De rechtspraak van de Commissie voor de onwerkzame voorlopige hechtenis met betrekking tot de procedureregels
is als volgt vastgelegd (bron: Commissie voor de onwerkzame voorlopige hechtenis :
1. Aard van de vergoeding
Artikel 28 van de wet van 13 maart 1973 verleent de verzoeker geen subjectief recht op schadevergoeding (Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F ; zie G.- F. Raneri, « L’indemnisation en cas de détention préventive inopérante et l’ordre public », noot onder Commissie onwerkzame voorlopige hechtenis, 6 juni 2006, J. T., 2006, p. 816 en 817).
2. Algemene criteria
In de loop van het bestudeerde tijdvak heeft de Commissie, met de klassieke formule, eraan herinnerd dat de bij artikel 28 van de wet van 13 maart 1973 bepaalde vergoeding geen schadevergoeding is in de zin van artikel 1382 van het Burgerlijk Wetboek en dat het bedrag van de vergoeding billijk moet worden vastgesteld, rekening houdend met alle omstandigheden van openbaar en privaat belang (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F ; C Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242.N ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 276F ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 289F ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 292F ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 300F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F ; Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312 F ; Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 320F. Idem voor de Nederlandse afdeling, zie bijv. : Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219.N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 206N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N. Uitsluitend voor de eerste opvatting : Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F. Uitsluitend voor de tweede opvatting : Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 261N ; Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR nr. 259N ; Comm. onwerkzame VH, 23 juni 2008, AR 258N ; Comm. onwerkzame VH, 9 juin 2008, AR 257N ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 252N ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 238N ; Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N ; Comm. onwerkzame VH, 18 oktober 2007, AR 245N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 243N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 237N; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 217N; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 215N ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 212N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 207N), met betrekking tot de onwerkzame voorlopige hechtenis (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 261F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F).
De Commissie heeft uitdrukkelijk aangegeven dat het criterium van de billijkheid en het criterium van de omstandigheden van openbaar en privaat belang, zowel voor de materiële als voor de morele schade gelden (Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F).
In verschillende beslissingen beperkt de Commissie zich ertoe om de klassieke formule volledig of gedeeltelijk over te nemen om het bedrag van de vergoeding te "rechtvaardigen" (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 320F ; Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 258N, voor de morele schade) ; Comm. onwerkzame VH, 23 juni 2008, AR 258N ; Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 257N (voor de morele schade) ; Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 255N (voor de morele schade) ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 252N (voor de morele schade) ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 238N (voor de morele schade); Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 300F ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 243N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 237N ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 292F ; Comm. onwerkzame VH, 19 februari 2007, AR 232N ; Comm. onwerkzame VH, 19 februari 2007, AR 231N ; Comm. onwerkzame VH, 17 mei 2005, AR 265F. Zie ook de Nederlandse afdeling : Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 241N (voor de morele schade) ; Comm. onwerkzame VH, 19 december 2006, AR 230N ; Comm. onwerkzame VH, 19 december 2006, AR 229N (voor de materiële schade) ; Comm. onwerkzame VH, 19 december 2006, AR 228N ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 221N ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N (voor de morele schade); Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 215N (voor de morele schade) ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 206N). In een paar beslissingen verantwoordt zij met geen enkele reden het bedrag van de vergoeding (Comm. onwerkzame VH, 7 november 2006, AR 225N d.d. ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 220N ; Comm. onwerkzame VH, 31 januari 2006, AR 214N).
Vaak neemt de Commisie in het dictum het bedrag van de vergoeding over, dat voor haar niet wordt betwist (voorbeelden : Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 276F ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 207N), vaak ook niet (voorbeelden : Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 278F ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 212N).
3. Onherstelbare schade
A. Zwartwerk
Voor de Commissie is het verlies van inkomsten uit zwartwerk niet vergoedbaar. Idem voor de bedrijfswinst, met personeel waarvan een groot deel „in het zwart“ werkt (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F)4.
