Cassatie 08 februari 2021, NjW 2021, 541 met
Samenvatting:
Een tegenstrijdigheid tussen het motiverend en het beschikkend gedeelte van een beslissing kan aanleiding geven tot verbetering wanneer uit het geheel van de elementen die de rechter in aanmerking kan nemen in het raam van een procedure tot verbetering duidelijk blijkt dat die tegenstrijdigheid op een kennelijke verschrijving berust.
Tekst arrest:
V.B.,
eiseres,
tegen
RIJKSDIENST VOOR ARBEIDSVOORZIENING, met zetel te 1000 Brussel, Keizerslaan 7, ingeschreven bij de KBO onder het nummer 0206.737.484,
verweerder.
I. RECHTSPLEGING VOOR HET HOF
Het cassatieberoep is gericht tegen het arrest van het arbeidshof te Antwerpen, afdeling Antwerpen, van 26 december 2019.
Sectievoorzitter Koen Mestdagh heeft verslag uitgebracht.
Advocaat-generaal Henri Vanderlinden heeft geconcludeerd.
II. CASSATIEMIDDELEN
De eiseres voert in haar verzoekschrift dat aan dit arrest is gehecht, twee middelen aan.
III. BESLISSING VAN HET HOF
Beoordeling
Tweede middel
1. Krachtens artikel 794, eerste lid, Gerechtelijk Wetboek kan de rechter te allen tijde, ambtshalve of op verzoek van een partij, elke kennelijke verschrijving verbeteren in een door hem gewezen beslissing of een beslissing die naar hem verwezen is, zonder evenwel de in die beslissing bevestigde rechten uit te breiden, te beperken of te wijzigen.
Het tweede lid van voormeld artikel bepaalt dat de verbetering steun vindt in de wet, het dossier van de rechtspleging of de stavingsstukken die werden voorgelegd aan de rechter die de te verbeteren beslissing heeft uitgesproken.
2. Een tegenstrijdigheid tussen het motiverend en het beschikkend gedeelte van een beslissing kan aanleiding geven tot verbetering wanneer uit het geheel van de elementen die de rechter in aanmerking kan nemen in het raam van een procedure tot verbetering duidelijk blijkt dat die tegenstrijdigheid op een kennelijke verschrijving berust.
3. Uit de stukken waarop het Hof acht kan slaan, blijkt dat:
- de verweerder op 23 januari 2017 heeft beslist om de eiseres met ingang van 30 januari 2017 uit te sluiten van het recht op uitkeringen als tijdelijk werkloze wegens medische overmacht, op grond dat: "Uit het onderzoek is gebleken dat u definitief ongeschikt bent voor de overeengekomen functie bij Aldi NV. Indien de werknemer definitief ongeschikt is voor de overeengekomen functie is er sprake van beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht (...). De werknemer kan eventueel recht hebben op uitkeringen als volledige werkloze, op voorwaarde dat de partijen een einde stellen aan de arbeidsovereenkomst (...)";
- de eerste rechters in het verbeterde vonnis van 14 november 2018 oordelen dat de eiseres "definitief ongeschikt is voor de overeengekomen functie van medewerkster verkoop bij de NV Aldi", waarna zij in het beschikkend gedeelte de vordering van de eiseres gegrond verklaren, de administratieve beslissing van de verweerder vernietigen en de verweerder veroordelen tot betaling van de uit deze vernietiging voortspruitende achterstallige werkloosheidsuitkeringen, te vermeerderen met de interest;
- de eerste rechters in het verbeterende vonnis van 27 maart 2019 oordelen dat het beschikkend gedeelte van het verbeterde vonnis "dient verbeterd en gelezen te worden als de vordering ontvankelijk doch ongegrond te verklaren en de administratieve beslissing ter kennis gebracht op 23.01.2017 te bevestigen" en "voor recht te zeggen dat [de eiseres] definitief ongeschikt is voor de overeengekomen functie van medewerkster verkoop bij de NV Aldi (...)".
4. Uit de het loutere oordeel in het verbeterde vonnis dat de eiseres definitief ongeschikt is voor de overeengekomen functie, volgt niet kennelijk dat de eerste rechters ook oordelen dat er sprake is van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens overmacht zodat de eiseres uitgesloten dient te worden van het recht op uitkeringen als tijdelijk werkloze maar eventueel recht kan hebben op uitkeringen als volledig werkloze als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd.
De appelrechters die niettemin oordelen dat het voor de hand ligt dat de eerste rechters in het verbeterde vonnis de administratieve beslissing van de verweerder hebben willen bevestigen maar dat zij door een kennelijke verschrijving in het beschikkend gedeelte van dat vonnis hebben geoordeeld dat de vordering van de eiseres gegrond was en de administratieve beslissing van de verweerder diende vernietigd te worden, verantwoorden hun beslissing dat de eerste rechters hun vonnis van 14 november 2018 wettig hebben verbeterd niet naar recht.
Het middel is gegrond.
Kosten
5. Overeenkomstig artikel 1017, tweede lid, Gerechtelijk Wetboek dient de verweerder te worden veroordeeld tot de kosten.
Dictum
Het Hof,
Vernietigt het bestreden arrest.
Beveelt dat van dit arrest melding zal worden gemaakt op de kant van het vernietigde arrest.
Veroordeelt de verweerder tot de kosten.
Bepaalt de kosten voor de verweerder op 490,21 euro en op de som van 20 euro ten gunste van het Begrotingsfonds voor de juridische tweedelijnsbijstand.
Verwijst de zaak naar het arbeidshof te Gent.
Dit arrest is gewezen te Brussel door het Hof van Cassatie, derde kamer