De feitelijke samenwoning brengt geen specifieke vermogensrechtelijke gevolgen teweeg en creëert op zich geen enkel juridisch effect. Bij afwezigheid van enige andersluidende overeenkomst worden de vermogensrechtelijke verhoudingen tussen feitelijk samenwonenden opgelost op grond van het gemene recht. De omstandigheden die aan de grondslag liggen van de relatiebreuk, doen bij de beoordeling niet ter zake.
De bewering dat het niet gebruikelijk is om tussen feitelijk samenwonenden een akte op te stellen heeft niet tot gevolg dat men zich in de “onmogelijkheid” bevindt zoals bedoeld in de wet (art. 1348 BW).
De “ziekte” of het "ziekteverlof" van een samenwonende op het einde van de relatie is op zich geen reden die het onmogelijk maakt om zich een schriftelijk bewijs te verschaffen. De beroepsrechter wijkt hierbij af van het standpunt van de eerste rechter en aanvaardt niet dat er van (morele) onmogelijkheid om zich een schriftelijk bewijs te verschaffen in dezen sprake is.
Een begin van bewijs is een onvolledig bewijs en vergt een aanbod tot verdere bewijsvoering.
Rechtspraak en rechtsleer oordelen volgens het hof dat de latere verdwijning van de oorzaak geen juridische gevolgen meebrengt voor een geldige schenking (S. Stijns en H. Geens, “Glorie en teloorgang van het verval van rechtshandeling wegens de verdwijning van hun subjectieve oorzaak. Een duiding van het cassatiearrest van 12 december 2008 inzake schenkingen” in Patrimonium 2009, Antwerpen, Intersentia, 2009, 299-325).
Een schenking die geldig is tot stand gekomen, kan enkel nog eindigen op grond van de wettelijke gronden op basis van art. 953 BW of op grond van een door partijen bedongen ontbindende voorwaarde.
Het louter bestaan van een affectieve samenlevingsrelatie tussen de verrijkte en de verarmde kan op zich de toepassing van de leer van de verrijking zonder oorzaak niet uitsluiten. Maar dan dienen ook de andere voorwaarden van de verrijking zonder oorzaak voorhanden te zijn. Een vrijwillig tot stand gekomen vermogensverschuiving laat geen vordering verrijking zonder oorzaak toe. De solidariteitsgedachte in de persoonlijke verhoudingen tussen feitelijk samenwonende partners uit zich in een natuurlijke verbintenis tot bijdrage in de laste van het samenwonen. Elke partner dient naar best vermogen en in verhouding tot zijn/haar financiële middelen bij te dragen in de lasten van de huishouding.