Inzonderheid art. 883 oud BW (4.101 (nieuw) BW) brengt mee dat de verkoop van een aandeel in een goed dat behoort tot een ruimere boedel, zoals in casu, een voorwaardelijk karakter heeft in die zin dat de koper een schuldeiser is van de deelgenoot-verkoper en het gekocht aandeel slechts zal verwerven indien het goed in de kavel van deze deelgenoot-verkoper valt. (Zie ook Dirk Michiels actuele ontwikkelingen eigendomsrecht, pagina 7 en Artikel 1630 B.W. en Ch. DE WULF, Het opstellen van notariële akten. Deel IIa, Zakenrecht, overheidsvoorschriften vastgoed, Mechelen, Kluwer, 2007, 265.).
De verkoop van een onverdeeld aandeel uit een nalatenschap, brengt niet de zakenrechtelijke indeplaatsstelling van de verkoper door de koper in de onverdeeldheid teweeg. De koper kan wel, als schuldeiser van de verkoper, toezienop de verdeling, met toepassing van artikel 882 oud BW (4.101 (nieuw) BW).
Krachtens art. 577-2, § 4,oud BW kan de mede-eigenaar over zijn aandeel beschikken en het met zakelijke rechten bezwaren De verkoper verdwijnt zodoende uit de rechtsverhouding met de overige mede-eigenaar(s), en de koper treedt als nieuwe mede-eigenaar in zijn plaats.
(Voor de vervangende bepalingen van art. 577-2 in het (nieuw) BW zie Art. 3.68; Art. 3.69; Art. 3.70; Art. 3.71; Art. 3.72; Art. 3.73; Art. 3.74; Art. 3.75; Art. 3.78; Art. 3.79; Art. 3.80; Art. 3.81; Art. 3.82; Art. 3.83; Art. 3.103; Art. 3.104; Art. 3.110; Art. 3.113)
Het geval ligt evenwel anders wanneer het bedoelde goed deel uitmaakt van een ruimere onverdeeldheid, in de eerste plaats een nalatenschap. De verdeling van een dergelijke nalatenschap heeft immers declaratieve werking, met toepassing van art. 883 BW (4.101 (nieuw) BW). Krachtens deze bepaling wordt iedere mede-erfgenaam geacht alleen en onmiddellijk te zijn opgevolgd in alle goederen die in zijn kavel zijn begrepen of die hem bij veiling ten deel zijn gevallen, en nooit de eigendom van de andere goederen van de nalatenschap te hebben gehad. Hieruit volgt dat, wanneer een mede-erfgenaam zijn onverdeelde aandeel in een goed uit een ruimere nalatenschap verkoopt aan een derde, deze verkoop steeds een voorwaardelijk karakter heeft, gelet op de uiteindelijke vereffening-verdeling van de nalatenschap
De vereffening-verdeling moet in haar geheel kunnen plaatsvinden. Enkel in onderlinge overeenstemming tussen alle mede-erfgenamen kan een partiële vereffening-verdeling plaatshebben. De vereffening-verdeling moet voorts gebeuren met eerbiediging van de gelijke kansen van alle mede-erfgenamen om hun kavels te laten samenstellen uit louter nalatenschapsgoederen, en zoveel mogelijk uit gelijke goederen van eenzelfde aard en hoeveelheid. In de regel heeft elke erfgenaam hierbij het recht om zijn deel in de nalatenschap in natura te vragen.
Enkel wanneer de goederen niet gevoeglijk kunnen worden verdeeld, kan iedere deelgenoot de openbare verkoop vorderen.
De rechtbank van eerste aanleg kan de openbare verkoop van niet-gevoeglijk deelbare goederen slechts bevelen wanneer zij over alle gegevens beschikt om met zekerheid te kunnen besluiten dat een verdeling in natura is uitgesloten.
Deze onmogelijkheid zou moeten blijken uit de notariële staat van vereffening-verdeling, eventueel gevolgd door het verslag van een deskundige. De verdeling in natura impliceert de gelijksoortigheid van de kavels, die desnoods door middel van lottrekking worden toegewezen;
Om die redenen kan een mede-erfgenaam de goederen die uiteindelijk in de kavel van een andere mede-erfgenaam worden geplaatst, niet aantasten; Enkel de rechten die een mede-erfgenaam tijdens de onverdeeldheid heeft toegestaan op de goederen die uiteindelijk in zijn kavel worden geplaatst, blijven gelden. De rechten die een mede-erfgenaam heeft toegestaan op de andere (on)verdeelde goederen, worden ontbonden; De verkoop door een mede-erfgenaam van zijn onverdeelde aandeel in een goed uit een ruimere nalatenschap aan een derde blijft gelden indien het verkochte goed uiteindelijk in de kavel van de verkoper wordt geplaatst.
Een en ander brengt mee dat, in afwachting van de vereffening-verdeling, die als zodanig enkel kan plaatshebben in de verhouding tussen de mede-erfgenamen, de koper op het verkochte goed geen rechten kan laten gelden. De koper kan wel, als schuldeiser van de verkoper, toezien op de verdeling, met toepassing van art. 882 oud BW (4.101 (nieuw) BW). Ingevolge de voorwaardelijke verkoop verwerft de koper de hoedanigheid van schuldeiser van de erfgenaam-verkoper, zonder als mede-eigenaar in zijn plaats te treden.