Hoewel de brandstofleverancier als zodanig niet verantwoordelijk is voor de degelijkheid van de brandstoftank van zijn klant, noch voor de conformiteit van die tank met de wettelijke en reglementaire bepalingen, kan het leveren van brandstof in een gebrekkige en niet-reglementaire tank van zijn klant in voorkomend geval, afhankelijk van de omstandigheden, worden beschouwd als het deponeren van een verontreinigende vloeistof op een plaats vanwaar ze door een natuurlijk verschijnsel in de openbare wateren of riolen kan terechtkomen, in de zin als bedoeld in art. 2 van de wet van 26 maart 1971.
Dit zal met name het geval zijn wanneer, een professionele brandstofleverancier redelijkerwijze moest weten en voorzien dat de tank van zijn klant dermate gebrekkig is dat de mogelijkheid bestaat dat de geleverde brandstof zelfs zonder een menselijke tussenkomst, d.w.z. door de loutere werking van een natuurlijk verschijnsel, zou kunnen wegvloeien en aldus in de openbare wateren of riolen kan terechtkomen.
Een eigenaar van een tank kan zich niet beroepen op zijn onwetendheid noch op enige vorm van overmacht of een vreemde oorzaak. De eigenaar van een stookolietank dient immers te weten of zijn tank al dan niet reglementair is. Hij dient te weten dat bij gebrek hieraan dat het gevaar op lekkage ook zonder een menselijke tussenkomst hierdoor reëel wordt, waardoor er stookolie in de openbare wateren of riolen kan terechtkomen.
Art. 2 van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging viseert niet alleen het illegaal lozen van verontreinigende stoffen in de openbare wateren of de openbare riool, maar ook het deponeren van vloeistoffen op een plaats vanwaar ze door een natuurlijk verschijnsel in de openbare wateren of riolen kunnen terechtkomen.
Ook de onrechtstreekse lozing wordt bestraft waarbij die stookolie door een accidentele gebeurtenis uit de tank wegvloeit in een afvoerputje en zo via de riool in de oppervlaktewaters verontreinigt (cf. art. 1, vierde lid, van de wet van 26 maart 1971).Dit blijft deponeren van vloeistoffen op een plaats vanwaar ze door een natuurlijk verschijnsel in de openbare wateren of riolen kunnen terechtkomen. Zulks geldt niet als een verontreiniging «door een natuurlijk verschijnsel».
Met een «natuurlijk verschijnsel» in de zin van de voormelde bepaling wordt immers de natuurlijke oorzaak bedoeld waardoor de gewraakte stoffen, zonder menselijke tussenkomst, in het oppervlaktewater of in de openbare riolen kunnen terechtkomen. Het louter loskomen van de rubberen peilslang van haar bevestigingspunt is geen natuurlijk verschijnsel.