Kopers van een onroerend goed kunnen in geval van het ontbreken van het bodemattest de nietigheid van de overeenkomst inroepen. Zij kunnen dit echter niet zomaar doen. Zij moeten een valabele reden hebben om deze nietigheid in te roepen en het louter ontbreken van een attest op het ogenblik van de ondertekening van de overeenkomst is op zich onvoldoende.
Wanneer de kopers zonder opgave van welke andere reden dan ook de nietigheid van de overeenkomst inroepen dan maken zij misbruik van dit recht. Zij tonen niet aan enig voordeel te hebben bij hun vordering, terwijl daar tegenover de inwilliging ervan ontegensprekelijk van aard is schade te berokken aan de verkopers. Temeer wanneer zoals te dezen daar naderhand is gebleken dat er een bodemattest, dat voldoet aan de voorwaarden gesteld in de overeenkomst opgenomen opschortende voorwaarde, werd afgeleverd enkele maanden vóór de ondertekening van de overeenkomst.
Zie ook Cass. 22 maart 2018 zoals vermeld na het arrest van het Hof van Beroep te Gent
Zie ook Cassatie 30 oktober 2020, RW 2021-2022,454
Krachtens art. 101, § 1 en § 2 Bodemdecreet moet, vóór het sluiten van een overeenkomst betreffende de overdracht van gronden, de overdrager of in voorkomend geval de gemandateerde bij de OVAM een bodemattest aanvragen en de inhoud ervan meedelen aan de verwerver en bevat de onderhandse akte waarin de overdracht van gronden wordt vastgelegd, de inhoud van het bodemattest.
Krachtens art. 116, § 1, eerste lid Bodemdecreet kan de verwerver de nietigheid vorderen van de overdracht die plaatsvond in strijd met voormeld art. 101.
De rechter is ertoe gehouden het geschil te beslechten overeenkomstig de rechtsregels die daarop van toepassing zijn. De rechter moet, desnoods ambtshalve en waar nodig met eerbiediging van het recht van verdediging, de rechtsregels waaronder voormelde bepalingen van het bodemdecreet, opwerpen waarvan de toepassing is geboden door de feiten en handelingen die de partijen in het bijzonder aanvoeren tot staving van de vorderingen en het verweer.
De rechter mag hierbij geen genoegen nemen met de loutere overweging dat de koper het bodemattest had kunnen raadplegen. Art. 101 heeft het over een concrete mededeling van de inhoud van het bodemattest.
Zie evenwel ook Gent, 1ste kamer, 19 december 2019, verder op deze webpagina weergegeven.