Wanneer de delibererende klassenraad en/of de leerkrachten van de onderwijsinstelling een contractuele wanprestatie begaat in oorzakelijk verband met de schade kan aanspraak gemaakt worden op vergoeding. De bewijslast van deze contractuele wanprestatie, van vergoedbare schade en van causaal verband tussen beide, rust bij de eiser tot schadevergoeding.. Deze bewijslast, die rechtsfeiten betreft ken geleverd middels alle middelen van recht, getuigen en feitelijke vermoedens inbegrepen.
Na vaststelling dat een leerling op meerdere vakken een onvoldoende haalt oordelen dat de leerling geen kans had om te slagen in het volgende schooljaar te kunnen slagen en op basis van deze overweging een C-attest af te leveren, maakt geen contractuele wanprestatie uit.
De omstandigheid dat door de Raad van State in haar opeenvolgende beslissingen toch telkens opnieuw voor schorsing werd geopteerd en uiteindelijk zelfs werd beslist om de delibererende klassenraad te verplichten tot het afleveren van een A-attest, kan daaraan geen afbreuk doen. Dit geldt alleen maar des te meer omdat het niet de taak is van de Raad van State om zijn eigen opvattingen over het al dan niet slagen van een leerling te substitueren aan die van de op dat vlak autonome beroepscommissie, doch enkel om na te gaan of die commissie, binnen de grenzen van haar beoordelingsvrijheid, regelmatig tot haar beslissing is kunnen komen
Een onderwijsinstelling kan een fout begaan door een leerling onvoldoende (individueel) te begeleiden. Wanneer deze tekortkoming wordt ingeroepen kan zij slechts aanleiding geven tot schadevergoeding mits voorafgaande ingebrekestelling.
Bij artikel 1146 BW wordt voorgeschreven dat schadevergoeding eerst dan verschuldigd is wanneer de schuldenaar in gebreke is zijn verbintenis na te komen. Artikel 1139 BW luidt dat de schuldenaar in gebreke wordt gesteld, hetzij door een aanmaning of door een andere daarmee gelijkstaande akte, hetzij door de overeenkomst zelf, wanneer deze bepaalt dat de schuldenaar zal in gebreke zijn zonder dat enige akte nodig is en door het enkel verschijnen van de vervaltijd.
Conform deze wetsbepalingen is de voorafgaande ingebrekestelling van de schuldenaar een essentiële voorwaarde voor contractuele aansprakelijkheid. De ingebrekestelling is in beginsel steeds voorafgaand vereist om de nakoming van een verbintenis te kunnen vorderen. De eis van een voorafgaande ingebrekestelling beantwoordt aan een algemeen rechtsbeginsel en geldt ongeacht de aard van de sanctie die de schuldeiser beoogt.
Bij ontstentenis van ingebrekestelling blijft de verbintenis weliswaar voortbestaan, maar is haar afdwingbaarheid geneutraliseerd. De schuldeiser kan tot de schuldenaar geen verwijt richten met betrekking tot de schade die hij heeft geleden zolang geen ingebrekestelling is gebeurd. Enkel zijn eigen inactiviteit ligt aan de basis van die toestand.