Art. 1224.[
1 § 1. Indien, ofwel uit een akkoord van alle partijen, ofwel uit het advies van de notaris-vereffenaar, in voorkomend geval gesteund op het door de deskundige ingediende verslag, blijkt dat de gevoeglijke verdeling in natura onmogelijk is, stelt de notaris-vereffenaar, behalve in geval van een akkoord van alle partijen omtrent de verkoop uit de hand overeenkomstig artikel 1214, § 1, tweede lid, de verkoopvoorwaarden van de openbare verkoping van de niet gevoeglijk in natura verdeelbare onroerende goederen op en maant hij de partijen bij gerechtsdeurwaardersexploot, bij aangetekende brief of tegen gedagtekend ontvangstbewijs, en hun raadslieden bij gewone brief, fax of elektronische post, aan hiervan kennis te nemen en hem hun bezwaren binnen een maand na de aanmaning tot kennisneming schriftelijk mee te delen, behoudens andersluidend akkoord van alle partijen betreffende die termijn. De aanmaning vermeldt uitdrukkelijk deze termijn. Gelijktijdig maant de notaris-vereffenaar de partijen aan om de verkoopsverrichtingen te volgen.
Met artikel 1193bis wenste de wetgever, in het belang van de beschermde personen, de verkoop uit de hand van een onroerend goed mogelijk te maken, met name “wanneer een hogere verkoopprijs dan deze die te verwachten is bij een openbare verkoop geboden wordt.
Wanneer, in het kader van een gerechtelijke vereffening-verdeling die een of meer onroerende goederen omvat, de gevoeglijke verdeling in natura onmogelijk is, is het door de wetgever verankerde beginsel dat van de openbare verkoop (artikel 1224, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek). Het is slechts in geval van akkoord van alle partijen dat de verkoop uit de hand kan plaatshebben. Die mogelijkheid wordt beoogd in de artikelen 1209, § 3, 1214, § 1, tweede lid, en 1224, § 1, van het Gerechtelijk Wetboek. De artikelen 1209, § 3, vierde lid, en 1214, § 1, vierde lid, bepalen dat in geval van verkoop uit de hand, die in voorkomend geval plaatsheeft overeenkomstig artikel 1193bis.
De vermelding van artikel 1193bis in de artikelen 1209, § 3, vierde lid, en 1214, § 1, vierde lid, van het Gerechtelijk Wetboek impliceert dat de waarborgen waarin is voorzien in artikel 1193bis ook van toepassing zijn in het geval van een gerechtelijke vereffening-verdeling waarin een beschermde persoon rechten heeft.
De inwerkingstelling, in een dergelijke context, van artikel 1193bis van het Gerechtelijk Wetboek is echter slechts denkbaar wanneer alle mede-eigenaars akkoord gaan met de verkoop uit de hand van het onroerend goed. Artikel 1193bis laat de rechter niet toe, ingeval een van de mede-eigenaars afwezig of weigerachtig is, diens afwezigheid of weigering te ondervangen en te bevelen dat wordt overgegaan tot een verkoop uit de hand, zelfs indien hij van mening zou zijn dat een verkoop uit de hand de belangen van de beschermde persoon beter zou dienen.