Het Hof zegt voor recht :
1. Artikel 41bis van het Strafwetboek 1867,schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre, in criminele en correctionele zaken, wanneer de wet op het feit een vrijheidsstraf en een geldboete stelt, of een van die straffen alleen, het de omvang van de geldboete voor rechtspersonen steeds baseert op de vrijheidsstraf, ook wanneer voor natuurlijke personen de mogelijkheid bestaat om niet de vrijheidsstraf, doch enkel een geldboete op te leggen.
2. Artikel 41bis van het Strafwetboek 1867, juncto artikel 181, § 1, van het Sociaal Strafwetboek, schendt niet de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, in zoverre voor rechtspersonen een geconverteerde vrijheidsstraf moet worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, terwijl voor natuurlijke personen enkel de geldboete die de betrokken strafbepaling op het misdrijf stelt, moet worden vermenigvuldigd met het aantal betrokken werknemers, onafhankelijk van de vrijheidsstraf.
Artikel 41bis Sw 1867 regelt de omzetting van straffen voor natuurlijke personen naar straffen toepasselijk op rechtspersonen. Het artikel 41bis Sw. laat niet toe om de gevangenisstraf buiten beschouwing te laten en enkel rekening te houden met de geldboete waarin de strafbepaling voorziet.
De omvang van de geldboete is voor rechtspersonen gebaseerd op de vrijheidsstraf. Dit belet de strafrechter ten aanzien van rechtspersonen de door de strafbepaling geboden alternatieve bestraffingsmogelijkheden volwaardig toe te passen.
Dit kan vervelend lijken, maar er kan niet voorbijgegaan aan de feitelijke onmogelijkheid om aan een rechtspersoon een vrijheidsstraf op te leggen en de noodzaak die hieruit voortvloeit om in een conversiemechanisme te voorzien.
De minimum en maximumstraffen die de strafrechter kan opleggen na toepassing van het conversiemechanisme liggen ver uiteen en laten aldus voldoende keuzevrijheid aan de rechter.
De vermenigvuldiging van de geldboete met het aantal betrokken werknemers in het sociaal strafrecht is erop gericht de straf aan te passen aan de ernst van de feiten en de gevolgen ervan. Het aantal betrokken personen is een indicatie van de financiële draagkracht van de rechtspersoon. De wetgever heeft vermeden dat de geldboete astronomische hoogtes zou bereiken door de vermenigvuldigingsfactor te beperken tot maximaal honderd. De vermenigvuldigde boete mag dus ten hoogste het honderdvoud van de maximumgeldboete bedragen. Op basis van deze vaststellingen besluit het Hof dat het onderscheid in behandeling van natuurlijke personen en rechtspersonen redelijk verantwoord is.
Let wel nieuwe regeling met afschaffing decumul in het strafwetboek 2024. zie www.elfri.be - Artikel - Strafrechtelijke verantwoordelijkheid rechtspersonen met wijziging Sw 2024