Het eigenhandige testament is één van de drie principieel toegelaten testeervormen in het Belgische recht. Art. 970 BW bepaalt dat het testament geheel met de hand van de erflater geschreven en door hem gedagtekend en ondertekend moet zijn. Daarbij houdt men voor ogen dat elke akte die laatste wilsbeschikkingen inhoudt als een testament beschouwd kan worden, zelfs indien ze geen uitdrukkelijke toebedeling van goederen inhoudt.
De eigenhandige testamentsvorm biedt het voordeel dat het door elke rechtzoekende die kan schrijven, gebruikt kan worden, met een minimum aan wettelijke vormvoorschriften met betrekking tot het geschrift, de dagtekening en de ondertekening en zonder dat een beroep op een derde persoon gedaan wordt. Het testament bij openbare akte en het internationale testament impliceren ook analoge vereisten, maar specifiek bij het eigenhandige testament is dat deze drie vormvoorschriften door de erflater zelf dienen te worden vervuld.
Het testament – ook het eigenhandige testament – is een vormelijke akte. Elk testament moet aan de voorgeschreven vormvereisten voldoen, niet louter met het oog op zijn bewijs, maar opdat het zou bestaan (forma dat esse rei). De vormvereisten zijn voorgeschreven op straffe van nietigheid. Hoewel de basisvereisten voorgeschreven zijn ad solemnitatem en niet ad probationem, worden deze vormvereisten door de rechtspraak en de rechtsleer vaak eerder als bijkomende geldigheidswaarborgen beschouwd dan als vormvereisten sensu stricto. Dit houdt in dat men, in bepaalde gevallen waar de vorm niet volmaakt is, zal nagaan of deze de geldigheid van het testament nog waarborgt veeleer dan louter vast te stellen dat, omdat de vorm gebrekkig is, het hele testament nietig is. De rechtspraak legt bij het eigenhandige testament een zekere soepelheid aan de dag, wars van overdreven formalisme.
Over de plaats van de handtekening bij een eigenhandig testament is niets in de wet bepaald..
Dat het testament neergeschreven werd op een vel papier waarvan de onderkant niet volledig is en waarvan blijkbaar een reep papier is afgescheurd, maakt het testament niet ongeldig of nietig. De materiële drager van het eigenhandig handschrift is onbelangrijk, voor zover de voorwaarden van art. 970 BW vervuld zijn. Een testament kan worden opgesteld in de vorm van een afschrift, een huurcontract, een vestiging van een rente ten kostelozen titel, een voorstel, of in gelijk welke andere vorm indien blijkt dat de wil van de auteur van het geschrift erin bestond op die manier een definitieve beschikking van laatste wil te realiseren en de overige vereisten voorgeschreven door art. 970 BW vervuld zijn.
Dat het testament door de verbalisanten en door de verweerders omschreven werd als een “afscheidsbrief”, speelt hierbij geen enkele rol. Niet zelden aanvaardt men een testament dat in briefvorm is opgesteld. Dit is het geval indien deze brief door de auteur zelf als testament beschouwd werd en hij de intentie had zijn laatste wil in de brief neer te pennen, wat in deze casus duidelijk het geval is. Wijlen de heer D.T. heeft in de afscheidsbrief zijn laatste wil neergeschreven en hij heeft vervolgens zelfmoord gepleegd.
Het staat inderdaad vast dat er geen datering in de afscheidsbrief aanwezig is, maar dit hoeft niet te leiden tot de conclusie dat het voorgelegde eigenhandige testament nietig is. Een niet-gedateerd testament kan immers toch rechtsgeldig zijn als het tijdstip van het opmaken van het testament én door intrinsieke en extrinsieke elementen in zekere mate kan worden gesitueerd in de tijd én er met betrekking tot het desbetreffende testament geen probleem van volgorde van testamenten of hetzij ongezondheid van geest, hetzij onbekwaamheid van de erflater aan de orde is