Bij een vereffening verdeling kan discussie reizen naar de omvang van de door een echtgenoot verschuldigde vergoeding als gevolg van de investering van gemeenschappelijke gelden met het oog op de renovatie/verbouwing van een eigen woning.
Artikel 1432, eerste lid, BW (zoals van toepassing voor de nieuwe huwelijksgoederenwet van 22 juli 2018, in werking sedert 1 september 2018) bepaalt dat elke echtgenoot vergoeding verschuldigd is ten belope van de bedragen die hij uit het gemeenschappelijk vermogen heeft opgenomen om een eigen schuld te voldoen en, in het algemeen, telkens als hij persoonlijk voordeel heeft getrokken uit het gemeenschappelijk vermogen.
Artikel 1432 BW voorziet zodoende in een vergoedingsplicht ten laste van de echtgenoot die te eigen behoeve gemeenschapsgelden aanwendt.
Voorts voorziet artikel 1435 BW in een mechanisme tot herwaardering indien de gelden hebben gediend tot het verkrijgen, in stand houden of verbeteren van een goed. In dat geval is de vergoeding gelijk aan de waarde of de waardevermeerdering van het goed ten tijde van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel, althans indien het goed alsdan nog aanwezig is.
Van het in voormelde wetsbepaling bedoelde mechanisme kan ook sprake zijn wanneer, zoals in casu, gemeenschappelijke gelden worden gebruikt voor de afbetaling van een lening die was aangegaan voor de aanschaf, instandhouding of verbetering van het goed.
Het volstaat immers dat de investering heeft bijgedragen tot de verwerving, instandhouding of verbetering van het goed in kwestie opdat artikel 1435, in fine BW van toepassing zou zijn.
Er moet dus een causaal verband zijn tussen enerzijds de investering en anderzijds de verwerving, instandhouding of verbetering van het goed.
Daar waar, zoals aangegeven, het in artikel 1435 BW bedoelde mechanisme tot herwaardering voorziet in een vergoeding gelijk aan de waarde of de waardevermeerdering van dat goed, past het de meerwaarde te bepalen tijdens het huwelijk. Men dient zich immers, teneinde de vergoeding te bepalen, te stellen op het ogenblik van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel. Zelfs indien er tussen de ontbinding en vereffening van het huwelijksvermogensstelsel een lange tijd kan verlopen en het goed nog in waarde kan gestegen zijn, wordt enkel rekening gehouden met de waarde van het goed bij de ontbinding.
Wanneer een eigen woning van een echtgenoot met gemeenschappelijke gelden wordt gerenoveerd/verbouwd, dient alleen de (meer)waarde die de woning (zijnde de constructie) heeft verkregen te worden vergoed zonder rekening te houden met de (intrinsieke) waarde van de grond. Enkel in zoverre per hypothese de tijdens het huwelijk met gemeenschappelijke gelden gefinancierde renovatie/verbouwing van de woning zelf zou hebben geleid tot een meerwaarde van de grond, staat deze in causaal verband tot de met gemeenschappelijke gelden gedane investering en komt deze voor vergoeding in aanmerking.
Voorgaande redenering maakt dat, om de vergoeding te berekenen, men de meerwaarde dient te schatten die door de verbouwing/renovatie van de woning werd teweeggebracht zonder dat daarbij rekening wordt gehouden met de meerwaarde van de grond op zichzelf.
Eveneens volgt uit hetgeen voorafgaat dat de vergoeding gelijk is aan de werkelijke waarde van het goed bij de ontbinding, verminderd met de geschatte waarde die het goed dan zou hebben gehad als de herstellingskosten/renovatiekosten niet waren gemaakt, voor zover het bekomen bedrag hoger is dan de gedane uitgave .
Het past dan ook in dit geval te focussen op de waarde van het vastgoed (in zijn geheel) ten tijde van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel, zij het dat concreet - anders dan waarvan de eerste rechter is uitgegaan - de te vergoeden meerwaarde bekomen wordt door een vergelijking van de waarde van het onroerend goed (in zijn geheel) in dezelfde staat als voor het aanvangen van de verbouwing/renovatie op datum van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel met de waarde van het onroerend goed (in zijn geheel) in zijn staat op datum van de ontbinding van het huwelijksvermogensstelsel.
Enkel op die wijze staat vast dat de meerwaarde die voor vergoeding in aanmerking komt (uitsluitend) in causaal verband staat met de door met gemeenschappelijke gelden gedane investering.