Een testament, waarop een handtekening van een derde voorkomt, samen met een door de decujus handgeschreven wilsbeschikking, een datum en onderaan (voluit geschreven) naam en adres is een geldig testament
Een voluit geschreven naam en adres kan als handtekening doorgaan.
Krachtens art. 970 BW zijn de geldigheidsvereisten van een eigenhandig testament beperkt tot (1) het eigenhandig geschreven karakter; (2) een datum en (3) een handtekening.
De vereiste handtekening behelst een persoonlijk handschrift waarmee de testator zich (in principe: gewoonlijk) ten aanzien van derden te kennen geeft. De handtekening heeft een dubbele functie.. Enerzijds strekt zij tot identificatie van de testator. Anderzijds strekt zij tot validering of confirmatie.
Het teken moet zich grafisch onderscheiden van de tekst van de wilsbeschikking, hoewel de plaats niet beslissend is.
Het testament is geldig qua handtekening zodra duidelijk is dat (1) het wel degelijk de testator is die heeft gehandtekend en zich op die manier heeft geïdentificeerd (zij het gebeurlijk niet met zijn gebruikelijke handtekening) en (2) de testator het testament als volledig en definitief heeft beschouwd om het aldus uitwerking te laten krijgen na zijn dood. Het handtekeningvereiste geldt eerder als een bijkomende geldigheidswaarborg dan als een vormvereiste sensu stricto (
De handtekening met voornaam, naam en adres kan worden aangenomen.
Uit een. voluit geschreven naam en adres blijkt op afdoende wijze dat het testament van de onderschrijver uitgaat en dat hij het als volledig en definitief heeft beschouwd om het aldus uitwerking te laten krijgen na zijn dood.
Bijkomende handtekeningen van (een) derde(n) onderaan het testament tasten de geldigheid van het testament niet aan. Een loutere handtekening van een derde bewijst geenszins dat deze handtekeningen een beïnvloeding van de wilbeschikking van de testator veruitwendigen.
De testator moet gezond van geest zijn (art. 901 BW), d.w.z. wilsgeschikt, wat niet noodzakelijk verband houdt met een «geestesstoornis». De wetgever geeft doelbewust geen omschrijving en laat de appreciatie van deze (feiten)kwestie over aan de (feiten)rechter.
Gezondheid van geest impliceert ook helderheid van geest. De testator moet zowel in staat zijn de zin en de draagwijdte van getroffen beschikkingen te begrijpen als er vrijwillig in toe te stemmen. Een (gedeeltelijke) aantasting van de wil (voortvloeiend uit hetzij een psychische hetzij een fysieke aandoening) is voldoende om tot ongezondheid van geest in de zin van art. 901 BW te besluiten.
Art. 901 KW is volgens W. Pintens geen loutere herhaling van het gemeenrechtelijke toestemmingsvereiste van de artt. 1109 e.v. BW. Ten opzichte van legaten wordt om reden van de «verarming» die zij teweegbrengen, een bijzondere graad van toestemming vereist, die strenger is dan bij handelingen om baat Ze moeten niet alleen worden nietigverklaard op grond van een totale afwezigheid van toestemming of op grond van de gewone wilsgebreken, zoals dwaling, geweld of bedrog, maar ook bij elke aantasting, zelfs verzwakking van de wil.
Het (tegen)bewijs van de ongezondheid van geest is aan strenge vereisten gebonden. Dit dient op precieze wijze te worden geleverd en mag geen twijfel laten bestaan. In de eerste plaats moet de ongezondheid van geest omstandig, met precisie en met uitsluiting van redelijke twijfel worden aangetoond.
Bovendien volstaat (los van het geval van rechterlijke bescherming met wils- en handelsonbekwaamheid om te schenken/legateren) geen enkele geestesstoornis op zich om een legaat te vernietigen, maar moet telkens worden bewezen dat de vrije en bewuste wilsuiting van de beschikker daardoor in concreto wordt belemmerd. Tot slot moet de aantasting van de wil bestaan op het ogenblijk van het legaat zelf. Alle middelen van recht zijn dienstig voor het bedoelde bewijs, zo ook getuigen en vermoedens.
Aangezien de testator steeds wordt vermoed gezond van geest te zijn op het ogenblik van het opmaken van zijn testament, zullen zij die op grond van zijn ongezondheid van geest de nietigheid van de rechtshandeling inroepen, het bewijs daarvan moeten aanbrengen.