In een andere zaak heeft de Commissie, in haar beslissing om een vergoeding toe te kennen, rekening gehouden met het zwartwerk van de verzoeker, naast zijn leeftijd op het ogenblik van de hechtenis [36 jaar], zijn gezinstoestand, zijn strafregister en zijn dubieuze contacten, voor haar beslissing dat het bij ministeriële beslissing toegekende bedrag van 175 euro volstaat om de schade te vergoeden die tijdens de voor vergoeding in aanmerking komende hechtenisperiode van 7 dagen, is geleden (25 euro/dag, aard van de schade niet gepreciseerd in de beslissing) (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 321F).
B. Interesten
“Van toekenning van wettelijke interesten is geen sprake in de voormelde wet van 13 maart 1973” (Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F).
In een zaak waar de bodemrechter hem, zonder interest, de borgtocht teruggaf, eiste de verzoeker interesten voor de Commissie. Oordeel van de Commissie : vermits artikel 28, § 1, van de wet van 13 maart 1973 geen vergoeding beoogt van schade die door een fout is veroorzaakt, is er volgens de Commissie van beroep geen grond tot toekenning van vergoedende of gerechtelijke rente (Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 252.N).
C. Door een derde geleden schade
Houden geen verband met het oogmerk van de wet van 13 maart 1973, de toekenning van een vergoeding voor :
• de morele schade die de kinderen van de verzoeker hebben geleden (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F) of diens echtgenote (Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 255N ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F) ;
• de schade door de negatieve gevolgen van de voorlopige hechtenis voor de eer van zijn familie (Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F) ;
• “de morele schade van de familie” (Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F) ;
• de schade wegens “het diepe trauma” dat anderen dan de verzoekster hebben ondergaan, of door de “tegenslag” van haar echtgenoot op professioneel vlak (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F) ;
• de financiële schade in hoofde van de echtgenote van de verzoeker door de sluiting van haar handelszaak (zie Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204).
In één geval wordt niettemin voor de morele schade ook rekening gehouden met de weerslag die een hechtenis heeft op de gezondheidstoestand van een naaste van verzoeker, in casu de echtgenote (zie Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 20.N).
Deze problematiek moet ook met twee andere beslissingen van de Commissie worden vergeleken. In een zaak waar de destijds aangehouden persoon was overleden, werd door de weduwe en de dochter, in de hoedanigheid van rechtverkrijgenden, bij de minister een verzoek ingediend ; de weduwe heeft in eigen naam een tweede verzoekschrift ingediend. Idem, in hoger beroep, voor de Commissie, waar het beroep alleen de omvang van de morele schade betrof.
Op dezelfde dag werden twee identieke beslissingen gewezen waarbij een vergoeding werd toegekend (Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N; Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 250N).
D. Media
Tijdens de besproken periode verschilt de rechtspraak van de Commissie naargelang de taal waarin de beslissing geveld werd.
Volgens de beslissingen die de Commissie in het Frans heeft genomen vallen niet onder de wet van 13 maart 1973 :
• de houding van de media en de noodzaak om zich door een advocaat te laten "verdedigen" door de mediatisering van de zaak (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F) ;
• “de opstelling van de journalisten, van de kranten of de media na de invrijheidstelling van de verzoeker” (Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F) ;
• “de houding van de kranten of van de media” (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312 F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; zie ook Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F : de Commissie wijst er daarenboven op dat de verzoekster de mediatisering niet bewijst, evenmin als de schade die de verzoekster ten gevolge daarvan zou hebben geleden (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F) of het lijden dat eruit voortvloeit (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312 F).
In een beslissing van 6 juni 2006 heeft de Commissie evenwel rekening gehouden met “de mediatisering van de hechtenis door de overheidsorganen”, voor de morele schade (Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F).
