Een akte moet worden geacht geheel in de taal van de rechtspleging te zijn gesteld wanneer alle vermeldingen, vereist voor de regelmatigheid ervan, in die taal zijn gesteld.
Krachtens art. 702, 1o, Ger. W. dient het exploot van dagvaarding op straffe van nietigheid «de naam, de voornaam en de woonplaats van de eiser» te vermelden. Deze bepaling wordt gepreciseerd voor rechtspersonen in art. 703, tweede lid, Ger. W. Om van hun identiteit te doen blijken in de dagvaarding en in elke akte van rechtspleging is het voldoende hun benaming, hun rechtskarakter en hun maatschappelijke zetel op te geven.
Art. 40, eerste lid, van de Taalwet Gerechtszaken bepaalt dat de voornoemde regel is voorgeschreven op straffe van nietigheid en dat deze ambtshalve door de rechter wordt uitgesproken.
De nietigheidsregeling van de artikelen 860 tot 867 Ger. W. kan enkel worden toegepast op de miskenning van regels betreffende de vorm van proceshandelingen en vindt bijgevolg geen toepassing op de miskenning van regels die onder de rechterlijke organisatie ressorteren
De materie van het gebruik der talen in gerechtszaken maakt deel uit van de regels van rechterlijke organisatie en valt bijgevolg volledig buiten het toepassingsveld van art. 860 e.v. Ger. W.
De nietigheid van art. 40, eerste lid, van de Taalwet Gerechtszaken is dus een nietigheid die in voorkomend geval ambtshalve moet worden voorgedragen en niets te maken heeft met de concepten belangenschade en normdoel, bedoeld in art. 861 en 867 Ger. W.
De absolute nietigheid betreft zowel de vorm als de inhoud van de volledige akte en is niet beperkt tot de delen weergegeven in een andere taal dan die van de rechtspleging
opmerking:
Artikel 5 van de Potpourri VI-wet, dat het artikel 40 van de Taalwet Gerechtszaken wijzigde, werd vernietigd door het grondwettelijk Hof op 19 december 2019. Dit heeft als gevolg dat voortaan de absolute nietigheid van processtukken die de Taalwet Gerechtszaken schenden, terug de regel wordt.