Krachtens artikel 1595 Burgerlijk Wetboek konden echtgenoten in principe geen koopovereenkomst met elkaar sluiten.
Dat verbod bleef bestaan zolang het huwelijk niet is beëindigd; de niet-naleving van dat verbod wordt gesanctioneerd door een relatieve en derhalve voor bevestiging vatbare nietigheid; deze bevestiging kon slechts plaatsgrijpen nadat de nietigheidsgrond heeft opgehouden te bestaan.
Sinds 1 september 2018 is het verbod van verkoop tussen echtgenoten opgeheven.
uittreksel uit het oud burgerlijk wetboek voorafgaand aan 1 september 2018:
Art. 1595. Tussen echtgenoten kan geen koopcontract worden aangegaan, dan in de (vier) volgende gevallen :
1° Wanneer een van de echtgenoten aan de andere echtgenoot, van wie hij gerechtelijk gescheiden is, goederen overdraagt tot voldoening van diens rechten
2° Wanneer de overdracht die de man doet aan zijn vrouw, zelfs als hij van haar niet gescheiden is, een wettige oorzaak heeft, zoals de wederbelegging van haar vervreemde onroerende goederen of van penningen die haar toebehoren, indien die onroerende goederen of penningen niet in de gemeenschap vallen;
3° Wanneer de vrouw aan haar man goederen overdraagt tot betaling van een geldsom die zij hem als huwelijksgoed beloofd heeft, en er geen gemeenschap van goederen is;
4° Wanneer een der echtgenoten op een openbare verkoping of met machtiging van de familierechtbank het aandeel inkoopt van de andere echtgenoot in een goed dat onverdeeld tussen hen is.
Behoudens echter, in deze (vier) gevallen, de rechten van de erfgenamen van de contracterende partijen, indien er onrechtstreeks bevoordeling is.