De subsidiariteit van het gerechtelijk deskundigenonderzoek geeft de rechter een proces-economische richtlijn, op grond waarvan hij slechts een gerechtelijk deskundigenonderzoek kan bevelen zo dit strikt noodzakelijk is om het geschil te beslechten. Een expertise brengt immers aanzienlijke kosten mee en vertraagt de procedure.
Een deskundigenonderzoek is een onderzoeksmaatregel, maar geen bewijsmiddel, waarop de partijen subjectieve rechten kunnen claimen. De rechter oordeelt immers soeverein over de opportuniteit van een onderzoeksmaatregel mits het eruit voortvloeiende bewijs o.a. wettig is en dat hij het recht op bewijs niet miskent.
Het recht op bewijs wordt niet miskend indien de partijen of een van hen tekortschieten aan hun bewijs(voorzorgs)plichten of andere aspecten van de partijwerkzaamheid.
Het beginsel van de partijwerkzaamheid houdt o.a. in dat partijen zelf het nodige moeten doen om onderzoeksmaatregelen zo veel als mogelijk overbodig te maken. Slechts bij strikte bewijsnood of indien de rechter dit zelf noodzakelijk acht moeten onderzoeksmaatregelen worden bevolen.
Een partij heeft een stelplicht en libelleringslast (die precies voortvloeit uit het beginsel van de partijwerkzaamheid)
De rechter kan oordelen dat er geen dienstige reden bestaat om een deskundigenonderzoek te bevelen.
Krachtens artikel 962, lid 1 Ger.W. kan de rechter weigeren om een deskundig onderzoek te bevelen wanneer de eiser zijn vordering tot deskundigenonderzoek op geen enkel gegeven grondt dat de in de vordering aangevoerde feiten aannemelijk kan maken of geen dienstige reden bestaat om die maatregel te bevelen.
Het louter in vraag stellen van de wilsgeschiktheid van de erflater zonder meer kan een vraag tot deskundigenonderzoek – en dus ook de hieraan voorafgaande mededeling van medische gegevens – niet rechtvaardigen wanneer een partij geen feitelijke gegevens aanreiken die van aard zijn dit verzoek te ondersteunen.