Valsheid in geschrifte bestaat erin in een door de wet beschermd geschrift, met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden, de waarheid te vermommen op een bij de wet bepaalde wijze, terwijl hieruit een nadeel kan ontstaan.
Een door de wet beschermd geschrift is een geschrift dat in zekere mate tot bewijs kan strekken, dit is zich aan het openbare vertrouwen opdringt, zodat de overheid of particulieren die ervan kennis nemen of aan wie het wordt voorgelegd, kunnen overtuigd zijn van de waarachtigheid van de rechtshandeling of van het juridisch feit in dat geschrift vastgelegd of kunnen gerechtigd zijn daaraan geloof te hechten (1). (1) Cass. 21 juni 2005, AR P.05.0073.N, AC 2005, nr. 360.
De rechter kan bij de beoordeling of een geschrift zich opdringt aan het openbaar vertrouwen rekening houden met de context waarin dit wordt voorgelegd; een ingebrekestelling van een aanbestedende overheid tot vaststelling van beweerde gebreken in uitgevoerde werken, is krachtens de geldende regelgeving onderworpen aan de tegenspraak van de aannemer, die de vermeldingen ervan kan controleren en betwisten zodat dit geschrift ten aanzien van de aannemer dan ook geen openbaar vertrouwen geniet en buiten het toepassingsgebied valt van artikel 193 en volgende Strafwetboek, wat de waarachtigheid van de hierin opgenomen vaststellingen betreft ; de omstandigheid dat het geschrift zich in een andere context aan een derde kan opdringen als een beschermd geschrift, doet hieraan geen afbreuk.
Een geschrift dat zich niet opdringt aan het openbaar vertrouwen kan niet het voorwerp uitmaken van valsheid in geschrifte.
Wat strafbaar gesteld wordt, is niet de leugen als instrument van bedrog, maar de leugen als een aanslag op een legitiem, in het maatschappelijk verkeer geldend of voor het maatschappelijk verkeer noodzakelijk vertrouwen in de geloofwaardigheid en de waarachtigheid van een geschrift en van de handelingen of feiten die zij vaststellen (L. DUPONT, “Valsheid in geschriften” in X., Bijzonder strafrecht voor rechtspractici, Leuven, Acco, 1990, 148).
Opmerking:
Aldus is maakt het geschrift inhoudende een valse verklaring uitgaande van een getuige of van een partij geen valsheid in geschrifte uit, gezien dit schrijven zich niet opdringt aan het openbaar vertrouwen en vatbaar is voor controle tegenspraak.
Wanneer de opsteller of de verzender van het vals stuk de controle van het geschrift onmogelijk heeft gemaakt is er terug sprake van valsheid in geschrifte.
Let wel de controleerbaarheid van de factuur geldt enkel tussen verkoper en koper. Indien de factuur wordt gebruikt als bewijsmiddel ten aanzien van derden (vb. verzekering of fiscus) maakt een valse factuur wel degelijk valsheid in geschrifte op (Cass. 7 mei 1951, Pas. I, 599, L. DUPONT, “Valsheid in geschriften” in X., Bijzonder strafrecht voor rechtspractici, Leuven, Acco, 1990, 151 en Cass. 28 november 1978, Arr.Cass. 1978-79, 355 en Cass. 5 oktober 1982, Arr.Cass. 1982-83, 185; zie ook Cass. 22 januari 2013, Arr.Cass. 2013, 159)