Samenvatting
De sanctie van schuldenaarsverklaring is voorzien zowel bij bewarend beslag onder derden (art. 1456 Ger.W.) als bij uitvoerend beslag onder derden (art. 1542, eerste lid Ger.W.). De juridische aard van de gebondenheid van de derde die "schuldenaar" wordt verklaard, is een vorm van wettelijke solidariteit als private sanctie. Door zijn schuldenaarsverklaring is de derde gehouden tot dezelfde schuld en op dezelfde wijze als de beslagene. De derde wordt als schuldenaar toegevoegd, niet subsidiair maar in dezelfde rang.
Uit de artikelen 1452, 1456 en 1542 Ger.W. blijkt niet dat voor een schuldenaarsverklaring vereist is dat de beslagene effectief een schuldvordering heeft op de derde-beslagene. De derde-beslagene is immers gehouden ook te melden dat hij geen schuldenaar (meer) is van de beslagen schuldenaar. De omstandigheid dat de derde beslagene zelf geen schuldenaar was van de beslagen debiteur, impliceert niet dat zij geen schuldenaar kan worden verklaard.
De schuldenaarsverklaring wordt uitgesproken wanneer er sprake is van fraude, collusie en in gevallen van onverschoonbare onzorgvuldigheid, maar de sanctie is niet tot deze gevallen beperkt. Bij een vastgestelde inbreuk op de verklaringsplicht, moet de sanctie in principe worden opgelegd en kan de rechter enkel besluiten tot het niet-opleggen van de sanctie wanneer de omstandigheden van de zaak het rechtvaardigen.
Bij de toepassing van de sanctie van schuldenaarsverklaring heeft de beslagrechter immers een zekere beoordelingsmacht. De sanctie van de schuldenaarsverklaring is een facultatieve sanctie, zoals blijkt uit de formulering ervan ("kan") en bovendien beschikt de rechter over een matigingsrecht ("geheel of ten dele").
De rechter oordeelt in feite, op onaantastbare wijze, of de sanctie bepaald in de artikelen 1456 en 1542 Ger.W. al dan niet dient te worden toegepast en zo ja, in welke mate.
Uit de artikelen 1456 en 1542 Ger.W. volgt dat de beslagrechter over een beoordelings- en matigingsbevoegdheid beschikt en dat hij in uitzonderlijke omstandigheden kan beslissen, ook al heeft de derde-beslagene geen of geen tijdige verklaring afgelegd, hetzij deze sanctie niet op te leggen, hetzij deze te matigen
Hij kan rekening houden met de omstandigheden, zoals de verschoonbaarheid van het verzuim, de afwezigheid van enig opzet, de hoedanigheid van partijen, de vertrouwdheid met het derdenbeslag.
3.10. De sanctie van de schuldenaarsverklaring heeft geen indemnitair karakter. Zij strekt er niet toe beweerde schade te vergoeden die de beslagleggende schuldeiser lijdt ten gevolge van het verzuim van de derde-beslagene, maar enkel de derde-beslagene te sanctioneren voor zijn verzuim. De omvang van de veroordeling van de derde-beslagene is niet afhankelijk van de schade van de beslaglegger.
De afwezigheid van schade is dan ook geen beletsel voor het uitspreken van de sanctie. Om die reden moet de sanctie ook niet beperkt blijven tot het bedrag van de schuldvordering van de debiteur op de derde-beslagene, d.w.z. tot het voorwerp van het beslag, maar kan zij uitgebreid worden tot de oorzaken van het beslag.
De afwezigheid van schade kan wel een element zijn waarmee rekening kan worden gehouden bij de uitoefening van het matigingsrecht.
De sanctie moet dus worden opgelegd telkens de handelwijze van de derde-beslagene ertoe strekt de figuur van het derdenbeslag te frustreren. Bij een vastgestelde inbreuk moet de sanctie in principe worden opgelegd. De rechter kan enkel besluiten tot het niet opleggen van de sanctie wanneer de omstandigheden van de zaak het rechtvaardigen.
Aangezien het gaat om een resultaatsverbintenis, kan enkel overmacht de derde-beslagene exonereren. Aan de verdere concrete omstandigheden van het geval kan vervolgens voldoende recht worden gedaan bij de uitoefening van het matigingsrecht.
Wanneer het verzuim om de verklaring van derde beslagene af te leggen het gevolg is van een gebrekkig functioneren van een personeelslid, maakt deze nalatigheid van deze bediende geen overmacht uit in hoofde van de derde beslagene. De fouten van een werknemer zijn immers toerekenbaar aan de werkgever en kunnen op zichzelf voor de werkgever in beginsel geen vreemde oorzaak, toeval of overmacht uitmaken in hoofde van de werkgever.
Een fout, weze het nalatigheid van een werknemer van de derde beslagene inzake een verklaring van derde beslagene houdt in hoofde van de derde beslagene evenwel geen opzet, collusie of kwade trouw in bij het verzuim om een verklaring van derde beslagene af te leggen.
Te dezen heeft de belslaglegger de beslagene evenmin opnieuw in gebreke gesteld toen deze verklaring uitbleef. Zij heeft integendeel in verschillende dossiers lastens andere debiteurs, waar eveneens een verklaring was uitgebleven na derdenbeslag ingevolge dezelfde disfunctie in de administratie, vorderingen tot schuldenaarsverklaring ingesteld lastens deze derde beslagene.
In uitvoerige overwegingen heeft het hof van beroep te Brussel in deze andere zaken reeds beslist dat de specifieke omstandigheden rechtvaardigen dat aan de derde-beslagene geen sanctie wordt opgelegd.
De handelwijze van appellante strekte er naar het oordeel van het hof geenszins toe de figuur van het derdenbeslag te frustreren en de pas na de opeenvolgende beslagen vastgestelde nalatigheid van haar aangestelde, die vervolgens is ontslagen, wijst niet op een schuldig verzuim.
Los van het feit dat er daartoe geen verplichting rustte op de geïntimeerde, stelt het hof vast dat de geïntimeerde, alvorens tot dagvaarding in schuldenaarsverklaring over te gaan, geen ingebrekestelling heeft overgemaakt aan appellante, waardoor de nalatigheid van haar aangestelde mogelijks ontdekt had kunnen worden en de verklaring vooralsnog (weze het gebeurlijk laattijdig) had kunnen overgemaakt worden.
Rekening houden met de concrete omstandigheden van de zaak, acht het hof het hof het aangewezen om de sanctie van de schuldenaarsverklaring te matigen.