Artikel 4(11) AVG omschrijft de toestemming als "elke vrije, specifieke, geïnformeerde en ondubbelzinnige wilsuiting waarmee de betrokkene door middel van een verklaring of een ondubbelzinnige actieve handeling hem betreffende verwerking van persoonsgegevens aanvaardt".
De toestemming moet geïnformeerd zijn. De persoon die toestemming geeft, moet begrijpen waarvoor en waartoe hij toestemming geeft. Dit is slechts mogelijk voor zover de verwerkingsverantwoordelijke de betrokkene vooraf informeert. Deze informatie moet volledig zijn, helder en geformuleerd in een begrijpelijke taal zodat de betrokkene met kennis van zake kan beslissen. De rechtbank stelt vast dat het formulier dat geïntimeerde liet ondertekenen slechts vermeldt dat de toestemming noodzakelijk is in het kader van een controle op eigendommen in het buitenland.
Slechts in geval van een voldoende geïnformeerde huurder kan de verkregen toestemming, dit is de wilsuiting waarmee de verwerking van persoonsgegevens wordt aanvaard, als voldoende vrij beschouwd worden.
De rechtbank moet aftoetsen of aan alle voorwaarden is voldaan en dat aan de betrokkenen werkelijk de vrije keuze wordt gelaten om te accepteren of te weigeren zoals vereist door de AVG. Deze regelgeving dwingt de verwerker van persoonsgegeven om bijzonder zorgvuldig te werk te gaan bij het bekomen van een vrije toestemming gelet op de wanverhouding die bestaat tussen de sociale verhuurder, die zware sancties kan treffen ten aanzien van een huurder, en de sociale huurder, die deze zware sancties moet ondergaan.
De vermelding in het toestemmingsformulier:
"Niet medewerking aan dit onderzoek zal beschouwd worden als obstructie op de controle van de regelgeving die W. A. cvba als sociale huisvestingsmaatschappij verplicht is te doen."
is geen onschuldige vermelding in het document, die betekenisloos blijft voor de sociale huurder. Met een dergelijke clausule wil de sociale verhuurder in duidelijke bewoordingen laten verstaan dat het weigeren om toe te stemmen nadelige gevolgen kan hebben. Deze bepaling is bewust in het formulier geschreven om op dwingende wijze de indruk te geven aan ieder redelijk persoon die zich in dezelfde concrete omstandigheden bevindt, dat hij geen werkelijke keuze heeft en dat het weigeren van de gevraagde toestemming voor hem niet zonder gevolg zal blijven. Deze bepaling moet immers gelezen worden in het licht van de voormelde wanverhouding die bestaat tussen de sociale huurder en de sociale verhuurder.
Er is geen sprake van vrije toestemming wanneer het ondertekenen van het document beschouwd wordt als een huurdersverplichting en dat het weigeren dit te doen een ernstige wanprestatie uitmaakt die moet gesanctioneerd worden met de ontbinding van de huurovereenkomst en een schadevergoeding.
In dit geval is toestemming tot het vermogensonderzoek derhalve niet geldig tot stand gekomen.
Een onwettig of onregelmatig verkregen bewijs is slechts ongeldig en dient bijgevolg te worden uitgesloten als bewijselement, indien
(i) ofwel de naleving van de betrokken vormvoorwaarden wordt voorgeschreven op straffe van nietigheid,
(ii) ofwel de begane onregelmatigheid de betrouwbaarheid van het bewijs heeft aangetast,
(iii) ofwel het gebruik van het bewijs in strijd is met het recht op een eerlijk proces.
Onregelmatigheden waardoor geen op straffe van nietigheid voorgeschreven vormvoorwaarde wordt overtreden en die evenmin voldoen aan de overige voormelde voorwaarden, worden niet uit het debat geweerd. Dat geldt voor alle onregelmatigheden, ongeacht of zij een inbreuk inhouden op een verdragsrechteljk of grondwettelijk gewaarborgd recht.
Behoudens wanneer de wet uitdrukkelijk anders bepaalt, staat het de rechter de toelaatbaarheid van een onrechtmatig verkregen bewijs te beoordelen in het licht van de artikelen 6 EVRM en 14 IVBPR, rekening houdende met de elementen van de zaak in haar geheel genomen, inbegrepen de wijze waarop het bewijs verkregen werd en de omstandigheden waarin die onrechtmatigheid werd begaan.
Een dergelijk bewijs, behoudens het geval van miskenning van een op straffe van nietigheid voorgeschreven vorm, mag alleen worden geweerd wanneer de bewijsverkrijging is aangetast door een gebrek waardoor de betrouwbaarheid ervan wegvalt of waardoor het recht op een eerlijk proces in gevaar wordt gebracht (vgl. Cass. 10 maart 2008, S.07.0073.N).
Geen van de verdragsrechtelijke of grondwettelijke bepalingen die het recht op privacy en eerbiediging van het privéleven waarborgen, bevatten een uitdrukkelijke nietigheid als sanctie bij de schending van de voorwaarden ervan. De omstandigheid dat die voorwaarden worden gesanctioneerd, doet hieraan geen u afbreuk.
De onregelmatigheid in de toestemming tot onderzoek tast de betrouwbaarheid van het bewijs niet aan, wanneer de sociale huurders onmiddellijk en spontaan toegegeven dat zij ionroerende eigendom hebben.
De rechtbank kan dan ook besluiten dat het gebruik van het bewijs niet in strijd is met hun recht op een eerlijk proces.