Op ruimere wijze werd in de beslissingen die de Commissie in het Nederlands heeft genomen rekening gehouden met de ruchtbaarheid die aan de zaak werd gegeven ( Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N) en preciseert zij vaak uitdrukkelijk dat die ruchtbaarheid aan de media ligt (Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N ; Comm. onwerkzame VH, 18 oktober 2007, AR 245.N).
Na de geanalyseerde periode heeft de Commissie een beslissing die de Commissie in het Frans heeft getroffen zich aangesloten bij haar Nederlandstalige rechtspraak dat voor de vergoeding van de schade van verzoeker, moreel en materieel vermengd, er rekening wordt gehouden met de ruchtbaarheid die aan de hechtenis in de media werd gegeven (Comm. onwerkzame VH, 12 januari 2010, AR 339F).
E. Eerder geleden schade en/of schade die geen verband houdt met de hechtenis
Vallen niet onder de wet :
• « de duur van het gerechtelijk onderzoek tijdens welke men niet van zijn vrijheid is beroofd » (Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F) en, ruimer, de duur van de « rechtspleging » tijdens welke men niet van zijn vrijheid is beroofd (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F) ;
• de oproeping van de verzoeker als getuige voor het bodemgerecht (Comm. onwerkzame VH, 6 juin 2006, AR 280F) ;
• de voorafgaande « verzegeling » van het handelspand die geen verband houdt met de vrijheidsberoving. De verzoeker heeft overigens een verzoekschrift ingediend tot opheffing van het beslag, vóór zijn vrijheidsberoving die een aanvang nam op 5 januari, verzoekschrift dat door de onderzoeksrechter is verworpen omdat de verzoeker geen benadeelde persoon is (beschikking van 20 december 1999) alsook door de kamer van inbeschuldigingstelling, omdat de verzoeker niet bevoegd is om de vennootschap te vertegenwoordigen (arrest van 3 februari 2000) (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F) ;
• beweerde vernielingen door de politie tijdens de huiszoeking (zie Comm. onwerkzame VH, AR nr. 255N d.d. 9 juni 2008).
4. Materiële schade
De materiële schade stemt in wezen overeen met het inkomstenverlies en andere beroepsschade. Het inkomstenverlies moet berekend worden op grond van het vermoede verlies geleden ingevolge de hechtenis. Dit verlies kan geraamd worden op grond van de duur van de hechtenis en van de repercussie van die hechtenis op de concrete beroepsactiviteit van verzoeker (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 212N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 207N ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 217N ; Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 261N).
Voor de vaststelling van het bedrag van de vergoeding heeft de Commissie aldus rekening gehouden met het inkomstenverlies zoals dat blijkt uit de voorgelegde loonfiches (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312F. Zie ook Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 215N), met het inkomstenverlies tijdens de hechtenisperiode alsook met de nettobedragen van de eindejaarspremie en het vakantiegeld, prorata temporis, (Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F). Andere beslissingen vergoeden het feitelijk geleden inkomstenverlies (bijvoorbeeld : Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 303F).
Nog een andere zaak verdient aandacht : verzoeker bracht een attest van tewerkstelling in de horecasector voor, doch voerde geen concreet bewijs van zijn inkomstenverlies aan. De commissie kende hem een vergoeding toe van 1.000 EUR in billijkheid (Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005 AR 207N).
Deze rechtspraak kan men vergelijken met een recentere zaak : wat betreft de materiële schade bracht verzoeker een loonbriefje voor. In de maand volgend op zijn vrijspraak was verzoeker terug aan het werk zodat geredelijk kan worden aangenomen dat de verzoeker ook tijdens de periode van de hechtenis verder zou gewerkt hebben indien hij niet van zijn vrijheid benomen was. Het aangevoerde loonverlies levert volgens de commissie evenwel geen netto-verlies op omdat gedurende de hechtenis in verzoekers’ onderhoud werd voorzien. Er werd een som van 9.500 EUR ex aequo et bono toegekend (Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 261N ).
