Preview
HvJ 26 maart 2009
Artikel 17, 2 de lid, sub a) van richtlijn 86/6S3/EEG van de Raad van 18 december 1986 inzake de coördinatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake zelfstandige handelsagenten, moet worden geïnterpreteerd in die zin dat het niet toegestaan is het recht van een handelsagent op een vergoeding zonder meer wordt te beperken door zijn door de beëindiging van de overeenkomst gederfde provisie, ook als de voordelen die de principaal nog heeft, geldelijk hoger gewaardeerd moeten worden.
Artikel 17, 2 de lid, sub a) van richtlijn 86/6S3 moet aldus worden uitgelegd dat, ingeval de principaal deel uitmaakt van een concern, de voordelen die toekomen aan de ondernemingen van dit concern in beginsel niet worden geacht deel uit te maken van de voordelen van de principaal, en die voordelen dus niet noodzakelijkerwijze in aanmerking moeten worden genomen bij de berekening van de vergoeding waarop de handelsagent recht heeft.
(T.S./D.T. GMBH)
(Advocaten: Mr. H.-J. Rust, Mr. T. Wambach en Mr. S. Fiorentino)
1. Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 17 ...