Bij een stelsel tot scheiding van goederen wordt de vermogensrechtelijke situatie van de echtgenoten in de eerste plaats beheerst door hun huwelijkscontract, de (oude) artikelen 1466-1469 BW en het primaire huwelijksstelsel. Subsidiair speelt het algemene recht.
Een stelsel tot zuivere scheiding van goederen kent als zodanig geen gemeenschap. Dit belet de echtgenoten echter niet een onverdeeldheid tot stand te brengen. Bij (de betwistingen aangaande) de vereffening-verdeling van deze onverdeeldheid, zoals in casu, spelen aldus het huwelijkscontract, de (oude) artikelen 1466-1469 BW, het primaire huwelijksstelsel (inz. art. 221 BW) en subsidiair het algemene recht (inz. art. 577-2 BW). De vergoedingsregelingen van het wettelijke (gemeenschaps)stelsel spelen in de regel niet.
Elke gehuwde is krachtens artikel 221 BW verplicht tot proportionele bijdrage in de lasten van het huwelijk. Deze bijdrageverplichting is geijkt op de draagkracht of de bijdragecapaciteit van elke echtgenoot: de echtgenoten moeten in deze lasten evenredig bijdragen, rekening houdende met de omvang van de inkomsten en de materiële mogelijkheden. Een huwelijkscontract (tot scheiding van goederen) kan aan deze verplichte huwelijkse solidariteit als zodanig geen afbreuk doen.
Deze bijdrage gebeurt in beginsel in natura, wat niet noodzakelijk betekent dat zij in geld moet gebeuren. De bijdrage kan ook worden volbracht door materiële en morele prestaties (zoals bijv. huishoudelijke arbeid, inzet bij de opvoeding van de kinderen).
Het gegeven dat de partijen zijn gehuwd onder een huwelijksvermogensstelsel tot scheiding van goederen sluit als zodanig niet uit dat de verarmde echtgenoot de rechtsgrond van de ongerechtvaardigde verrijking kan inroepen teneinde van de verrijkte echtgenoot rechtzetting van een vermogensverschuiving te bekomen, inzonderheid indien die rechtzetting slaat op een vermogensverschuiving die de facto kan worden losgemaakt van hun huwelijks- en gezinsverplichtingen .
De wil bij het sluiten van het huwelijkscontract en de bewuste keuze voor het stelsel tot scheiding van goederen omvatten geen afstand van een gebeurlijke rechtzetting van een vermogensverschuiving die als zodanig losstaat van de huwelijks- en gezinsverplichtingen.
Een huwelijkscontract tot (zuivere) scheiding is met andere woorden geen vrijbrief voor niet-regulariseerbare vermogensverschuivingen tussen de echtgenoten en nog minder een absoluut scherm tegen eender welke vordering tot rechtzetting van een vermogensverschuiving buiten de eigenlijke huwelijks- en gezinsverplichtingen. Onverkort stellen dat er voor de rechtsgrond van de ongerechtvaardigde verrijking geen ruimte is voor met scheiding van goederen gehuwde koppels, gaat niet op.
De bijdrageplicht krachtens artikel 221 BW is proportioneel en evenredig en kan deze ook worden volbracht door materiële en morele prestaties zoals huishoudelijke arbeid, zorg en inzet bij de opvoeding van de kinderen.