De Commissie heeft ook rekening gehouden met het bedrag van de werkloosheidsuitkering op het ogenblik van zijn aanhouding (Comm., 22 maart 2005, AR 26 1 F : in deze zaak bedraag de werkloosheidsuitkering 15,87 per dag en heeft de Commissie, voor de raming van de morele schade, verklaard rekening te houden met het gerechtelijk verleden. Zij kent een vergoeding toe voor zowel de materiële als de morele schade : 25 euro per dag opsluiting, i.e. 1.000 euro ; zie ook Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F ).
Wanneer de verzoeker zich beroept op een verlies aan werkloosheidsuitkering, dan wijst de Nederlandse afdeling van de Commissie van beroep erop dat dit geen significant nettoverlies oplevert, omdat gedurende de hechtenis in het onderhoud van verzoeker werd voorzien (zie Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N).
Meestal wordt dan wel een globale vergoeding toegekend (zie Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N ; Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 259N ; Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 261N). De Commissie heeft eveneens beslist dat het ontslag van verzoeker te wijten was aan zijn hechtenis. Vanaf zijn invrijheidstelling ontving verzoeker een werkloosheidsuitkering van 250 EUR/maand. De Commissie omschreef het door de minister toegekende bedrag van 250 EUR voor materiële schade als ontoereikend en kende een bedrag toe voor materiële schade van 500 EUR (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 212N).
Voor een verzoeker die op het moment van zijn aanhouding werkloos en reeds gedurende één jaar geschorst was, werd geen vergoeding voor inkomstenverlies toegekend (zie Comm. onwerkzame VH, 9mei 2005, AR 206N).
Bij wijze van materiële schade is eveneens rekening gehouden met de medische en farmaceutische onkosten (Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F) en met de psychotherapeutische onkosten die nauw verbonden zijn met de hechtenis (Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F).
In een beslissing van 14 maart 2006 weigert de Commissie de vergoeding voor neuropsychiatrische onkosten, nadat zij erop heeft gewezen “dat de verzoeker verklaart geen cijfers te kunnen overleggen van de onkosten die door de feiten zijn veroorzaakt, maar gewag maakt van psychologische problemen die de voormelde onkosten hebben veroorzaakt ( ... ) “ en dat “tussen de door de verzoeker voorgelegde kwitanties kwijtingen, één ervan betrekking heeft op een neuropsychiatrische consultatie ( ... ) van vóór de voorlopige hechtenis” (Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F).
Vaak verwerpt de Commissie de vergoeding van de materiële schade (of één van de schadeposten), wegens gebrek aan bewijs (Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 257N ; Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 255N ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 252N ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 238.N ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 243.N ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 285F ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283F ; Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 278F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F ; Comm. onwerkzame VH, 31 januari 2006, AR 214N ; Comm. onwerkzame VH, 17 mei 2005, AR 265F ; Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F. Zie ook de Nederlandse afdeling bijvoorbeeld Comm. onwerkzame VH, 18 oktober 2007, AR 245N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 241N ; Comm. onwerkzame VH, 7 november 2006, AR 225.N ; Comm. onwerkzame VH, 7 november 2006, AR 223N ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 221N. Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 220N ; Comm. onwerkzame VH, 31 januari 2006, AR 211N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N).
Het gebrek aan bewijs heeft vaak uitdrukkelijk betrekking op het oorzakelijk verband tussen de aangevoerde schade en de ondergane hechtenis : gebrek aan voldoende bewijs van « het verband tussen de hechtenis van de verzoeker en de tandartsonkosten » (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F), gebrek aan bewijs dat « de sociale en fiscale schulden van de verzoeker hun oorzaak vinden in de ondergane hechtenis » (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F), gebrek aan bewijs van het oorzakelijk verband tussen de lichamelijke letsels die slechts na de vrijlating van de verzoeker zijn opgedoken en de opsluiting (Comm., 25 september 2007, AR 295F), gebrek aan voldoende bewijs van het oorzakelijk verband tussen de hechtenis en het verbreken van de huurovereenkomst (Comm. onwerkzame VH, 6 oktober 2008, AR 261N).
