Doden met het oogmerk om te doden wordt doodslag genoemd.
De misdaad van doodslag, zoals omschreven in artikel 393 van het Strafwetboek, bestaat uit een moreel bestanddeel, met name het oogmerk om te doden, en een materieel bestanddeel, met name het feit te doden, de daad waardoor andermans leven wordt ontnomen.
Volgens artikel 393 Strafwetboek is doodslag doden met het oogmerk om te doden. Artikel 401, eerste lid Strafwetboek bestraft het opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen, zonder het oogmerk om te doden, maar die toch de dood veroorzaken. Het is het oogmerk om te doden dat toelaat het onderscheid te maken tussen de door artikelen 393 en 401, eerste lid Strafwetboek bedoelde misdrijven.
Het oogmerk om te doden is aanwezig, indien blijkt dat de dader de dood van het slachtoffer heeft beoogd dan wel dat die dood door hem werd aanvaard als een mogelijkheid of een onvermijdelijk gevolg van de door hem vrijwillig gestelde daden.
Uit het (mogelijks) besef dat een feit (slag) de dood kan veroorzaken, blijkt niet dat de dader de dood heeft aanvaard. Hieruit volgt niet dat de dader de dood van het slachtoffer als een mogelijk dan wel onvermijdelijk gevolg van de door hem toegebrachte geweldplegingen heeft aanvaard.
Een stomp craniocerebraal trauma met massieve subdurale hersenbloeding als gevolg van de impact sluiten een val uit het bed uit. Dergelijke slagen voorafgegaan door het grijpen van het slachtoffer bij de keel en de verklaring dat alles moet stoppen, wijzen op een opzet om te doden door het toedienen van slagen met de wetenschap dat deze de dood konden veroorzaken.
Volgens artikel 393 Strafwetboek is doodslag doden met het oogmerk om te doden. Artikel 401, eerste lid Strafwetboek bestraft het opzettelijk toebrengen van slagen of verwondingen, zonder het oogmerk om te doden, maar die toch de dood veroorzaken. Het is het oogmerk om te doden dat toelaat het onderscheid te maken tussen de door artikelen 399 en 401, eerste lid Strafwetboek bedoelde misdrijven.