegd om een door het bestuur begane onrechtmatige aantasting van een subjectief recht zowel te voorkomen als te herstellen.
Krachtens het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten vermag de rechter daarbij aan het bestuur zijn beleidsvrijheid niet te ontnemen en zich in de plaats van het bestuur te stellen.
De bevoegdheid van de ambtenaar van de burgerlijke stand om het huwelijk te voltrekken overeenkomstig artikel 167, derde lid, Burgerlijk Wetboek heeft een gebonden karakter.
De rechter kan aldus, zonder miskenning van het algemeen rechtsbeginsel van de scheiding der machten noch van de artikelen 146bis en 167 Burgerlijk Wetboek, de ambtenaar van de burgerlijke stand bevelen om het huwelijk te voltrekken.