Uit de artikelen 1104 en 1964 van het Burgerlijk Wetboek blijkt dat een contract een kanscontract is wanneer de gelijkwaardigheid van de wederzijdse prestaties waartoe de partijen gebonden zijn onzeker is omdat het bestaan of de evenredigheid van een ervan afhankelijk is van een onzekere gebeurtenis; daaruit volgt dat het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies essentieel is voor de geldigheid van een kanscontract zoals een koopovereenkomst met vestiging van een lijfrente; als die onzekerheid er niet is, is een dergelijke overeenkomst nietig omdat ze doelloos is, ook als de toepassingsvoorwaarden van de artikelen 1974 en 1975 Burgerlijk Wetboek niet zijn vervuld.
Een verkoop op lijfrente is een kanscontract waarbij de koper een jaarlijkse of maandelijkse rente betaalt (het kan ook per kwartaal of in andere termijnen) in plaats van een éénmalige koopsom en waarbij deze rente loopt gedurende een bepaalde periode, zijnde in de regel tot zolang de verkoper leeft.
De verkoop geschiedt ofwel in volle eigendom dan wel in in vruchtgebruik.
Indien de verkoop geschiedt in volle eigendom heeft de koper het onmiddellijke genot van het goed. De verkoper verliest dan bij de verkoop het genot van het onroerend goed en ontvangt dan een rente.
Indien de verkoop in naakte eigendom gebeurt, blijft de verkoper het levenslang genot houden van het onroerend goed. Hij kan dan dit onroerend goed blijven bewonen of het zelfs verhuren. Vanzelfsprekend zal de bekomen lijfrente lager zijn bij de verkoop op lijfrente van de naakte eigendom, in plaats van de verkoop op lijfrente in volle eigendom alwaar de vergoeding het hoogst zal zijn.
De lijfrente kan beperkt worden zolang de verkoper leeft met een maximale duur van 20 of 25 jaar. Indien geen maximumtermijn bepaald is zal de de rente maandelijks worden gestort tot de verkoper overlijdt. Indien de verkoop op lijfrente gebeurt voor de naakte eigendom met behoud van het vruchtgebruik voor de verkoper, zal de verkoper na deze maximumtermijn geen rente meer ontvangen, maar kan deze wel nog het onroerend goed mogen blijven betrekken of er zelfs huurgelden voor ontvangen (bv. wanneer de verkoper naar een serviceflat of zorgverblijf zou verhuizen).
Een verkoop op lijfrente kan met of zonder eenmalig voorschot (‘bouquet’ of 'boeket')) verkocht worden. Dit bouquet is een bedrag dat bij de ondertekening van de verkoopakte aan de verkoper wordt betaald. Het bouquet wordt vrij bepaald en bedraagt meestal tussen de 5 en de 25% van de waarde van het onroerend goed. Hoe hoger het bouquet, hoe lager de rente.
De verkoop op lijfrente kan voorzien dat de lijfrente geïndexeerd wordt volgens de stijging van de levensduurte, waarbij de wijze van indexering door partijen vrij wordt bepaald (gezondheidsindex, consumptieindex, ABEX index...).
Wie verkoopt op lijfrente, verwerft aldus een aanvullend inkomen onder de vorm van een rente (pensioen), eventueel zelfs zonder verlies van het genot van zijn of haar woning. Een dergelijke verkoop gebeurt vaak indien de verkoper geen kinderen heeft of indien de verkoper eerder een hogere levensstandaard verkiest boven het laten vererven van zijn eigendommen.
De verkoper die zich gegarandeerd wil zien van een extra-inkomen door de verkoop op lijfrente neemt in het contract met de koper best een 'ontbindend beding' op. Door deze clausule die de notaris kan opnemen in de verkoopakte is de verkoper "verzekerd" tegen een slecht betalende koper. Dit beding mag immers voorzien dat bij niet-betaling de verkoper opnieuw eigenaar van de woning wordt.
Bovendien mag deze clausule voorzien dat de reeds betaalde rente mag behouden blijven als schadevergoeding.
De rente die een verkoper op lijfrente ontvangt is vrij van belastingen, voor zover de koper geen vennootschap is en/of de woning niet gebruikt wordt voor professionele doeleinden..
De verkoper op lijfrente behoudt alle sociale voordelen en statuten op basis van zijn inkomen zonder rekening te houden met de inkomsten uit de lijfrente. Door een verkoop op lijfrente, kan de verkoper dus geen sociaal statuut zoals het omnio-statuut verliezen.
De koper van een onroerend goed op lijfrente gaat een kanscontract aan. De koper kan de woning aan een goedkope(re) prijs bekomen indien de verkoper niet lang meer leeft. Anderzijds heeft de koper geen bank nodig om aldus een woning aan te kopen. De koper zal dus nooit de koopsom in één maal dienen te betalen.
De overeenkomst die de overdracht van een roerend of onroerend goed bepaalt en die de koper als verschuldigde tegenprestatie verplicht een lijfrente te betalen, is een koopovereenkomst geregeld door de artikelen 1582 en 1583 Burgerlijk Wetboek waaraan een kanscontract van lijfrente onder bezwarende titel is toegevoegd, geregeld door artikel 1868 [lees 1968] van dat wetboek;
Het bestaan van een kans op winst of een risico op verlies is essentieel voor de geldigheid van een kanscontract zoals een koopovereenkomst met vestiging van een lijfrente;
Als er geen onzekerheden zijn, is een dergelijke overeenkomst nietig omdat ze doelloos is
Het min of meer grote leeftijdsverschil tussen de renteheffer en de renteplichtige impliceert op zich geen afwezigheid van onzekerheden. Van onzekerheid is evenwel geen sprake wanneer de koper op de hoogte is van het risico op het nakend overlijden van de renteheffer.
Er is evenmin onzekerheid als het verkochte goed de koper inkomsten verschaft die gelijk of hoger zijn dan het bedrag van de rente. Als hij met de huurgelden van het pand aldus het volledige bedrag van de verschuldigde rente kan aflossen;
Dat geldt ook in geval van verkoop van een blote eigendom wanneer de rente, dermate laag is dat ze beduidend lager is dan de jaarlijkse inkomsten die de waarde van de blote eigendom op het tijdstip van de verkoop had kunnen opleveren;
De jaarlijkse rente kan bij de beoordeling van het al dan niet bestaan van het risico (alea) door de rechter worden vergeleken met de opbrengst van het bedrag dat overeenstemt met de waarde van het goed om op basis hiervan een rentevoet te berekenen en deze te vergelijken met de marktrente van het moment van de vestiging van de lijfrente.
Verder dient dan nagezien hoelang de renteheffer nog moet overleven om hopelijk het volledige bedrag van de waarde van de blote eigendom uitbetaald te kunnen krijgen. Wanneer deze levensduur niet realistisch is, kan er geoordeeld worden dat er geen reëel risico bestond.
Het vaststellen van het bedrag van de rente is in principe vrij maar de rentevoet moet op redelijke wijze worden vastgesteld om het reële en ernstige karakter van de prijs te eerbiedigen, wat hier niet het geval is;
Wanneer de renteheffer geen kans op winst had en de renteplichtigen tegelijkertijd geen enkel risico liepen is de verkoop op lijfrente nietig.