In een beslissing van 22 maart 2005 heeft de Commissie de aanvraag verworpen tot vergoeding van de morele schade, niet alleen wegens het gebrek aan bewijs, maar ook wegens het feit dat de verzoeker geen onderscheid maakt tussen de materiële schade die door de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid is geleden waarvan hij zaakvoerder is en die welke hij in eigen naam heeft geleden (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F).
Zoals hoger aangehaald kan er geen vergoeding worden toegekend voor schade geleden door de echtgenoot van verzoeker, noch voor beweerde vernielingen door de politie tijdens de huiszoeking (zie Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 255N). Ook voor de financiële schade in hoofde van de echtgenote van de verzoeker door de sluiting van haar handelszaak wordt geen vergoeding toegekend (zie Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N). In een beslissing van 25 september 2007 heeft de Commissie de vergoeding uitgesloten van de eventuele schade door het “ verlies van een appartement “, want die schade “ vloeit, volgens de verklaringen van de verzoeker zelf, voort uit de gedraging van zijn ex-vrouw”, waarbij de Commissie vaststelt dat het bestaan zelf van de schade overigens niet bewezen is (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F).
In een beslissing van 6 juni 2006 beslist de Commissie dat de onderwijsschade niet bewezen is, want “uit het verzoek en de bijlagen ervan blijkt, dat de verzoeker op het ogenblik van de hechtenis ouder was dan achttien jaar doch slechts in het vierde jaar secundair onderwijs zat, dat hij tijdens de eerste drie onderwijsperiodes, alsook tijdens de eerste examenperiode, op verschillende vakken een onvoldoende haalde en dat hij in andere vakken nipt boven de helft zat”
(Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 276F ; voor een ander aangevoerd geval van onderwijsschade, dat evenwel niet bewezen werd geacht wegens het gebrek aan bewijs van het oorzakelijk verband tussen die schade en de ondergane hechtenis : Comm. onwerkzame VH, 23 juni 2008, AR 258N).
In een andere beslissing van 6 juni 2006 beslist de Commissie dat “de verzoeker de promotiekansen binnen zijn carrière niet bewijst die hij in zijn verzoekschrift aanvoert, noch dat deze door de 20 hechtenisdagen werden tenietgedaan”.
De Commissie vermeldt daarentegen twee stukken die door de verzoeker zijn voorgelegd en die in tegengestelde zin gaan (intern tijdschrift van de onderneming waarin de afgevaardigd beheerder en directeur-generaal onderstreept dat hij, tijdens de hechtenis “al [zijn] vertrouwen” behoudt in de verzoeker en een brief van de werkgever, die meer dan drie maanden na de vrijlating van de verzoeker is verzonden, waarin sprake is van promotie). “
Zo is ook niet aangetoond dat de weigering om het beroep van privédetective uit te oefenen te wijten is aan de hechtenis van de verzoeker. Integendeel, in het ministerieel besluit ( ... ) van weigering, vermeldt de minister van Binnenlandse Zaken dat ( ... ) het gebrek aan aanwijzingen van schuld dat door de kamer van inbeschuldigingstelling is vastgesteld, uitsluitend verbonden is met de procedure inzake de voorlopige hechtenis ; ( ... ) er is geen grond om aanwijzingen van schuld met telastleggingen te verwarren, welke slechts na afloop van het gerechtelijk onderzoek zullen worden onderzocht, op het ogenblik dat beslist wordt om al dan niet te verwijzen” (Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F).
