De Raad van State mag ter beoordeling van dit middel enkel rekening houden met de in de beslissing geëxpliciteerde motieven – en dan nog slechts in de mate dat ze aan de betrokken personen zijn meegedeeld.
In dat verband zij opgemerkt dat de brief van 30 augustus 2013 waarmee het schoolbestuur het resultaat van de bezwaarprocedure bij de beroepscommissie tot en met de definitieve beslissing van de delibererende klassenraad toelicht, verwijst naar twee bijlagen, namelijk het advies van 22 augustus 2013 van de beroepscommissie en de “notulen van de delibererende klassenraad”.
Die notulen van de klassenraadvergadering van 30 augustus 2013 vermelden, op het eerste gezicht, niets meer dan het “resultaat” van die vergadering (toekenning van een B-attest) en de omvang van de clausulering (TSO).
Van enige “synthese van de elementen die tot de [beslissing] hebben geleid”, zoals nochtans vereist door artikel 5, § 6, derde lid, van het organisatiebesluit, is prima facie geen sprake.
Zelfs een verwijzing op die plaats naar een “addendum” – dat verwerende partij thans wél bij het administratief dossier voegt – ontbreekt.
Daaruit moet in de huidige stand van de rechtspleging worden afgeleid dat verwerende partij aan verzoekster dat “addendum” bij de notulen van de klassenraadvergadering van 30 augustus 2013 niet ter kennis heeft gebracht.
Daarenboven – en ten overvloede – is de herkomst van dat “addendum” twijfelachtig te noemen.
Een vergelijking tussen de “notulen” en het “addendum” levert een merkwaardig resultaat op wat de aanwezigheden op die klassenraadvergadering betreft.
Zo staan onder meer volgende personen als stemgerechtigde – en niet gewettigd of wegens overmacht afwezig, dus aanwezige – leden vermeld in de “notulen”: T.B., L.D.S. en G.V.N.
Van hen ontbreekt echter ieder spoor op de aanwezigheidslijst vermeld in het “addendum”.
In dat “addendum” staan dan weer als “aanwezig” opgegeven: V.V., T.V.N. en D.V.B.
Van hen geen spoor in de “notulen”.
In het “addendum” heet het dat L.V. “verontschuldigd” is wegens “ondertekening arbeidscontract andere werkgever, vooraf aan de directie per mail en telefonisch gemeld”, terwijl die afwezigheid in de “notulen” onvermeld blijft.
Nog frappanter wordt het waar het “addendum” mede wordt ondertekend door L.D.S., die nochtans niet opgenomen is in de aanwezigheidslijst vermeld in het “addendum.
Deze vaststellingen brengen de Raad ertoe om dat “addendum” voor de behandeling van de voorliggende vordering buiten beschouwing te laten.
Hetzelfde lot moeten de documenten ondergaan waarin besproken wordt welke leerplandoelstellingen verzoekster niet zou hebben behaald voor diverse vakken.
Nog daargelaten dat amper kan worden uitgemaakt wanneer en door wie die documenten werden opgesteld, zij vastgesteld dat uit geen enkel stuk waarop de Raad van State vermag acht te slaan, blijkt dat deze documenten aan de delibererende klassenraad zijn voorgelegd en dat hij deze ten tijde van de bestreden eindbeslissing tot de zijne heeft gemaakt, laat staan dat zou aangetoond zijn dat ze deel uitmaken van de “notulen” en als zodanig aan verzoekster zijn meegedeeld.
Die vaststellingen lijken er voorlopig toe te moeten leiden dat de Raad van State voor de beoordeling van deze zaak alleen rekening mag houden met die motieven zoals ze in de brief van 30 augustus 2013 door het schoolbestuur als volgt aan verzoekster zijn meegedeeld: “De klassenraad heeft de door u aangebrachte argumenten overwogen en stelt dat er geen nieuwe elementen zijn die een herziening van het toegekende attest rechtvaardigen.