Een debiteur kan steeds minnelijk een schuld erkennen en met de betaling instemmen, en aldus aan de de verjaring verzaken. Volgens de rechtspraak kan een erkenning enkel stuitende werking hebben indien:
• de erkenning betrekking heeft op een verjaring die nog niet is verkregen; de erkenning gericht is aan de schuldeiser;
• de erkenning afkomstig is van de schuldenaar zelf en niet van een derde die in de zaak betrokken is;
• de erkenning het gevolg is van een vrijwillige handeling;
• de erkenning, die wordt beschouwd als een bekentenis, geen betrekking heeft op zaken waarover krachtens de wet niet kan worden beschikt of waarover geen dading kan worden aangegaan.
(zie: LEBON, C., "Verjaring", in in X., Bijzondere overeenkomsten. Artikelsgewijze commentaar met overzicht van rechtspraak en rechtsleer, Kluwer, losbladig, 31 augustus 2014, IV. Commentaar Verbintenissenrecht, Titel I, Hfdst. 5, Afd. 7, p. 81)
Betalingen die overigens niet bewezen werden te dezen zijn niet relevant, omdat zij geen erkenning van schuld inhouden.
Indien in oude vorderingen een schuldenaar de laatste 10 jaar de schuld niet heeft erkend en er ook geen verjaringsstuidend bevel is tussengekomen is de vordering derhalve verjaard, zelfs indien er betalingen werden uitgevoerd waaraan geen erkenning van schuld werd gekoppeld.
Betalingen worden niet bewezen door een blad papier zonder aanduiding van namen van partijen, nl. een gekopieerde tabel met een zestal data, de melding "virement Alcredima in", en bedragen die hetzij willekeurig zijn of waaruit de rechtbank in elk geval niet kan afleiden dat ze iets met het krediet te maken hebben.