5. Morele schade
De morele schade wordt begroot in functie van het aantal dagen hechtenis (zie Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283 F ; Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F ), rekening houdend met de specifieke omstandigheden ten gevolge van de ondergane voorlopige hechtenis en haar nasleep (Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N ; zoals het diepe onbehagen door de opsluiting : Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F). Er wordt daarbij rekening gehouden met de aard van de ten laste gelegde feiten (zie bijvoorbeeld : Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249.N en 250) ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, RG 204N), de leeftijd van de verzoeker (zie Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312 F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249.N en 250.N ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283F ; Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F) en de ruchtbaarheid die aan de zaak werd gegeven (zie Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N ; Comm. onwerkzame VH, 18 oktober 2007, AR 245N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N ), alsook de weerslag ervan op de reputatie van de verzoeker in de gemeenschap waar hij leefde (zie Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N).
Het bestaan (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283 F : met vermelding van een veroordeling voor gelijkaardige feiten als die van onderhavig dossier) of ontbreken (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N ; Comm. onwerkzame VH, 18 oktober 2007, AR 245.N ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F ; Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F ; Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F.
Zie ook Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N) van een gerechtelijk verleden is een traditionele maatstaf voor de beoordeling van de morele schade. In een geval werd bij de afwijzing van het verzoek om een verhoging van de door de minister toegekende vergoeding voor morele schade, verwezen naar een voorafgaandelijke veroordeling van de verzoeker (zie Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 217.N). In een andere zaak diende de Commissie eveneens het positief resultaat van het persoonlijkheidsonderzoek in aanmerking te nemen (Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F).
Gewoonlijk houdt de Franse afdeling van de Commissie ook rekening met de familiale en professionele toestand van de verzoeker (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F ; Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F ; Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F) en soms alleen met de gezinssituatie (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312 F ; Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F ; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283 F).
In verschillende beslissingen stelt de Commissie vast dat de morele schade, de schade die iedereen lijdt die van zijn zijn vrijheid wordt beroofd, niet te boven gaat (Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F; Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283 F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; zie ook Comm. onwerkzame VH, 31 januari 2006, AR 211.N : « voor morele schade wijst geen enkel gegeven op een bijzondere schade van morele aard die verzoeker zou hebben geleden »).
Andere, meer op zichzelf staande beoordelingscriteria van de morele schade zijn de hoedanigheid van bloedverwant in de opgaande lijn van de slachtoffers (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F), de pijnlijke omstandigheid dat hij ervan beschuldigd werd opzettelijke doodslag op zijn broer te hebben gepleegd (Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F) en de omstandigheid dat de hechtenis tijdelijk in België werd ondergaan « zonder enige kennis van de in dat land gesproken talen » (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F).
Het feit dat een deel van de vrijheidsberoving onder elektronisch toezicht verliep, speelt eveneens mee bij de begroting van de dagvergoeding voor de morele schade (zie Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N).
Het gegeven dat verzoekers hun woonplaats moesten verlaten naar aanleiding van de hechtenis kan de begroting van de vergoeding eveneens positief beïnvloeden (zie Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N).
In enkele beslissingen heeft de Commissie het ontbreken van morele schade of van één van de schadeposten vastgesteld (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242.N ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 292F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F).
6. Zowel materiële als morele schade
Overeenkomstig de aanvraag van bepaalde verzoekers kent de Commissie zonodig een vergoeding toe voor zowel de materiële als de morele schade (Comm. onwerkzame VH, 19 december 2006, AR 228N ; Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 287F).
In een beslissing van 5 juni 2007 (AR 289F) vermeldt de Commissie dat :
“Voor de vergoeding van de schade van de verzoeker, voor zowel de materiële als de morele schade, er grond is om met name acht te slaan op :
• de vergoeding die bij wijze van arbeidsongeval is verkregen,
• het verlies van vervangingsinkomens,
• de duur van de hechtenis [127 dagen],
• het ontbreken van een gerechtelijk verleden,
• de leeftijd van de aangehouden persoon (te dezen, geboren op 2 april 1961) [39 en 40 jaar],
• zijn gezins- en beroepssituatie, (te dezen, vrijgezel met een weinig interessante loopbaan),
• en het trauma opgelopen door zijn hechtenis.