De rechtbank kan bij een beoordeling ook rekening met alle omstandigheden van de zaak:
1) de aard en de finaliteit van het sociaal huurstelsel dat een belangrijk instrument vormt in de verwezenlijking van het grondrecht op wonen voor de meest woonbehoeftigen. Door effectief kwaliteitsvolle en betaalbare woningen met gemeenschapsgeld ter beschikking te stellen van diegenen die niet op eigen kracht kunnen voorzien in hun huisvestingsbehoeften, wordt een behoorlijke huisvesting van deze mensen mogelijk gemaakt.
Bij de uitwerking van het sociaal huurstelsel dienden door de regelgever keuzes gemaakt te worden. De voorraad sociale huurwoningen en publieke middelen is immers niet onbeperkt. Via voorwaarden op het vlak van inkomen en onroerend bezit wil de regelgever bereiken dat de instroom in de sociale huur beperkt wordt en dat aan bepaalde doelgroepen binnen de algemene doelgroep voorrang wordt toegekend bij de toewijzing van een sociale woning. Beperkingen zijn nodig, daar een te ruime toegang tot het sociaal huurstelsel nefast zou zijn voor het grondrecht op wonen van de meest woon behoeftigen;
2) de vaststelling dat hieruit volgt dat het verstrekken van persoonsgegevens noodzakelijk is in het licht van de specifieke dienst die geïntimeerde, in het algemeen belang, verleent;
3) de vaststelling dat er op de sociale huurder zelf een actieve en onmiddellijke meldingsplicht rustte in het geval zij een woning of een perceel bestemd voor woningbouw in (volle) eigendom verwierven , dat - indien spontaan nageleefd - de concrete verwerking van persoonsgegevens waarvoor toestemming werd gevraagd overbodig maakte;
4) de noodzaak van het verwerken van de persoonsgegevens van de sociale huurder bij het onderzoek naar het voldoen aan de voorwaarden en de verplichtingen van de regelgeving met betrekking tot de sociale huur;
5) de weerslag op het (individuele) recht van appellanten dat door de overschreden norm wordt beschermd ten overstaan van de bescherming van het algemeen belang dat werd nagestreefd door geïntimeerde.
Hieruit kan de rechtbank afleiden dat het belang dat wordt nagestreefd door de sociale verhuurder de ernst van de door haar begane onrechtmatigheid overstijgt.
De overtuigingsstukken van de sociale verhuurder dienen in dit geval derhalve niet uit de debatten geweerd.
Artikel 95, §1 van de Vlaamse Wooncode bakent woonbehoeftigheidsvoorwaarden af via een inkomensgrens en een verbod op bepaald onroerend bezit (zie ook artikel 93, §1 van de Vlaamse Wooncode en artikel 3 en 14 van het Kaderbesluit Sociale huur).
Krachtens artikel 96, §1 van de Vlaamse Wooncode moeten ook tijdens de hele duur van de sociale huurovereenkomst de voorwaarden over onroerend bezit vervuld blijven.
Krachtens artikel 98, § 3, 1° van de Vlaamse Wooncode kan de verhuurder de huurovereenkomst opzeggen indien de huurder van een sociale huurwoning niet meer voldoet aan de voorwaarden gesteld overeenkomstig artikel 96, § 1 van de Vlaamse Wooncode. De opzeggingstermijn bedraagt in dat geval zes maanden.
Een sociale huurder mag, samen met zijn gezinsleden, geen woning of perceel, bestemd voor woningbouw, volledig of gedeeltelijk in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik hebben. De voorwaarden inzake onroerend bezit gelden zowel voor woningen en percelen in binnen- als in buitenland.
Indien blijkt dat minstens 1 gezinslid in die zin onroerend vermogen heeft kan tot opzegging van de overeenkomst met een opzeggingstermijn van zes maanden worden overgaan.
Artikel 38, derde lid van het Kaderbesluit Sociale huur.
Deze bepaling luidt:
"Met behoud van de toepassing van artikel 52, § 2, heft de huurder uitsluitend recht op de sociale korting, vermeld in artikel 47, als hij alle noodzakelijke informatie aan de verhuurder bezorgt en die in formatie niet frauduleus is. De verhuurder kan de toegekende korting ten allen tijde terugvorderen als blijkt dat dit niet het geval is geweest."
De sociale huurder heeft een actieve en onmiddellijke meldingsplicht indien hij een woning of een perceel bestemd voor woningbouw, volledig in volle eigendom verwerft.
Op basis van artikel 38 van het Kaderbesluit betaalt de huurder als huurprijs de basishuurprijs verminderd met de sociale korting die bestaat uit een aanpassing van de basishuurprijs op basis van het inkomen van de huurder, zijn gezinssamenstelling, de patrimoniumkorting en de energiecorrectie. De sociale huurprijs garandeert de betaalbaarheid van sociale huurwoningen voor de huishoudens die onvoldoende middelen hebben om zelf hun huisvesting te regelen op de private huurmarkt.
Indien de huurder aan de verhuurder niet alle noodzakelijke informatie bezorgt of hem frauduleuze informatie bezorgt, heeft de verhuurder de mogelijkheid om de sociale korting terug te vorderen voor het verleden. Het verwerven volledig in volle eigendom van een woning in het binnen- of buitenland door de huurder, valt onder de noodzakelijke informatie zoals vervat in artikel 38, derde lid van het Kaderbesluit.
Het is onverantwoord om publieke middelen aan te wenden voor een tegemoetkoming in de woonkosten van personen die hierop geen recht hebben.
Wanneer de sociale huurder niet meer voldoet aan de voorwaarde inzake onroerend bezit komt deze ook niet meer in aanmerking om met de schaarse publieke middelen ondersteund te worden in diens huisvesting en is terugvordering van de sociale korting dan ook gegrond.
Een uitstel van betaling kan worden gevorderd.