Overeenkomstig art. VI.83, 17o WER zijn in alle geval onrechtmatig: de bedingen in overeenkomsten (gesloten tussen ondernemingen en consumenten) die ertoe strekken het bedrag vast te leggen van de vergoeding verschuldigd door de consument die zijn verplichtingen niet nakomt, zonder in een gelijkwaardige vergoeding te voorzien ten laste van de onderneming die in gebreke blijft.
Dit artikel dient te worden gehanteerd om zowel conventionele intresten als conventionele (forfaitaire) schadebedingen te toetsen en legt een sanctie op voor het gebrek aan wederkerigheid.
Bevat de overeenkomst een forfaitair schadebeding of een clausule inzake de conventionele intresten voor het geval waarin de consument zijn (betalings)verplichtingen niet nakomt, dan moet de overeenkomst ook gelijkwaardige (maar niet identieke of mathematisch gelijke) clausules bevatten voor het geval de onderneming haar verplichting tegenover de consument niet nakomt.
Indien algemene voorwaarden een schadevergoeding voorzien bij wanprestatie van de consument is niet voldaan aan de wederkerigheidsvoorwaarde wanneer de voorwaarden niet voorzien in een vergoeding die aan de consument toekomt wanneer de onderneming haar verplichtingen niet nakomt. Indien hieraan niet is voldaan is het schadebeding onrechtmatig en kan de onderneming op dit beding geen beroep doen.
Wanneer niet is voldaan aan het wederkerigheids- en gelijkwaardigheidsvereiste, zijn de betalingsvoorwaarden (verboden en) dienen deze nietig te worden verklaard (desnoods bij verstek) met toepassing van art. VI.84, § 1 WER. De nietigheid van deze bedingen tast de geldigheid van de rest van de overeenkomst niet aan, als de overeenkomst ook zonder de betalingsvoorwaarden kan voortbestaan (zie ook art. VI.84, § 1 WER).
Op reële aanmaningskosten is Art. VI. 83, 17 o WER niet van toepassing. Een beding die werkelijke herinneringskosten in rekening brengt is geen schadebeding maar een beding dat een werkelijke kost in rekening brengt wanneer mag aangenomen dat de aangerekende kosten overeenstemmen met de werkelijke kosten (personeel, opvolging, brief, portkosten, e.d.m.)..
Art. VI.83, 24o WER verbiedt bovendien bedingen die in een duidelijk bovenmatige schadevergoeding voorzien. Vergoedingen die kennelijk hoger liggen dan de reëel geleden schade en geenszins in verhouding staan tot de kostprijs van de dienst zijn strijdig met deze bepaling. Zo is de aanrekening van een bijkomende vergoeding van 15 euro aanrekenen op een retributie van 25 euro een buitensporige en niet toekenbare verhoging met 60%).
Art. 806 Ger.W. bepaalt dat de rechter bij verstek de eis moet inwilligen, tenzij wanneer deze in strijd is met de openbare orde of de goede zeden, met inbegrip van de rechtsregels die de rechter krachtens de wet ambtshalve kan toepassen.
Het Europees Hof van Justitie heeft in een recent arrest het volgende bevestigd: «Richtlijn 93/13/EEG van de Raad van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten moet aldus worden uitgelegd dat een nationale rechter die uitspraak doet bij verstek en die op grond van de nationale procedureregels bevoegd is ambtshalve na te gaan of het beding waarop de vordering is gebaseerd, in strijd is met de nationale regels van openbare orde, ertoe gehouden is ambtshalve na te gaan of de overeenkomst waarin dat beding is opgenomen binnen de werkingssfeer van die richtlijn valt en in voorkomend geval, of dat beding eventueel oneerlijk is (art. 2, c), van richtlijn 93/113/EEG van de Raad van 5 april 1993) (HvJ, nr. C-147/16, 17 mei 2018 (VZW Karel de Grote Hogeschool Katholieke Hogeschool Antwerpen t/ Susan Romy Jozef Kuijpers).
Hieruit volgt dat de regels inzake oneerlijke bedingen gelijkwaardig zijn aan bepalingen van nationale openbare orde, zodat de rechter ook bij verstek verplicht is om ambtshalve na te gaan
1) of de regels inzake oneerlijke bedingen van toepassing zijn;
2) of de bedingen waarop de onderneming zich beroept al dan niet onrechtmatig zijn en
3) er in voorkomend geval voor te zorgen dat een onrechtmatig beding de consument niet bindt.
Voor de beoordeling van het onrechtmatig karakter van een beding dienen overeenkomstig art. VI 82 WER alle omstandigheden m.b.t. het sluiten van de overeenkomst, alsmede alle andere bedingen van de overeenkomst of van een andere overeenkomst waarvan deze afhankelijk is, op het moment waarop de overeenkomst is gesloten in aanmerking te worden genomen, rekening houdende met de aard van de producten waarop de overeenkomst betrekking heeft