Het trauma waarover de verzoeker zijn beklag maakt is, volgens een psychiatrisch onderzoek, in de eerste plaats het gevolg van de hold-up. De opsluiting blijkt een bijkomende factor te zijn “.
7. Kosten van verdediging
Met een ommezwaai van haar vaste rechtspraak, die nog is bevestigd bij de aanvang van het bestudeerde tijdvak (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F ; zie eveneens Comm. onwerkzame VH, 20 juin 2006, AR 274F : «de noodzaak van ‘ verdediging’ door een advocaat, door de mediatisering van de zaak [valt] niet onder de wet van 13 maart 1973 “), oordeelt de Commissie voortaan dat de kosten van verdediging onder de wet van 13 maart 1973 vallen en dus vergoedbaar zijn (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008,
AR 303F ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N ; Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N ; Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 206N).
In een beslissing vermeldt de Commissie dat “uit de stukken van de rechtspleging blijkt dat de verzoeker tijdens zijn hechtenis door een advocaat werd bijgestaan. De verzoeker bewijst niet welk gedeelte precies van de kosten van verdediging verband houden met de voorlopige hechtenis., Voor die kosten kan hem ex aequo et bono een bedrag van 750 euro worden toegekend” (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F). In andere beslissingen heeft de Commissie vastgesteld dat “de kosten van een advocaat die verband houden met de hechtenis en de handhaving ervan, eventueel kunnen worden vergoed, doch dat ze niet met bewijzen worden gestaafd” (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312F ; Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 255N ; Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 215N).
In een beslissing van 16 december 2008 heeft de Commissie gezegd dat de wet van 21 april 2007 betreffende de verhaalbaarheid van de erelonen en de kosten verbonden aan de bijstand van een advocaat, niet toepasselijk is voor de Commissie (Comm. onwerkzame VH, 16 december 2008, AR 321F).
8. Publicatie
Met toepassing van artikel 28, § 5, laatste lid, van de wet van 13 maart 1973, wordt de beslissing van de Commissie,op verzoek van de betrokkenen, gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad, zonder dat het uittreksel het bedrag van het toegekende bedrag mag vermelden. De kosten van publicatie zijn ten laste van de Schatkist.
De Commissie heeft aldus, op vraag van de verzoeker, de publicatie van een uittreksel van haar beslissing bevolen, in de mening dat dergelijke publicatie van aard is om billijk de schade die door de verzoeker is geleden te vergoeden (Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F ; zie in dezelfde zin, zonder vermelding van billijkheid : Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F). In een beslissing heeft de Commissie “ het verzoek tot publicatie van een uittreksel van de beslissing in het Belgisch Staatsblad niet ingewilligd”, zonder motivering (Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F).
9. Splitsing van de hechtenis
Soms oordeelt de Commisie van beroep dat een gedeelte van de periode van hechtenis in aanmerking komt voor vergoeding bij gebreke aan een persoonlijke gedraging van de verzoeker (zie Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 220N ; Comm. onwerkzame VH, 7 november 2006, AR 223N ; Comm. onwerkzame VH, 19 december 2006, AR 230N). Dit is o.m. het geval wanneer er vanaf een bepaalde datum geen nuttige onderzoeksdaden meer werden gesteld (zie Comm. onwerkzame VH, 31 januari 2006, AR 211N ; Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 241N ; Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 238N ; zie eveneens Comm. onwerkzame VH, 9 juni 2008, AR 255N).
In een zaak kende de Commissie voor een deel van de hechtenis een vergoeding toe omdat de handhaving van de hechtenis tijdens deze periode, te wijten aan het feit dat verzoeker de borgsom niet betaalde, niet kan worden aanzien als een hechtenis te wijten aan de persoonlijke gedraging van verzoeker in de zin van artikel 28 § 1 van de wet van 13 maart 1973 (Comm. onwerkzame VH, 31 januari 2006, AR 214N).
In een andere zaak heeft de Commissie beslist dat de hechtenis, na de invrijheidsstelling onder voorwaarden mits betaling van een borgsom, niet te wijten is aan de persoonlijke gedraging van verzoekster (Comm. onwerkzame VH, 3 maart 2008, AR 252N).
Soms wordt bij de Commissie een beroep aanhangig gemaakt tegen een ministeriële beslissing die de hechtenis heeft gesplitst en is zij op dat punt dus gebonden voor de hechtenisperiode die door de minister in aanmerking is genomen als niet aan de eigen gedraging van de verzoeker te wijten. (zie bijvoorbeeld : Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F).
10. Bedrag
Het bedrag van de vergoeding dat voor de schade wordt toegekend, varieert uiteraard naargelang de feitelijke omstandigheden.
De Franse afdeling van de Commissie kent meestal een vergoeding toe die schommelt tussen 50 en 65 euro per dag : 50 euro in drie dossiers (Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 303F (51,61euro) ; Comm. onwerkzame VH, 17 oktober 2006, AR 286F (49,46 euro) ; Comm. onwerkzame VH, 17 mei 2005, AR 265F) , 60 euro in twee dossiers (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 294F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 268F) en 65 euro in twee andere (Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 274F ; Comm. onwerkzame VH, 14 maart 2006, AR 275F).
De hoogste dagvergoeding die werd toegekend bedroeg 500 euro (Comm. onwerkzame VH, 6 juni 2006, AR 280F), gevolgd door 100 euro (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 262-264F), 78 euros (Comm. onwerkzame VH, 10 juni 2008, AR 312F) en 70 euro (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 295F).
De laagste vergoedingen bedragen 30 euro (Comm. onwerkzame VH, 20 februari 2007, AR 283F) en 35 euro (Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 300F).
De Nederlandse afdeling van de Commissie hanteert meestal een vergoeding van 40 EUR per dag voor de morele schade.
Soms wordt een lagere dagvergoeding toegekend (17,73 EUR/dag : zie Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 207N - 34,96 euro/dag : zie Comm. onwerkzame VH, 20 juni 2006, AR 219N), dan weer een hogere (bijvoorbeeld 60 euro/dag : zie Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 204N en 206N - 95,87 euro/dag : zie Comm. onwerkzame VH, 8 oktober 2007, AR 249N en 250N - 120 euro/dag : zie Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N).
Wij merken eveneens op dat wanneer een vergoeding voor zowel materiële als morele schade werd toegekend, de volgende dagvergoedingen werden toegekend : 333,33 euro (Comm. onwerkzame VH, 5 december 2006, AR 281F), 96,66 euro (Comm. onwerkzame VH, 5 juni 2007, AR 289F) en 25 euro (Comm. onwerkzame VH, 22 maart 2005, AR 261F).
Ten slotte valt op dat de Commissie in bepaalde beslissingen (zie bijvoorbeeld Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 305F ; Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 306F), niet uitdrukkelijk de aard van de herstelde schade (materieel of moreel) heeft vermeld.
Voor de kosten van verdediging werden de volgende bedragen vergoed :
- 750 euro : Comm. onwerkzame VH, 25 september 2007, AR 294F (voor 238 dagen onwerkdadige hechtenis);
- 800 euro : Comm. onwerkzame VH, 11 juni 2007, AR 242N (voor 34 dagen onwerkdadige hechtenis);
- 1250 euro : Comm. onwerkzame VH, 9 mei 2005, AR 206N (voor 35 dagen onwerkdadige hechtenis) en 20 juni 2006, AR 219N (voor 143 dagen onwerkdadige hechtenis);
- 2000 euro Comm. onwerkzame VH, 11 januari 2008, AR 303F (voor 155 dagen onwerkdadige hechtenis)